Er is de laatste tijd heel wat te doen omtrent de koopkracht. Volgens allerhande directeurs en voorzitters van nationale banken en werkgeversorganisaties, uiteraard met een meer dan behoorlijk inkomen, is er helemaal niets aan de hand met onze koopkracht. Rekening houdend met inflatie en loonaanpassingen koopt de gemiddelde Vlaming (Belg?) vandaag evenveel of zelfs meer dan twintig jaar geleden, luidt het. Gelukkiglijk gaat men niet zo ver om een vergelijking met de tijd van Priester Daens te maken. Misschien moesten wij dan in de ogen van de VBO-voorzitter uit eerlijke schaamte negentig procent van ons loon gaan inleveren!
Maar...misschien zit er wel iets in de denkwijze, dat de regering eventuele koopkrachtvrijwaringmaatregelen beter kan toespitsen op de inkomencategorieën die daadwerkelijk koopkrachtverlies lijden, omdat vooral die groepen de duurder geworden voeding en huisvestingskosten, verhoudingsgewijs een veel groter deel van hun uitgavenpakket uitmaken dan dat bij de meer-dan-modaal-verdieners het geval is. Alhoewel met enige verbazing, merk ik toch met genoegen dat er hier en daar onder rechtgeaarde kapitalisten en verstokte rechtse liberalen, mensen opstaan die de klassieke het zogenaamde sociaaldemocratische solidariteitsprincipe in vraag gaan stellen en zich afvragen of wij de daarvoor bestemde gemeenschapsmiddelen niet beter exclusief reserveren voor inkomensgroepen die het nodig hebben.
De oplossing voor zowel het huidige koopkrachtverlies als de toekomstige onbetaalbaarheid van onze ziekteverzekering, pensioenen en ouderenzorg ligt misschien simpelweg in de afschaffing van het voorbijgestreefde eendimensionale 'solidariteitsprincipe'. De keuze tussen 'minder voor iedereen' of 'minder voor diegenen die het niet nodig hebben opdat de noodlijdenden meer zouden krijgen' is niet alleen een sociale maar bovenal een menselijke keuze. Daar tegen zijn, getuigt van ronduit plat en mensonwaardig egoïsme!
|