Nu maar weer in een andere eettent geweest. Anders leren ze je zo kennen. Terwijl ik daar zat, gebeurden er twee dingen, die mijn basta van vanmorgen weer overstemden. Eerst drensde voortdurend een wijsje door mijn hoofd: This is my life and I do what I want. Ik zong dat eens lekker uitdagend als twintigjarige. Een oudere man zei toen tegen me: Moet je vooral doen. Later zul je merken, dat je daar niet op gebouwd bent. Even stond ik verbluft, toen haalde ik mijn schouders op over die oude zak, die het zo helemaal had gehad. Goed; ik heb met mijn leven gedaan, wat ik wilde. Ik kon er inderdaad niet tegen: t was té slijtend. Ik ben overspannen en ik heb syfilis. Jan: haal uit je winst. Daarna iets heel vervelends; laat ik nou net voor het raam langs Nancy zien lopen, die Dick uit kleuterschool had gehaald. Ze merkte mij niet op. Ik bestudeerde haar gezicht, toen ze Dicky in het fietszitje zwaaide. Andere moeders reden weg met autootjes; zij trapte tegen de bolle wind in naar haar flatje, waar ze zit te leven van haar bijstandsuitkering en mijn piepkleine alimentatie. Dat gezicht; die verdrietige ogen; lijnen rond haar mond. Mooi gedaan Jan, om haar zo op te knappen. Dicky keek nog even om; zonder erg natuurlijk: een paar van zijn prachtige, blonde krullen kwamen onder zijn capuchon uit, wapperden in de wind. Toen slokte een aangierende windvlaag hen tweeën op.
t Was bepaald een streek van God. Hij weet, dat alles me niet zo lekker zit en nu laat Hij mij de gevolgen van een miskleun zien op deze ruwe, tactloze manier. Zeker in het kader van een zenuwenoorlog. God doet zo moeilijk en het evangelie kan zo gemakkelijk zijn. Laatst was ik op een lezing. Inleiding van een dominee. t Ging over de machtsbeluste multinationals en de door en door slechte apartheidspolitiek. Hij haalde er de profeet Amos nog bij, die toch ook maatschappijkritiek had (Amos 2:6-. Mijn buurman fluisterde me toe: Maar Amos had meer dan alleen dat (9:11-15). Och, je hebt altijd wel lui, die ergens op weten te vitten. Ik liet er mijn stemming niet door bederven. Je kunt zo lekker rustig zitten bij zulke toespraken, met het plezierige weten, dat ook jij die structuren allemaal doorziet. Je kunt je zo intens nobel voelen, wanneer het voor je vaststaat, dat jij nooit dergelijke gemene dingen zou doen. Zulke mensen als die dominee bouwen je. Maar s morgens luister ik nog wel eens naar een pastoor of zo iemand, door de radio Ja, zo ver kom je als je in de ziektewet loopt! En soms breken die je weer af. Laatst weer zo één. Begon over de visioenen van Amos (die moeten ze wel hebben tegenwoordig). God is toornig op mensen, die zich niet bekeren, laat zich een tijd lang ompraten om ze niet te straffen (7:1-6), maar tenslotte, als ze maar dwars blijven, gebeurt het toch (7:8,9). Kijk, dat was nu dwars tegen de haren in. En dan dat bidden op het eind: over Jezus, die alle zonden op zich neemt (Openb. 1:5); over God, die je tegemoet komt (Luk. 15:20); als jij althans iets positiefs doet (:1; weer over Jezus en God, die je niet alleen laten modderen (Ps. 68:21), die je bemoedigend toelachen, als je maar hun kant uitkijkt (Ps. 25:15). Ik heb de knop omgedraaid, heb gepreveld: Jullie moeten mij hebben. Hersenspoeling is het, anders niet.
Daar zit ik toch weer in hetzelfde straatje als vanmorgen. Toen liet ik die gedachten bewust even toe. Nu komen ze als vanzelf. Dat is een vervelende ontwikkeling. Tegengas Jan! het is onzin, dat een goede verhouding met God duur zou moeten worden gekocht, dat het je als het ware bloed zou kosten (Hebr. 12:4). God heeft de goede verhouding met ons ook duur gekocht (1 Cor. 6:20) Weg, onrustig makende gedachte; ik geef ieder mens het zijne of het hare (Luk. 18:11,12). Je hoort Nans en Lien en Joke juichen... Weg toch, stem van het geweten ; ik zit in het steunfonds voor de Midden-Amerikaanse bevrijdingsbeweging. Op debatteeravonden wordt er geluisterd, als ik opsta en zeg, dat het zus en zo moet. Ik leef; ik blaas mijn partijtje mee! Met mn dertig voel ik me zo moe en zo oud. Ik blaas geen enkel partijtje, zit naar lucht te happen (Rom. 2:9). Laat ik maar ophouden met mn tegengas. Ik zie er tegen op om Lien te bellen, dat is een realiteit. God: U krijgt me misschien wel klein. Ik heb zon zin om bij U uit te huilen. Ik heb altijd zo hoog van de toren geblazen, ik zou echt wel een toontje lager willen zingen. Ik heb zoveel mensen geminacht en beschadigd. Ik zou ze eigenlijk liever hoogachten en beter maken. Iedereen kent mijn hooghartigheid en sarcasme. Ik zou zo graag bescheiden en vriendelijk zijn (Philipp. 4:5).
Wat doe ik toch; wat denk ik toch; wat is er met mij aan de hand. Laat ik in ieder geval een kerel zijn en nu Lien opbellen. Daarna naar het middagspreekuur van de dokter. Of zal ik het omgekeerd doen? Nee, eerst Lien O, wat een zure appel om doorheen te bijten. Hier heb ik haar telefoonnummer. Tussen de middag is ze even thuis uit kantoor, weet ik.
2.3.7 Wat Jan en Joke deden, toen ze merkten, dat ze in de fuik zaten
Overwegingen: Jan s morgens (2.3.7.1); Jan s middags (2.3.7.2); Jan s avonds (2.3.7.3); Jan s nachts (2.3.7.4); Joke s morgens (2.3.7.5); Joke s middags (2.3.7.6); Joke s avonds (2.3.7.7); Joke s nachts (2.3.7.; gedachtewisseling tussen Jan en Joke (2.3.7.9).
2.3.7.1 Jan s morgens
O, mn hoofd: t lijkt wel van hout. Wat heb ik geslapen op die ene pil. Maar wat ben ik nog katterig. Half tien. Ik heb Joke niet eens horen weggaan. Wat was dat vannacht nu toch? O ja, ik weet het al weer en nu schiet alles me opeens te binnen. Ziekte en ruzie en de hele verder troep (Ps. 73:14). Laat ik nu eens even niet jammeren over misschien maar bijkomstigheden (Klaagl. 3:39). Ik zit in een doodlopende straat. Ik moet op zoek naar een andere, betere motivatie. Maar wat; ik heb toch alles al geprobeerd: transcendente meditatie en de Baghwan en een mantra. Zou ik het nu toch maar eens proberen met het geloof in Jezus. Onzin, dat heb ik al wel tienmaal geprobeerd. Ik heb God zelfs eens een ultimatum gesteld: als U nu niet binnen een dag antwoordt, is het uit tussen ons. En: Hij antwoordde niet (Micha 3:4). Maar: heb ik zijn boodschap ooit echt ernstig genomen; heb ik Hem ooit aangesproken niet in de sfeer van jongens onder elkaar, maar om vergeving vragend, om reiniging smekend, van alle onuitwisbare vlekken. Het begint al weer te malen. Eerst maar wat eten en kijken, of er wat op de radio is.
Daar wandel ik dan maar weer. Heb ik nu een wat vrolijker kijk op de hele situatie? Nee, ik blijf maar de idee houden, dat ik bezig ben te verloederen en te mislukken. Ik moest eigenlijk niet meer naar Pandora gaan. Daar zit het altijd stampvol met vrienden, die meer ramp zijn dan raad.
In plaats daarvan zou ik eens naar de bijeenkomst kunnen gaan, die Karel me laatst noemde. Of, ik zou me kunnen abonneren op het blad dat hij zo aanprees. Ach nee, de idee de vrienden aan de tap ruilen voor Karel! Beste jongen, maar zo uit de toon vallend; zo persoonlijk in zijn gesprek; zo onrustig makend door zijn ongewone argumentatie. En dan dat blije weetjewel, zo van: Laat ons juichen! En die reebruine, argeloze ogen. En dan tenslotte die zweverig aandoende algemene levenshouding: toch geen figuur om mee om te gaan. k Weet wel: iedereen is gek. Maar ieder ander is het op een thuis te brengen manier. Hem breng je nergens onder.
Pfff t zweet breekt me uit. Bekeren tot God en tot Jezus; weer dat hardnekkige idee. Laat ik die gedachte nu eens gewoon durven te overwegen. Ik kan nooit loskomen van die twee. t Is of ze me roepen (Spr. 1:20), of ze op me wachten. Ik zal wel zo gemanipuleerd zijn in mijn jeugd, dat de indoctrinatie van toen onuitroeibaar is (Spr. 22:6). Hoe het ook zij, ik zou me wel willen keren naar God en Jezus, maar dat doe je toch niet zo maar; of je even een kopje koffie drinkt. t Houdt toch in het afzweren van je driftbuien, schuldbelijdenis aan God, je Rechter. Ik ben een eind heen, ook al lijkt het naar buiten toe nog heel wat: een mooie leren jas aan; een prima middenklasser in de garage, maar innerlijk is het huilen met de pet op. Mij is vroeger geleerd, dat God vergeeft, hoe ver je ook weg bent, hoe diep je ook in de put bent gezakt met waarzeggerij en zo.
Zo, nu heb ik die gedachte doelbewust even aangehaald; nu doe ik hem even weloverwogen weer weg. t Is geen haalbare kaart. t Was goed om even de kosten te berekenen van bekering (Luk. 14:2. Ze zijn te hoog. Prijsgeven van vrienden, jezelf uitleveren, je ongelijk erkennen, een heel andere levenssfeer binnengaan met misschien allemaal enge mensen en omstandigheden. En waarvoor allemaal: voor noppes. Wat is er nu feitelijk aan de hand? Als ik niet eerlijk even had nagedacht, zou ik dat nooit zo scherp hebben gezien. Dus basta!
Joke, hé, je bent toch nog niet in slaap? Wat , hè , k was net onder zeil! En ik hoorde je bed kraken! Dat was straks. Ik had een tabletje genomen en sukkelde net weg. Maar nu ben ik klaarwakker. Bedankt maar vast! Nou zeg. Je hoeft niet direct te bekken. Ik heb het benauwd, voel me ziek, ik heb een tikje koorts, ik heb hoofdpijn en spierpijn. Ik zoek naar troost, maar t vrouwtje moet slapen. s Morgens ruzie, s avonds ruzie, nu ook nog s nachts! Wie heeft het nou over ruzie! Jij zoekt ruzie door die hoge bloeddruk van jou; oudemensenkwaaltje nog voor je dertigste. Daar is me dat kind van hiernaast ook nog wakker geworden door jouw getier. Hoor haar blèren. En haar vader bonkt alweer tegen het tussenschot. En ziek; oudemensenkwaal Wie is er hier zo erg overwerkt? Let jij liever op je lijn. Ik laat jou onverschillig, anders zou je dat niet zo uit de hand laten lopen. En jij strooit met cadeautjes; wat Lien jou gaf, moest je zo nodig doorgeven. Ik snap je niet. Wat zeg je nou toch allemaal? Zij had de sief, jij kreeg m van haar. Je hebt er mij mee opgeknapt. Allebei hebben we knobbeltjes daar en een drukkend gevoel in onze buik. Jij hebt er dan nog extra dingen bij, die je zo net noemde. Zal wel komen, omdat je al langer besmet bent dan ik. Wat ? Wie zegt dat van die sief? De dokter. En je moet Lien maar gauw waarschuwen. Ze zal het al wel aan jan-en-alleman hebben uitgedeeld. Hè, hè, dat kon er nou nog net bij! Daar is hij weer met zn zelfbeklag. Wie ging er vreemd? Jij! Zij wou niet eens. Heb je zelf verteld! En wie dwong haar? Jij! En nu: nu maar weer jammeren; niet over mij, maar over jezelf. Waar zijn die slaappillen. Ik neem ze allemaal. Toe nou zeg; hou je kalm. Ik moest het toch één keer zeggen? Maar net nu; en zó! Nou ja, sorry hoor. De baby van de buren is al weer stil. Ik probeer nog even te slapen., neem nu één pilletje, niet meer: beloof me dat. Morgen moeten we het nog maar eens bekijken. Goed, één tablet. Wel te rusten dan maar. Daag. En ik ben al niet zo boos meer.
Ik lig met wijdopen ogen in het logeerbed. Vanavond had ik Jan moeten inlichten over die syfilis. Ik ben maar blij, dat ik het niet gedaan heb. Er was al ruzie. Het zou alleen nog maar erger zijn geworden. Wat is er toch fout gegaan? Ik werk hard en doe niet al te gekke dingen. Ik heb veel fouten vermeden en toch heb ik ergens een verkeerde beslissing genomen. Ik wou, dat ik een pad wist uit het donker, een hand om mij te leiden. Overal liggen keien, waarover ik struikel. Er is geen bloempje, er zingt geen vogel. Wat heeft het leven nog voor zin; voor mij hoeft het echt niet meer; ik ben verkleumd tot op mn botten door alle koude regen. En dan nog, als de klap op de vuurpijl die boodschap vanmiddag.
Wat heb ik nu toch voor pestbui, ik ben gewoon een en al klaaglied. Ik lig maar te dreinen, dat mijn leven wegzakt, tot het muurvast in de prut zit. Joke, kop op, morgen is alles weer anders; ga nou slapen Hé, het lukt, het tabletje werkt, nu al. Morgen ga ik met Jan praten morgen zal ik zal ik , zzzz
Wat moet ik nu toch. Ik zit voor de t.v., maar ik zie niets. Jan zit aan de tafel, vijf meter van mij vandaan, achter zn koffie, nors te zwijgen, na de zoveelste ruzie. Jan , Jantje , ik heb je zo nodig. Ik heb het je willen laten merken, door in al mn zenuwen heel erg mijn best te doen op het eten. Ik had je zo graag nu naast me gehad.
Wat gloeit mn hoofd. Die dokter! Hij zei: Ja mevrouw (altijd hoffelijk) Niet zon beste boodschap: een syfilis-infectie, dat hebt u. Maar schrikt u nu toch niet zo. Het is zo recent. U bent er zo vlug bij. Er is geen gevaar! En zo praatte hij maar door, sloot tenslotte: Wilt u al de personen inlichten, met wie u de laatste tijd intieme contacten hebt gehad? Eén van hen kan de haard zijn geweest voor u. Natuurlijk kunt u ook andere personen hebben besmet. Die zakelijke woorden kwamen zo uiterst vernederend op mij over. Waar zag hij mij voor aan! Ik ontwaakte uit mijn schrikverstijving: Ik heb al twee jaar één vaste vriend. Ik zal hem bijlichten! Met het recept en een afspraak over injecties of zo klaar, zei hij nog één keer, heel afstandelijk: Waarschuwt u uw duurzame relatie als het kan vanavond nog.
Nu, daar zit ik dan. De beelden op het scherm dwarrelen voorbij. Ik zie niets, de koekjes staan klaar, ik heb geen trek. Twee namen flitsen door me heen: Margo! Lien! Ik weet het!
Jan heeft een zus, Margo. Die kwam op een avond een paar weken geleden bij ons. Ik ben altijd bang voor haar geweest. t Is zon superieure griet. En een tong als een mes. Maar die avond vertelde ze, dat ze God en Jezus en de Heilige Geest had gevonden. Ik was helemaal van mijn stuk, zat te wachten op een van dr hatelijkheden over mn lijn, mn jurk, mn teint: keus was er genoeg. Ik was die avond juist niet op mn best. Maar er kwam niets. Ze pakte Jan aan, tot die het gewoon benauwd kreeg en mijn hulp vroeg. Maar mijn tong leek wel verlamd. Ik zat daar maar en luisterde en dacht: Zonder dat ze het weet, heeft ze het, via Jan, tegen mij. Ik ben niet zo braaf, kijk naar andere mannen. Ook al hebben we een open verhouding, ik ben er toch niet rustig onder. Ik ben niet eerlijk, knoei wel eens met aanvraagformulieren. Maar ik wil me niet omkeren, niet toekeren naar God. Dit is mijn laatste kans. Ik zou die willen gebruiken. Ik kan niet, ik lijk wel aan een ketting te liggen. God, geef me nog één keer een aanwijzing. Nee, doe het maar niet ook. Ik volg die toch niet op. Ik kan het niet. Neen, niet er omheen draaien. Ik wil niet.
Toen knalde er een deur. Het werd stil. Margo keek me bedremmeld en onzeker aan: Hij is weg, zei ze verbluft: Ik bedoelde het zo goed, maar hij werd kwaad. Het was voor het eerst, dat ik haar min of meer zwak zag. Dat vertederde mij of misschien gaf het mij een gevoel van opluchting om te merken, dat ook zij minder sterke ogenblikken had. Ik schonk koffie in, begon zelf te vertellen. Het was net, of ze een vriendin was. Idioot, die rotmeid: alles vertelde ik. Belachelijk. Misschien kwam er ook lafheid van mijn kant bij om in dit moment van ontspanning haar sympathie te kopen. Hoe dan ook, ik heb er nog geen spijt van. Ik begon met te zeggen, hoe ik soms het idee had, dat ik net zo morsdood was als mijn idealen over emancipatie en pacifisme en noem maar op. Ik biechtte zonder iets achter te houden dat ik mijzelf soms zag als iemand, die steeds harder een berg afholde en dadelijk een smak zou gaan maken. Ik beleed mijn zwakheid, dat ik Jan in gedachten niet trouw was en iets heel anders dat ik mijn eetlust niet in de hand had. Ik vertelde, dat ik een hekel had aan mijn buren, ze soms stiekem plaagde met kleine pesterijen bij het buitenzetten van de vuilniszakken bijvoorbeeld of met hard de radio aanzetten. En tenslotte onder tranen kwam het er ook uit, dat ik naar séances ging, waar occulte dingen gebeurden. Toen ik uitgesproken was, werd het even heel stil. Margo vatte daarna alles bondig samen: Dus: jij holde achter elk nieuw ideaal aan. Je ruilde het in, als het versleten was, niet meer voldeed. Je wist op het laatst al van te voren, dat elk nog weer nieuwer ideaal ook weer zou gaan teleurstellen. Je hebt geprobeerd, naar buiten iets te betekenen, zonder dat je eigen leven op orde was. Nu probeer je zelfs naar buiten niets meer en je hebt eigenlijk een hekel aan alles en iedereen: wat heb jij Jezus nodig!
Het werd weer stil. Toen zei ze: Zal ik je helpen om naar Jezus te gaan? Ik wou zeggen: Ja. Maar toen schoten me opeens herinneringen aan vroeger thuis te binnen. Paps en mams hadden altijd toestanden met zogenaamde medegelovigen. t Kan zijn, dat zij een soort talent hadden om de slechtste exemplaren eruit te zoeken. Maar wat was er altijd sprake van gezeur, geklaag en geroddel bij die mensen en wat bezorgden zij mijn goedwillende ouders teleurstelling op teleurstelling. Ik was toch zo blij geweest dag-met-het-handje te kunnen doen tegen de hele troep. Terug in dat milieu met die vreemde, vage, buitenissige figuren: nooit! Ik verstarde, beet haar toe: Nee, en ga nou weg met al dat gepraat. Ze ging, stilletjes en verslagen (1 Corinthe 15:29; maar t is een doordenkertje), na mijn koud: Je komt er wel uit hè?
Pal daarop kwam Jan thuis, vroeg opgewonden waarom ik zo stil was. Ik kon geen woorden vinden. Hij werd steeds meer ongenietbaar, begon te roepen, dat ik me had laten ompraten, liep voor de tweede keer die avond kwaad het huis uit. En daarna is hij dagen lang bij Lien geweest!! Dat heeft hij me zelf verteld. Hij was voordien zeker een jaar lang niet vreemd gegaan en nadien ook nooit. Dat weet ik zeker. Maar die dagen en nachten wel. Toen bij Lien moet hij die sief hebben opgelopen!
Toch altijd gezellig; de middagpauze in de kantine. Ik bof wel, dat alles tegen kostprijs of zelfs daar beneden gaat, want ik heb altijd geldgebrek tegenwoordig. Het lijkt wel, of mijn loonzakje lek is (Haggaï 1:6). Gek gezegd natuurlijk, want alles komt over de giro binnen, maar toch: t lijkt wel, of ik een gat in mn hand heb! k Weet wel, hoe het komt, k had al lang cheffin van de zaal moeten zijn. Dan had ik in een veel hogere groep gezeten. Laatst heb ik daarover heel eerlijk met meneer De Jong zelf gesproken. Wat zei hij? Kijk, Jopie De schat, hij zegt nooit: Joke k Zou je graag voordragen bij de directie, maar je bent te veel ziek, je bent te nerveus, je hebt geen overwicht. Zet het uit je hoofd. Blijf toch achter je terminal. Het zou een sof worden. Dit kun je aan... en maar net. Want Jopie; wat ben je gespannen! Kan ik nu echt niets voor je doen? Ik keek verrast-geschokt op. Zou zelfs hij, de vader van de hoofdafdeling, iets van mij willen? Maar hij keek me alleen maar aan met die diepe, blauwe ogen van hem en ik zag, dat hij niets wou. Ik loog: Neen, er is niets. Alles is fijn! Ben weggegaan, heb later gehuild op het toilet, omdat ik geen verweer heb tegen alles, wat me onzeker, bang en schichtig maakt. Toen heb ik me wat bijgewerkt, een glimlach opgeplakt en ik heb tegen mijzelf gezegd: Lach dan paljas Vreselijk melodramatisch, maar ja, ik ben de laatste tijd gewoon mijzelf niet.
Zo, even bij Hendriks, de afdelingschef geweest. Een uurtje verlof gevraagd voor de dokter. Alweer, begon hij direct te zuigen: Je bent me een krakende wagen. We zullen maar denken: die lopen het langst, hahaha. O, wat is het toch een kwal! En t is nog zon onzin ook. Er is een tijd geweest, dat ik heel veel onder dokterhanden was. Ik heb heel stom gedaan, een paar jaar terug. Met de injectienaald de wereld van de roes gezocht maar het eindigde in panische angst. Ik heb die angsten als aandenken aan de drugperiode overgehouden, hoewel ik van die vuiligheid zelf af ben. Nu ben ik geen geregelde doktersklant. Hendriks overdrijft, maar ik wou, dat ik er nog veel minder kwam.
Jouw reactie: ja ruzie met joke, ik mag niet oordelen , maar toch denk ik dat joke het erg vind . dat je toch iets te veel borreltjes neemd. je bent zeker geen mislukkeling zoals je het beschrijft. maar misschien een tip toch iets minder. het meest waard is natuurlijk een fijn leven met joke. groetjes ria53
Ria!!!, Watr vind ik dat nu leuk....dat je zo geïnteresseerd reageert op 'Jan en Joke'.
De wekker; zeven uur s morgens. Buiten tikt de regen, ik zie de boom in het plantsoentje schudden in de wind. Wat is oktober toch een feestmaand; donkere luchten, weinig zon, en dat gaat nu zo door tot maart. Eerst maar even op de weegschaal: ai, weer bijgekomen. Gisteravond wat koekjes, petit fours, borrelhapjes; ik word te dik, maar ik kan mn snoepzucht niet de baas. Op kantoor; Loes: zegt met dat onuitstaanbare air van haar: Kind . Zoals zij dat kan zeggen: Kind, je moet willen. Waar is je wil? Als ik s avonds niet wil knabbelen, nou, dan knabbel ik niet. Ik haat die meid, heb lekker over haar geroddeld, probeerde zo mijn geërgerdheid kwijt te raken. Maar, t lukte niet. Kom nou, ik sta maar wat te suffen, t animeert ook niet. Dat Jan maar ligt te ronken, nu hij niet naar kantoor hoeft. Meneer heeft zenuwtjes, loopt in de ziektewet. t Is zon heel andere jongen dan toen ik met hem ging samenwonen, twee jaar geleden. Ik was gek op m: de wereldverbeteraar: zag er goed uit, had zn babbel terdege bij zich. En nu: teveel drinken, zitten dubben. Niet meer zelfbewust, maar onzeker. Niet meer opgewekt, maar chagrijnig. Ik kan voor deze tobber heel moeilijk liefde of zelfs maar verliefdheid opbrengen.
Zo, hij is er uit, de eerste heibel zit er weer op. Stond zich verongelijkt uit te rekken, toen ik er al weer op uit moest; met de fiets in de rukwinden naar kantoor. Te denken, dat hij die uitkering min of meer aan mij te danken heeft. Hij liet mij de aanvraag invullen. Alles laat hij over. Ik heb hier en daar wat weggelaten. Omdat ikzelf ook bij zon soort dienst werk, weet ik, hoe die regelaars lezen, waar je iets kunt aandikken met soms maar één woord. Het werd een knoeierig gedoe. Maar, ze tippelden erin. Jan opgetogen: Moet je zien zeg: het maximum! O, daar is die pijn weer, dat rare branderige gevoel. Blij, dat ik vanmiddag op spreekuur ga voor de uitslag van het onderzoek. Trouwens toch gek voor een jonge meid: ik heb meer kwaaltjes: hoge bloeddruk, moest toch niet mogen voor iemand van achtentwintig! En ook zo vatbaar voor verkoudheid.
Fiets in de stalling. Lift. Tussen alle andere zwijgers zeven hoog. Corrie komt op de afdeling opgewonden naar me toe: Er is ruzie tussen de chefs. Hendriks heeft me uitgelegd, waar het om gaat. Ik vind, dat hij gelijk heeft. Kind, zeg ik wel verdraaid, nu zeg ik het zelf: Neem van mij aan, dat je bij al die opgeschroefde verhalen meestal maar moet denken: t Zal wel zo zijn of anders. Corrie is geen kwade meid, jong, dus meestal dom, maar soms, bij vlagen, wel pienter. Ze zegt verwonderd: Ik vind je zo negatief de laatste tijd. Weet je nog, hoe je vroeger helemaal vol was van die actie tegen de bio-industrie. En nu, het is niet alleen je lauw reageren van nu, het is helemaal zo: een kistkalf of een legbatterijkip doen je niets meer, geloof ik. We praten nog wat door. Even later zitten we allebei achter onze terminal.
Onder het invoeren van nieuwe gegevens malen mijn gedachten door. Ik heb zo genoeg van al die dingen, waarover ik mij ooit eens opwond. Mams zei vroeger: Eenmaal zul je beu zijn van alle pleziertjes, die je niet kunnen vullen en dan zul je zeker terugdenken aan Jezus. Ik blijf voor je in gebed, want ik wil zo graag, dat je naar Hem terug gaat dááág (want toen reed de trein weg). Ons laatste gesprek, voor ik op kamers ging. Toegegeven, ik was heel oppervlakkig in die tijd. Maar ik raakte die oppervlakkigheid kwijt. Mijn pleziertjes het tot vier uur s morgens dansen in de rocktent gingen over. Daarvoor in de plaats kwam maatschappelijk-sociaal geëngageerd bezig zijn. Dat is toch veel hoger dan alleen aan eigen amusement denken. Mams had toen toch tevreden moeten zijn! Of zij tevreden is, weet ik niet; we hebben te weinig contact. Maar ik ben het in ieder geval niet! Ik heb in die activiteiten al mijn energie verbruikt, lijkt het wel. Ik merk het daaraan, dat ik niet eens de fut meer heb om op God af te stemmen. Ik zou dat wel weer eens willen. Mijn idealen, waarvoor ik vocht, waren achteraf bekeken zo blikkerig. Ze zouden waardevoller zijn geweest, als ik er meer in had kunnen leggen van God, van zijn heerlijkheid (zo zou paps dat zeggen). Maar ik weet niet, hoe ik dat aan moet pakken. Ik heb er geen oog en geen oor meer voor. Dat is voorbij
Kijk nu zon afdeling eens rond: al die meisjes aan hun beeldscherm. Is er wel één, waar je wat aan hebt, kan er ook maar één steun geven? Corrie gaat dan nog, maar ze heeft geen inhoud. En Carla? Laatst bijvoorbeeld wou ik iets aan haar kwijt van mijn zorg over Jan. Maar nog voor ik beginnen kon, zei ze zelf, heel ontgoocheld: Ik ga van Kees weg. En toen kwam er een lang verhaal van haar ouders, van wie ze vervreemd was; te veel drank, waardoor ze ontredderd was; een geloof, dat ze losgelaten had, zodat ze zich nu nergens meer aan kon vasthechten; en toen vroeg ze, nota bene aan mij: Wat denk jij nou? Ik heb maar wat gezegd, maar het hielp haar niet. Met een teleurgesteld gezichtje ging ze weg. Ik bleef achter; zo leeg; zag in ieder geval wel, dat vriendinnenhulp ook maar drijfzand is. Met mn bitter geheim, dat Jan me gewoon ordinair slaat en dat ik dat nog neem ook, durfde ik niet voor de dag te komen. Goed, het gebeurt nog maar zo af en toe. Maar dat ik het pik! Onbestaanbaar voor een vrije vrouw. Maar, het bestaat!
Even een toelichting: dit bericht zou wat meer naar onder moeten staan. Ná: Jan 's morgens en vóor Jan 's avonds. Door wat gehannes mijnerzijds staat het even wat fout. Sorry hoor. Ger
2.2.8.2 Jan s middags
Nu maar weer in een andere eettent geweest. Anders leren ze je zo kennen. Terwijl ik daar zat, gebeurden er twee dingen, die mijn basta van vanmorgen weer overstemden. Eerst drensde voortdurend een wijsje door mijn hoofd: This is my life and I do what I want. Ik zong dat eens lekker uitdagend als twintigjarige. Een oudere man zei toen tegen me: Moet je vooral doen. Later zul je merken, dat je daar niet op gebouwd bent. Even stond ik verbluft, toen haalde ik mijn schouders op over die oude zak, die het zo helemaal had gehad. Goed; ik heb met mijn leven gedaan, wat ik wilde. Ik kon er inderdaad niet tegen: t was té slijtend. Ik ben overspannen en ik heb syfilis. Jan: haal uit je winst. Daarna iets heel vervelends; laat ik nou net voor het raam langs Nancy zien lopen, die Dick uit kleuterschool had gehaald. Ze merkte mij niet op. Ik bestudeerde haar gezicht, toen ze Dicky in het fietszitje zwaaide. Andere moeders reden weg met autootjes; zij trapte tegen de bolle wind in naar haar flatje, waar ze zit te leven van haar bijstandsuitkering en mijn piepkleine alimentatie. Dat gezicht; die verdrietige ogen; lijnen rond haar mond. Mooi gedaan Jan, om haar zo op te knappen. Dicky keek nog even om; zonder erg natuurlijk: een paar van zijn prachtige, blonde krullen kwamen onder zijn capuchon uit, wapperden in de wind. Toen slokte een aangierende windvlaag hen tweeën op.
t Was bepaald een streek van God. Hij weet, dat alles me niet zo lekker zit en nu laat Hij mij de gevolgen van een miskleun zien op deze ruwe, tactloze manier. Zeker in het kader van een zenuwenoorlog. God doet zo moeilijk en het evangelie kan zo gemakkelijk zijn. Laatst was ik op een lezing. Inleiding van een dominee. t Ging over de machtsbeluste multinationals en de door en door slechte apartheidspolitiek. Hij haalde er de profeet Amos nog bij, die toch ook maatschappijkritiek had (Amos 2:6-. Mijn buurman fluisterde me toe: Maar Amos had meer dan alleen dat (9:11-15). Och, je hebt altijd wel lui, die ergens op weten te vitten. Ik liet er mijn stemming niet door bederven. Je kunt zo lekker rustig zitten bij zulke toespraken, met het plezierige weten, dat ook jij die structuren allemaal doorziet. Je kunt je zo intens nobel voelen, wanneer het voor je vaststaat, dat jij nooit dergelijke gemene dingen zou doen. Zulke mensen als die dominee bouwen je. Maar s morgens luister ik nog wel eens naar een pastoor of zo iemand, door de radio Ja, zo ver kom je als je in de ziektewet loopt! En soms breken die je weer af. Laatst weer zo één. Begon over de visioenen van Amos (die moeten ze wel hebben tegenwoordig). God is toornig op mensen, die zich niet bekeren, laat zich een tijd lang ompraten om ze niet te straffen (7:1-6), maar tenslotte, als ze maar dwars blijven, gebeurt het toch (7:8,9). Kijk, dat was nu dwars tegen de haren in. En dan dat bidden op het eind: over Jezus, die alle zonden op zich neemt (Openb. 1:5); over God, die je tegemoet komt (Luk. 15:20); als jij althans iets positiefs doet (:1; weer over Jezus en God, die je niet alleen laten modderen (Ps. 68:21), die je bemoedigend toelachen, als je maar hun kant uitkijkt (Ps. 25:15). Ik heb de knop omgedraaid, heb gepreveld: Jullie moeten mij hebben. Hersenspoeling is het, anders niet.
Daar zit ik toch weer in hetzelfde straatje als vanmorgen. Toen liet ik die gedachten bewust even toe. Nu komen ze als vanzelf. Dat is een vervelende ontwikkeling. Tegengas Jan! het is onzin, dat een goede verhouding met God duur zou moeten worden gekocht, dat het je als het ware bloed zou kosten (Hebr. 12:4). God heeft de goede verhouding met ons ook duur gekocht (1 Cor. 6:20) Weg, onrustig makende gedachte; ik geef ieder mens het zijne of het hare (Luk. 18:11,12). Je hoort Nans en Lien en Joke juichen... Weg toch, stem van het geweten ; ik zit in het steunfonds voor de Midden-Amerikaanse bevrijdingsbeweging. Op debatteeravonden wordt er geluisterd, als ik opsta en zeg, dat het zus en zo moet. Ik leef; ik blaas mijn partijtje mee! Met mn dertig voel ik me zo moe en zo oud. Ik blaas geen enkel partijtje, zit naar lucht te happen (Rom. 2:9). Laat ik maar ophouden met mn tegengas. Ik zie er tegen op om Lien te bellen, dat is een realiteit. God: U krijgt me misschien wel klein. Ik heb zon zin om bij U uit te huilen. Ik heb altijd zo hoog van de toren geblazen, ik zou echt wel een toontje lager willen zingen. Ik heb zoveel mensen geminacht en beschadigd. Ik zou ze eigenlijk liever hoogachten en beter maken. Iedereen kent mijn hooghartigheid en sarcasme. Ik zou zo graag bescheiden en vriendelijk zijn (Philipp. 4:5).
Wat doe ik toch; wat denk ik toch; wat is er met mij aan de hand. Laat ik in ieder geval een kerel zijn en nu Lien opbellen. Daarna naar het middagspreekuur van de dokter. Of zal ik het omgekeerd doen? Nee, eerst Lien O, wat een zure appel om doorheen te bijten. Hier heb ik haar telefoonnummer. Tussen de middag is ze even thuis uit kantoor, weet ik.
Ik lig alleen, ruzie met Joke: ik wilde dat ze nog een borreltje schonk. Zij: Nee, je hebt er al genoeg gehad; waarom heb je nu niet eens gewoon genoeg aan koffie. Wel, de poppen waren al weer aan het dansen. Nu ligt ze op t logeer, wou niet in één bed met mij. Ik kan niet slapen, dat is het gevolg. Trouwens, ik hoor ook haar bed kraken. Wat gaat er toch zo gruwelijk mis; ik ben geen drugslaaf, eet niet overmatig, heb t op kantoor toch altijd redelijk gedaan. Tientallen kuilen, waarin ik anderen zag vallen, heb ik vermeden. Ik ben geen uitgesproken alcoholist, rook nog niet het meeste, ben niet altijd op de been met vuile moppen: en toch heb ik het idee, dat ik ook in een kuil ben gevallen. Hoeveel zijn er dan wel niet!? k Wou, dat er eens een hand kwam om me uit die put van mismoedigheid te halen en me uit die kuil van zelfbeklag te helpen. Groene weiden met vlinders erboven; ik heb er altijd naar verlangd. Maar ik zit op een vuilstortplaats, die krioelt van kakkerlakken. Dat is nu mn dank. Ik heb zoveel overgehad voor anderen. Vrijwillige medewerker in het buurthuis; heb ik ook nog gedaan! Eigenlijk een prima kerel toch; en nu: verbannen van wat blij maakt, ontredderd. Ik heb het idee, dat ik nog een ziekte heb ook, los van die overspanning. Alles is zo donker; al zo lang eigenlijk, als ik die occulte boeken lees (Jesaja 8:22). Jan jongen, je bent mislukt: o, daar is die paniek weer; dat grote, rode beest: je máákt het niet; je máákt het niet
Jullie bezoeken al regelmatig: - geloofsaangelegenheden - Bijbelstudie - Jan en Joke - Mijn boeken.
Nu kan ik de geboorte aankondigen van mijn vijfde blog: - Mijn leven.
Daarin ga ik in vele afleveringen vertellen van momenten in mijn leven, waarop ik -achteraf- duidelijk de invloed van God en- helaas helaas- ook wel van de duivel ervaarde.
Aanstaande zaterdag komt mijn eerste vertelling en zo wekelijks.
Joke kookt best; en ze praatte weer tegen me; t liep eerst weer zowat. Maar toen ging ze voor de t.v. zitten. Ze houdt van die lange series. Ze riep: Kom gezellig bij me zitten. Doe het voor mij! Laten we nu eens één keer samen iets meemaken! Heel onredelijk. Waarom zou ik dat nu moeten doen. Ik ben een vrij man. Waarom zou ik mij voor het fijn houden van de sfeer moeten laten dwingen tot iets, wat ik niet wil! Dat heb ik haar duidelijk en logisch verteld. Ze riep onlogische dingen terug. En weer bonje . Met de t.v.-geluiden op de achtergrond en een kop koffie voor me viel me toch nog mee van haar maar weer prakkiseren.
Heb ik God nu verlaten? Misschien de God, zoals die bestond in de gedachtewereld van pa. Hij is zo ondergesneeuwd door tradities, zit zo vast aan de heersende orde gebonden . Maar ik draag de diepere zin van het leven toch uit op een nieuwe manier! En dat is toch een eigentijdse manier van Godsbeleving? Wat heb ik geijverd voor het milieu en voor de terreurslachtoffers in Zuid-Amerika en tegen de atoomcentrales. Maar toen ik een poos geleden tegen mijn zus zei: Ik heb meer voor God gedaan, dan jullie allemaal, reactionaire troep, dat jullie zijn, wat zei ze toen: Eigenwillige godsdienst Echt zon ouderwetse dooddoener. En ze ging verder: Je bent vroom op jouw manier, maar je komt om van de honger en je bent in gevaar. Ik schrok!!! Niet om die stuntelige woorden, maar omdat ze ziet, wat ik zelf dacht. Zogenaamd gekscherend, maar in feite om hulp roepend, haalde ik Joke erbij: Hoor je nu de dingen, die mijn eigen zus beweert. Zeg jij nu eens wat. Maar ze zat daar maar en zweeg. Toen Joke het haar niet belette, ging Margo verder: Je bent echt niet zon brave! Daarmee doelde ze op al die toestanden met vrouwen. Gelukkig hield ze verder daarover haar kiezen op elkaar, want daarmee heeft Joke niets te maken boven al wat ze al weet. Maar ergens wil je wel goed, je bent actief genoeg . Maar dat is over . Toch heb je één ding steeds vergeten: omkeer naar God. Je bent veel te druk met jezelf bezig. Je bent ook niet eerlijk. Je dacht: Ik moet me kunnen uitleven met allerlei gezellige dingen; wat geknoei in allerlei formulieren voor subsidie en zo, me eens lekker bedrinken.
Ik heb de rest niet afgewacht, ben kwaad weggelopen, heb in n café lekker mn gal zitten spuwen op de maatschappij en de bewapening en de multinationals. Toen ik terugkwam, was Margo nog maar net weg. Ze had blijkbaar nog een hele tijd tegen Joke aan zitten praten. Nou is dat een harde; komt uit een christelijk nestje, net als ik; die praat je niet zo gauw daarheen terug. Maar het gesprek had haar toch wel wat gedaan. Ze was stil, zei niet veel; ik werd weer woest. Daarna heb ik toch wel zó gek gedaan. Ik ben weer naar buiten gehold, heb als de eerste de beste vandaal een deuk in een auto getrapt. Toen ben ik naar Lien, een vroegere vriendin gegaan, waar ik wist wel te kunnen slapen. Ik heb me tegen haar erg bruut gedragen, de hele geschiedenis kon je geen avontuurtje meer noemen, het was eigenlijk verkrachting. Maar ook in dit geval zeg ik: De ruwe aanpak van de holbewoner hoort ook tot onze biologische erfenis. Die aard mag je niet altijd wegdrukken. Zo bezien heb ik er geen spijt van. Ik ben daar gewoon een paar dagen gebleven, meldde me ziek op kantoor. Dagdieverij, noemen de fatsoenrakkers dat. Bah, wat een term. Je moet eens helemaal vrij kunnen zijn. Bewuste, zelfstandige naturen hebben dat nodig.
Toch is er iets vreemds. Na dat gesprek met Margo en na die totale afwijzing van mijn kant is alles misgegaan. Toen zijn al die tegenslagen gekomen. Ma zei ooit: Eens zal God tot je spreken. Moet ik nu aannemen, dat God tot mij sprak, uitgerekend door Margo! Als Hij werkelijk bestond en iemand kon kiezen, dan had Hij vast haar niet gekozen! Beste bewijs, dat hij niet bestaat. Margo is de laatste, van wie ik ooit maar iets aan zou nemen. Die griet heeft nou totaal geen goodwill bij me. Vals, onbetrouwbaar, gemeen, zo heb ik haar altijd gekend. Een mooie poes, dat moet gezegd, maar zo een, die je heel onverwachts met haar klauwen een haal geeft. Nu dus bekeerd. Nou word ik al obstinaat, als de een of andere zalf Jezus aanwijst als redder, maar uit haar mond hard en direct is dat helemaal niet te verdragen. Goed beschouwd is zij degene, die mij die avond en die nacht zo uit de band liet springen. Het is allemaal haar schuld. En dat ik in de kroegjool ook geen zin meer heb, is ook haar schuld. Laatst nog: slaat er één op mn schouder: En Jan... is het nog: leve de lol? Ik zwetste: Lateme drinke drinke drinke, totteme zinke zinke zinke, maar ik dacht: Barst vent. Kijk, dat heeft Margo me aangedaan. En Joke heeft ze ook verknoeid.
Daar is dan het vierde van de vijf door mij geplande blogs.
In dit blog geef ik een steeds maar voortschrijdende verklaring van bijbelteksten . Ik heb daarbij de bedoeling om u stap voor stap in te leiden in mijn gedachtewereld met betrekking tot 'de goede wereld van God'.
Achtereenvolgens zal ik met u behandelen: - bekering - wedergeboorte - ...en alle verdere belangrijke zaken, het koninkrijk Gods betreffende.
U zou kunnen zeggen: "Ja...maar we hebben 'bijbelstudie' toch al.
Dat is waar. Maar dit is meer uitgebreid en meer eenvoudig. Ach; u ziet wel.
Aanstaande zaterdag begin ik met het ingeven van het eerste artikel.
2.2.8 Hoe Jan en Joke in de val liepen; een dag uit het leven van een verloederend stel
Overwegingen: Jan s morgens (2.2.8.1); Jan s middags (2.2.8.2); Jan s avonds (2.2.8.3); Jan s nachts (2.2.8.4); Joke s morgens (2.2.8.5); Joke s middags (2.2.8.6); Joke s avonds (2.2.8.7); Joke s nachts (2.2.8.; Gedachtewisseling tussen Jan en Joke (2.2.8.9).
2.2.8.1 Jan s morgens
.. Een grijze morgen van een grijze dag. Ik ben er om half acht (!) maar uitgekomen, omdat Joke mijn vriendin er zo op aandrong. Zij ging naar haar werk en stond er op, dat ik ook actief werd. Toen ze zo dramde, kwam ik eruit, om ruzie te maken, voor de eerste keer vandaag: Ze wist toch, dat ik nergens voor op hoefde staan; het was allemaal pesterij van haar, en zo voorts Ze smeet de buitendeur even later dicht, maar ik had toch geen zin om weer in bed te kruipen; al die lui, die aan de arbeid gingen, die knallende autoportieren, dat kille oktobermorgendaglicht. Op de rand van mijn bed heb ik eerst maar een sigaret opgestoken. t Mag eigenlijk niet, ik heb een rokershoestje en gele vingertoppen, maar ik kan het niet laten. Aangekleed, geschoren, gordijnen open: gelijk al weer zag ik het buurmeisje, dat haar hondje nog even uitliet, voor ze naar school ging. Het zweet brak met uit: ik wil die meid zo graag hebben. Ik weet wel, ik heb Joke ook al, maar ik ben niet te blussen op dat punt. Gek toch eigenlijk, dat ik die hartstocht niet de baas kan. ik word maar voortgedreven; ik moet roken; ik moet naar vrouwen kijken; Idioot eigenlijk, dat een mens zichzelf niet onder controle heeft. Ik maak mezelf nog belachelijk ook tegenover dat buurkind. Als ik met haar probeer te flirten, denk ik, dat ik bijzonder mannelijk bezig ben. Maar voor haar met haar achttien ben ik met mijn dertig die oude bok van hier verderop. De straat maar op; overal winkels, kantoren en fabrieken met bedrijvige mensen. Ik voel me zo buitengesloten. Mijn ziekengeld zit goed, wat de hoogte betreft dat heeft Joke verzorgd en in de tijd bezien: Het is maar een tamelijk lichte overspanning, zei de arts: Maar een half jaar staat er toch wel voor. Ik vond het toen een paar weken geleden wel leuk: ik lag toch altijd overhoop met die productie- en consumptiemaatschappij. Maar nu zie ik het als één van de vele tegenslagen die ik vooral de laatste tijd heb. Soms denk ik terug aan dat laatste, diepgaande gesprek alweer dertien jaar geleden met pa, brave, dorpse hoofdonderwijzer. Het ging over het geloof. Ik riep aan het slot: Hoor eens, het scheppingsverhaal lapte ik al lang aan mijn laars, laat ik heel eerlijk zijn: nu de rest ook. En hij: Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen (Psalm 32:10). Nu zijn die smarten er. En dat is nu het rottige: als je christelijk bent opgevoed, blijf je maar verbanden leggen. Mijn kameraden hebben geen last van tobberijen. Maar ik .! Pa en ma bidden geregeld voor me. Dat hebben ze volgehouden al die twaalf jaar, dat ik nu het huis uit ben. Hielden ze er maar mee op! Zulke dingen hebben invloed op je!
Wat mij opvalt, is mijn cynisme van de laatste tijd. Als mijn vrienden weer eens iets opzienbarends hebben ontdekt, heb ik de neiging om treiterig te zeggen: Ja ja, dat zal wel En waar ik me nu opeens ook van bewust ben: mijn sloomheid. Zaterdag blijf ik altijd thuis van demonstraties. Vroeger: t hele weekend achter allerlei spandoeken aan. En maar meeyellen in de spreekkoren. En nu, ik kan het niet anders zien dan dat ik toen mijn gevoelens van onbehagen overschreeuwde. Ik dacht iets wezenlijks te doen, maar in feite deed ik niets anders dan mijn frustraties proberen weg te gillen. Ma zei, toen ik het huis uitging: Probeer de stem van God te verstaan, als Hij roept. Want: Hij gaat je roepen. En daar heb je het nu weer: laatst heb ik het echt geprobeerd. Maar ik hoorde alleen maar gegons van mijn eigen moede gedachten. Ook allerlei indrukken kwamen naar boven van een heleboel misstanden. Maar alles, wat er fout zit, kan me niet meer schelen en dat ik God niet hoorde, maakt me ook niets uit. En mn kornuiten; allemaal niks: seks, voetballen, gekanker, quasi-diepzinnig geleuter. Niemand zegt iets, dat kwaliteit heeft en diep is. Ik heb eigenlijk een hekel aan het hele stel!
Dit blog heet Jan en Joke en beschrijft de lotgevallen van een groep personen.
Ik ben van plan er elke week een aflevering aan toe te voegen en daarnaast ook vragen te beantwoorden, die naar aanleiding van dit blog gesteld worden.