
e-Waregem was voor een keer minder ernstig en stapte met andere media mee in het volksgebruik verzenderkensdag dat zegt :
de laatste van maart en de eerste van april
zendt men de zotten waar men wil
Er kwam dus gisteren 1 april 2008 geen gespecialiseerd team om met helikopterbeelden enkele geplande ingrijpende Waregemse projecten een duwtje in de rug te geven
Het gebruik om op 1 april iemand bij de neus te nemen is in de loop van de laatste decennia wat verloren gegaan. In feite bestond de grap erin dat een kleine, een onnozele bloed of een lichtgelovige om een belachelijke boodschap bij een buurman werd gestuurd, onder het voorwendsel dat men iets niet in huis had en dat men ervan overtuigd was dat de buurman of de winkelier het wel zou hebben. Deze gewoonte moet vroeger zowat overal en in alle standen van de maatschappij gangbaar zijn geweest, maar in de loop van de 19e eeuw begon die al af te nemen. Guido Gezelle schrijft in 1866 (Rond den Heerd, 1e jg., p.137): "Een dingen is zeeker: 't is dat dat gebruik van voor Christus geheel de wereld door verspreid is, of was liever, want het sterft uit."
Men stuurde de lichtgelovige om de meest onmogelijke en belachelijke zaken. Het meest klassieke was dat men de persoon in kwestie om aprilzaad stuurde of om een aantal onvindbare zaadsoorten, scharen en andere zaken.
Naar een metselaar om een kasseischaar of een mortelvork.
Naar een kleermaker om knoopsgaten.
Naar een gareelmaker om een muizengareel of om een muizenbril.
Naar een schilder om verfzaad.
Naar een apotheker om olie van muizenbenen, om muggentetjes of om gestampte muggenteentjes.
Naar de apotheker om 'een flesje van 't zelfde'.
Meestal gaf men dan de naïeveling een gestopte fles mee, waarin men een wind had gelaten. Het resultaat bij de apotheker laat zich gemakkelijk raden.
Naar het café om de 'wrange' van de biljart of om zweet van de achterdeur.
Naar de boer om een palingschaar, om een patattenzeef of om borstelzaad, nagelzaad, blokzaad, pollepelzaad of kasseizaad.
Naar de kruidenier om vierkante 'rondetjes'.
Met bovenstaande grappen kon je natuurlijk goedgelovige kinderen strikken, maar men bedacht ook enkele minder doorzichtige fratsen voor volwassenen. Zo werd je met het ernstigste gezicht van de wereld verzocht om iets te gaan vragen of te gaan mededelen bij een buur. Men liet je bijvoorbeeld iemand uitnodigen op een denkbeeldig feestmaal of men liet je valse geruchten (zoals het fictieve overlijden van een bekende persoon) rondstrooien.
Een oude Vlaams-folkloristische uitleg over het woord "aprilvis" kunnen we ondermeer al vinden in het "Brussels Tijdschrift" uit 1847. Daarin staat te lezen dat het de gewoonte is om brave burgers op 1 april weg te zenden "om den zogenaamden aprilvisch" te gaan halen. 1 April valt bijna altijd in de vasten en dan is vis uiteraard het gemene voedsel. Men zond dan degene waarmee men de spot wou drijven weg om voor de maaltijd van de dag een aprilvis te gaan halen, het is te zeggen een vis die in April geboren zou moeten zijn. Al is het altijd al moeilijk om de leeftijd van een vis te bepalen, ge kunt U wel indenken dat het lachwekkend is om al op den 1sten April naar een "aprilvis" te vragen. De eerste visverkoper zond de aprilgek dan door naar een tweede, enz...
Later wijzigde men de boodschappen, maar de naam of de uitdrukking iemand een aprilvis bakken zou gebleven zijn. In werkelijkheid gold er echter een visverbod vanaf de paartijd, die wettelijk vastgesteld was vanaf de eerste lentedag: dus visverbod voor alle zoetwatervis vanaf 21 maart en vermoedelijk moet daar de reden gezocht worden waarom er in wezen geen "aprilvis" kon (lees: "mocht") gevangen worden.
Veel later kwam de kartonnen of papieren aprilvis, stiekem op de rug gespeld of geplakt of stuurde men elkaar een postkaart met de afbeelding erop van een aprilvis, meestal zonder afzender te geven, of met een vraagteken of raadseltje zoals "Raadt eens"