In mijn standpunt van april 2010 had ik het over de Babylonische spraakverwarring welke onbewust ontstaat bij het gebruik van bepaalde begrippen waarvan nogal uiteenlopende, onduidelijke of verwarrende omschrijvingen over bestaan. Dat is onder meer het geval met woorden als gelijkheid en gelijkwaardigheid. Twee totaal verschillende begrippen, en waar nochtans het eerste vaak gebruikt wordt in de bedoeling van het tweede. Het gelijkheidsbeginsel is een algemeen, in heel wat internationale verdragen vastgelegd, principe dat iedere burger (wettelijk) gelijke rechten en een gelijke behandeling in gelijke gevallen toekent. Het beginsel betreft niet de ‘gelijkheid van iedere mens, dan wel de ‘gelijke behandeling’ ervan, ongeacht godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid, of burgerlijke staat.
Er is een hemelsbreed verschil tussen gelijkheid (gelijke behandeling) en gelijkwaardigheid (een gelijke waardebeoordeling) Waar men bij een gelijke behandeling van mensen, onafhankelijk van hun mogelijkheden en middelen, bekomt men uiteraard dikwijls een verschillend resultaat. zo kan men de verbuikersprijs voor een bepaalde dienst of produkt voor iedereen hetzelfde bepalen, en is er dus sprake van gelijke behandeling. Het resultaat is echter dat die zelfde kostprijs voor iemand met een laag inkomen zwaarder weegt dan bij diegene met een hoger inkomen. In sommige gevallen is het zelfs zo dat het gezien ontoereikende middelen, het helemaal niet kan aanschaffen. Je behandelt in dat geval iedereen wel gelijk voor wat de prijs betreft, maar ongelijk wat de aanschafdruk of -mogelijkheid aangaat. Voor wat dat betreft is er dus sprake van ongelijke behandeling.
Een ‘gelijkwaardige’ behandeling gaat er van uit dat je iedereen dezelfde waarde toebedeeld, hetzij door er voor te zorgen dat men dezelfde mogelijkheden en middelen heeft, hetzij door er voor te zorgen dat men de aanschafprijs afhankelijk maakt van de voorhanden zijn de mogelijkheden en middelen, zodat de ‘aanschafdruk’ voor iedereen gelijk is.
Linkse politieke partijen, waaronder vooral de Vlaamse sociaaldemocraten, hebbend e mond vol van ‘gelijkheid’, meer specifiek,’ de lat gelijk leggen’ voor iedereen. Iedereen moet de zelfde kansen krijgen, zegt men daar. So What, denk ik dan. Heeft iemand met een laag IQ dezelfde kansen als iemand met een hoog IQ als ze maar hetzelfde onderwijs met dezelfde middelen krijgen? Niet dus. Evenmin als iemand met één been een kans maakt tegenover een atleet met beide benen.Niet alleen bestaat ‘gelijkheid’ niet, een gelijke behandeling bevoordeeld altijd de ene, en discrimineert de andere. Gelijkheid is dus bedrieglijk.
Gelijkwaardigheid daarentegen is een ‘beoordeling’. Een waarde-beoordeling waarbij wij twee verschillende mensen, met al dan niet verschillende middelen en/of mogelijkheden, of prestaties, als gelijkwaardig beschouwen, ook al heeft de ene een veel groter aandeel in hetgeen onderwerp van onze beoordeling is, dan de andere.
Gelijkwaardigheid. Hèt ideaalbeeld van een maatschappij waar iedereen, wars van elke status, bezit, mogelijkheden en middelen, op gelijke voet met elkaar omgaat. Een ideaal dat, gezien de menselijke natuur, en zijn noodzaak om in een geordende maatschappij samen te leven, vrijwel utopisch klinkt. Een ideaal dat wij nooit zullen bereiken. Niet, omdat wij het niet kunnen, maar omdat wij dat niet willen.
Behalve de onderlaag van, de maatschappij, die van het ideaal blijft dromen, omdat het hen zou bevrijden van de ketens die het gebrek aan kunnen, middelen en mogelijkheden zijn, willen noch de middenklasse, noch de bovenklasse weten van een samenleving welke hen de smaak van de vruchten van hun sterkte zouden ontnemen. Vruchten die enkel ‘smaken’ als er anderen zijn die er niet kunnen van genieten.
Want macht, status, bezit, en/of wijheid hebben geen enkele zin als er geen machtelozen, statuslozen, bezitlozen en dommerikken zijn. Evenzo het helemaal niet erg zou zijn om machteloos te zijn als er geen …enz.
|