De reden dat men na enkele dagen in een ziekenhuis te 'logeren', pas een maand of zelfs later, de factuur in de bus krijgt is vrij duidelijk: men moet, vooral geestelijk volledig hersteld zijn bij het vernemen van de aangerekende kosten. De te wensen overlatende doorzichtigheid en de lijst met te vergoeden artsen, waarvan men de meesten zelfs nooit gezien heeft, moeten er voor zorgen dat de ex-patiënt zich bewust wordt van de belangrijkheid, en de daaraan verbonden hoge klosten van zijn behandeling.
Omdat ziekenhuizen, en de daaraan verbonden artsen geen liefdadigheidsinstelling zijn, de aandeelhouders hun investering naar behoren willen zien renderen, en de meeste patiënten toch op enige privacy zijn gesteld, zijn de 19de-eeuwse ziekenzalen grotendeels vervangen door 1-2 en 3-persoonskamers. Allen met hun verschillend tarief, niet alleen voor de verblijfskosten, maar ook wat de behandelingskosten betreft. Alsof een arts een verschillende prestatie aflevert, al naargelang men alleen of met meerderen op een kamer ligt.
Zoals met het aanvullend pensioen en het pensioensparen, heeft men met de hospitalisatieverzekering ook bij de ziekteverzekering een systeem uitgedokterd welke op termijn de betaalbaarheid (of betaalwilligheid) van de wettelijke basisverzekeringen steeds meer in vraag komt te stellen. Vandaag reeds is er sprake van een ziekteverzekering met twee snelheden: één voor de bemiddelde burger die de steeds meer uit de band springende hospitalisatiekosten kan verzekeren, en één voor de vooral oudere onbemiddelde burger, die het moet stellen met de beperkende basisziekteverzekering.
Omdat ziekenhuizen hun kosten steeds meer aanpassen aan het verzekeringsniveau van de patiënt, bepalen nu ook de verzekeraars hun premies, niet alleen volgens de risicofactor (ouderdom) maar ook aan de steeds maar stijgende ziekenhuiskosten. Op zich is dat logisch. Ware het niet dat eens te meer de, vooral oudere, minderbedeelden en de behoeftigen daar de dupe van zijn.
Maar, zoals ik in mijn vorige bedenking al aangaf , wegens hun beperktheid in aantal, behoren ook zij tot de vooralsnog electoraal onbelangrijken...
|