Het is niet bepaald vernieuwend om in een tijd waar het ik en het ieder voor zich, mooi vertaald in individuele ontplooiing en het opnemen van eigen verantwoordelijkheid de trend is, te pleiten voor samenhorigheid, gemeenschapszin en solidariteit.
Ook schijnt het getuigend van simplistische naïviteit, zo niet van domheid, om nog te geloven in de maakbaarheid van de maatschappij en de gelijkmatige verdeling van bezit en opbrengsten. Alle naar Marx en Engels neigende sociaaleconomische modellen als mogelijk alternatief voor de steeds individualistischer en opperplakkeriger wordende kapitalistische consumptiemaatschappij, worden opzijgeschoven als bewezen onwerkbaar en tegen de menselijke natuur in zijnde.
Kinderen worden niet meer opgevoed en voorbereid op een leven waar iedereen volgens eigen kunnen en mogelijkheden, binnen een vooraf bepaald stramien zijn rol te spelen heeft, maar via een zogenaamd aan het individu aangepaste eigen ontwikkeling, gestuurd naar een maatschappij welke meer aan de biologische natuur van de mens beantwoordt. M.a.w. Een samenlevingsvorm waar men het voorstelt alsof iedereen dezelfde kansen krijgt, maar bij gebrek aan dezelfde middelen, de macht van de sterkste ( slimste) primeert en waar (financiële en psychische) macht en status bepalend zijn voor het wel en wee van het individu.
Waar democratie in zijn oorsprong bedoeld was om de maatschappij te sturen volgens de wil van de meerderheid van het volk, nadat die gemeenschappelijke wil in overleg was bepaald, heeft men deze doelstelling ten gronde weten om te buigen om de belangen en de machtsposities van de maatschappelijk sterken en geprivilegieerden te vrijwaren. Daartoe heeft men de democratie omgevormd in een particratie om de zogenaamde gekozen vertegenwoordigers des volks te binden en te gebruiken als zetbazen van de onderscheiden partijleidingen, die op hun beurt , zo niet zelf behorend tot, dan toch afhankelijk zijn van diegenen die als gevolg van hun financiële macht en positie de werkelijke macht in handen hebben.
Het probleem met alle mogelijke maatschappijvormen, van socialisme via liberalisme tot plat kapitalisme, waarin men voor iedereen de beste bedoelingen heeft, is, dat de onderscheiden theorieën door een leidinggevende groep in de praktijk moeten worden gebracht. Een groep die bestaat uit individuen die elk in min of meerdere mate, afhankelijk van hun verkregen machtspositie te kampen hebben met hun eigen ego en drang naar meer bezit en macht. Hoe goed de controlemechanismen daar op ook zijn, door het feit dat de uitvoeringswetten steevast door de leidinggevende machthebbers zelf worden bepaald, maken dat de door hen gewenste onrechtvaardigheden, discriminaties, en bevoor- en benadelingen, via wetgeving van hun negatieve begrippen worden ontdaan. Zodoende wordt van onrechtvaardigheid 'Recht' gemaakt
In onze huidige kapitalistische consumptiemaatschappij wordt de maatschappij opgedeeld in machtigen, de burgerij, en de kansarmen . In bezit en geld vertaald: de rijke elite, de beter gegoeden en de minder bedeelden. De steeds verder doorgedreven prestatiecultuur wakkert de egoïstische reflex en drang naar steeds meer aan, ten behoeve van het te bereiken einddoel: gelukkig zijn.
De explosie van onderwijs, techniek en automatisering welke zich de afgelopen zestig jaar in het noordwestelijk halfrond van deze aarde heeft voorgedaan, heeft er voor gezorgd dat in hun eigen wereldregio de rijken en welstellenden, zowel kwalitatief als kwantitatief sterk zijn gegroeid. Ondanks lovenswaardige minieme initiatieven heeft het natuurlijke egoïsme van de mens er echter voor gezorgd dat de kloven tussen de verschillende sociale groepen in even grote mate zijn toegenomen. Van een verdeling van de verworven rijkdom met de noodleidende minder fortuinlijke samenlevingen in de rest van de wereld is er, behalve een minimum aan symbolische ontwikkelingshulp, weinig terecht gekomen.
Machtigen danken hun macht aan het bestaan van de onmacht. Bezit heeft enkel zijn nut in een omgeving waar er gebrek aan is. Wetenschap en verstand krijgen enkel zin door de onwetendheid en het gebrek aan verstand. En rijken bestaan alleen door de gratie van de armen. Aan deze wetmatigheden hebben wij enerzijds de vooruitgang, welvaartstijging en rijkdom te danken, als anderzijds de onuitroeibare oorlogen, armoede en ellende.
Misschien dat wij toch nog eens de moeite moeten doen om onbevooroordeeld Marx en Engels moeten lezen, ook al zou dat getuigen van simplistische naïviteit, of misschien wel domheid
men weet maar nooit!
|