Het voornaamste basisprincipe van democratie is dat het een staatsvorm is waar de leidinggevende macht door velen, en niet van enkelen uitgevoerd wordt. Voorstanders van een 'directe democratie' bedoelen met 'velen': iedereen die geacht wordt 'mondig' te zijn. Anderen hebben het, wegens de complexiteit van de maatschappij, meer voor een 'representatieve democratie' van een aantal gekozenen, aangewezen door de 'velen' die als mondig beschouwd worden.
Een representatieve (parlementaire) democratie zoals wij die kennen, stoelt op 1) - een wetgevende macht (parlement), waar de periodiek door het volk gekozen afgevaardigden, wetten maken of aanpassen, bij gewone of twee-derde meerderheid goedkeuren, en toezien op de uitvoering er van. 2) - een uitvoerende macht (regering) die de goedgekeurde wetten uitvoert door er de nodige uitvoeringsbesluiten voor te maken. En 3) een gerechtelijke macht die bij overtreding, betwisting of verschil in interpretatie, van de geldende wetten, een oordeel uitspreekt.
In een democratie is het volk soeverein. In een parlementaire democratie oefent het die soevereiniteit uit via zijn gekozen vertegenwoordigers. Dat is de theorie.
In de praktijk loopt dat wel enigszins anders, omdat de zogenaamde 'gekozenen des volk', afgezien dat zij in de eerste plaats door de een politieke partij zijn gekozen, niet hun eigen kiezers, dan wel hun partij zelf vertegenwoordigen. Wetten worden ingediend, na eerst door de partij zelf te zijn goedgekeurd, en dienen dan ook door alle 'gekozenen' van dezelfde partij unaniem goedgekeurd te worden. De door andere partijen ingediende wetten worden al dan niet goed of afgekeurd, al naargelang die door de partijleidingen zijn geëvalueerd. Enkel in uitzonderlijke gevallen laat een partij zijn 'vertegenwoordigers' toe om zelf te beslissen over hun ja- of nee-stem. Het gaat dan meestal over vrij onbelangrijke onderwerpen, of een gegeven waar de partij zelf geen standpunt wenst over in te nemen.
Om werkzaam te kunnen zijn, dient een regering het vertrouwen te hebben van de meerderheid der volksvertegenwoordigers (partijen). Bij het ontbreken van een partij die de meerderheid van de parlementszetels heeftj, lost men dit gemakshalve op door een overeenkomst te sluiten (regeerprogramma) tussen verschillende partijen die samen aan de gewenste parlementaire meerderheid komen.
Eens een regering gevormd waarvan de coalitiepartijen gezamenlijk op een parlementaire meerderheid kunnen bogen, wordt het parlement in de praktijk herleid tot een 'overlegorgaan' tussen- en stemmachine van- de meerderheids- en minderheidspartijen.
Om de vier (federaal) of vijf (gewestelijk) jaar, of tussentijds bij het 'vallen' van de regering en ontbinden van de kamers, wordt wij, het volk dus, naar de stembus geroepen om, via het zogenaamd kiezen van onze vertegenwoordigers, de machtsverhoudingen tussen de onderscheiden partijen te (her)bepalen. Ook al kiezen wij op kandidaat- volksvertegenwoordigers en -senatoren, toch kiezen wij, gezien de geldende particratie (partijtucht), alleen maar voor een bepaalde partij. Vanaf dan heeft 'het volk' zijn macht volledig in handen gegeven van de onderscheiden partijen die dan in functie van het door het stemmenaantal bekomen gewicht, zelf bepalen of, en met wie zij al dan niet zal (kan) een regeringsmeerderheid vormen, en wie welke minister wordt.De grondwettelijke bepaling dat de Koning na raadpleging van de voornaamste politici en zogenaamde 'gestelde lichamen' de formateur en achteraf zijn ministers aanstelt, is niets meer dan een georchestreerde show, gestuurd door de de voornaamste partijen.
In ons land kan men bij de federale verkiezing niet kiezen voor partijen uit het andere taalgebied. Doordat een werkbare regering uit partijen van beide taalgroepen dient te bestaan, worden wij in feiten, zowel in regering als parlement, voor een deel bestuurd door partijen waarvoor wij niet eens hebben kunnen kiezen, en waar wij bij de volgende verkiezing dus niet de kans krijgen om hen met onze stem, hetzij te belonen, hetzij af te straffen voor het gevoerde beleid.
Daar heden de volksvertegenwoordiging van de twee Vlaamse partijen regeringspartijen een minderheid uitmaken van de totale Vlaamse gekozenen, wil dat (naar democratische normen) zeggen dat dit land bestuurd wordt door een Vlaamse minderheid, samen met een Franstalige meerderheid. Dat dit in een land met 60 % Vlamingen en 40% Franstaligen mogelijk is een voorbeeld hoe het met onze democratie gesteld is.
Met andere woorden: onze democratie bestaat er in dat wij bij verkiezingen onze soevereine macht overdragen aan de partijen, waarvan een aantal onder hen bedisselen hoe en met wie zij de komende vier jaar op dictatoriale wijze het beleid gaan bepalen en uitvoeren. Door ons taalpartijenkiessysteem dient elke partij zich alleen tegenover een deel van het volk binnen hun eigen taalgebied te verantwoorden en hoeft het dus geen rekening te houden met diegenen uit het ander taalgebied, laat staan met het algemeen (Belgisch) belang. Daardoor ontbreekt het binnen de regeringsmeerderheid ook dikwijls aan consensus en wordt 'besturen' meer dan eens een aaneenschakeling van compromissen waarmee problemen zelden echt worden opgelost.
Het invoeren van één federale kieskring, hetzij met nationale of met regionale partijen waar men ook in andere regio's kan op stemmen, zou beter overeenstemmen met de principes van een federale staat, en zou de regionale partijen, al was het maar om electorale reden, meer nationale verantwoordelijkheidszin geven.
Hoe dan ook, in een democratie waar het volk zijn eigen leiders of regering niet kan kiezen, en zelfs niet wordt geraadpleegd over het afstaan van nationale bevoegdheden en internationale verdragen, (zie de Europese verdragen) is de democratie een leugen van zichzelf. Het feit dat het in de meeste andere 'democratische' landen er niet veel beter aan toe gaat, is daar geen verzachtende omstandigheid voor. Daar een bijkomende reden in zien voor meer of volledige Vlaamse zelfstandigheid, is de ogen sluiten voor de feitelijkheid dat juist de Vlaamse partijen met hun 'cordon sanitaire' rond het VB, alsmede hun aan de basis liggen van de invoering van de kiesdrempel, niet bepaald 'democratische toppen' scheerden. Bovendien blijft ook in een zelfstandig Vlaanderen het probleem van de 'particratisering' bestaan.
In een particratie is de omschrijving 'democratische politieke partijen' een contradictio in terminus.
Renaat van Poelvoorde
|