Bobby Russell schreef deze hartverscheurende en zeemzoete ballade. "Zeem" is Gents voor honing en "honey" betekent zowel "schatje" als "honing". En daarmee is de cirkel rond!
Russell schreef tevens 'The Night The Lights Went Out In Georgia', een nummer 1 voor zijn toenmalige vrouw Vicki Lawrence en 'Little Green Apples' waarmee O.C. Smith een grote hit had. Hij kwam hier in deze reeks een tijdje geleden aan bod. Goldsboro zou trouwens ook een versie opnemen van 'Little Green Apples'.
Bobby Goldsboro (geboren in Marianna, Florida op 18 januari 1941) is een Amerikaanse pop- en country-singer/songwriter. Hij vierde dus drie maanden geleden zijn 81ste verjaardag!
Zijn grootste hit werd 'Honey' (1968), dat zijn enige nummer 1-hit werd in de Billboard Hot 100 en de Billboard Country-hitlijst. De gelijknamige lp voerde ook de Country-LP-hitlijst aan. 'Honey' werd wereldwijd de best verkochte single van 1968.
Goldsboro's bekendste hit 'Honey' werd in 1998 door de Belgische hiphopgroep 't Hof van Commerce gesampled in hun hit 'Dommestik en Levrancier'.
-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-
‘Jennifer Eccles’ – The Hollies
In 1968 werden meisjes nog nagefloten want dat mocht toen nog. In het huidige #metoo tijdperk is dat ten strengste verboden!
Een jaar voordien was 'King Midas In Reverse' van The Hollies minder succesvol maar met ‘Jennifer Eccles’ stonden ze weer in alle hitparades. De song werd geschreven door Graham Nash en Allan Clarke.
Vrolijke meezinger maar we moesten wachten tot The Scaffold een single uitbrachten om te weten te komen dat Jennifer Eccles enorm veel sproeten had ("Jennifer Eccles had terrible freckles"). Althans zo beweerden ze in hun carnavalshit van 1969 'Lily the Pink'. 😉 Het was een "inside joke": Graham Nash, die The Hollies verliet in december 1968, zong namelijk backing vocals op deze single en Nash was getrouwd geweest met Rose Eccles van 1964 tot 1966.
-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-
‘Valleri’ – The Monkees
The Monkees was een Amerikaanse popgroep die furore maakte in de jaren zestig met de gelijknamige televisieserie. De reeks verscheen op 12 september 1966 voor het eerst op de Amerikaanse televisie en werd gedurende twee seizoenen uitgezonden door de NBC. De laatste aflevering was op 19 augustus 1968.
De show, grotendeels gemodelleerd naar de Beatles-film 'A Hard Day's Night' (1964), toont de belevenissen en muziek van een min of meer fictieve popgroep. De vier jonge mannen, die The Monkees vormden, waren de in Engeland geboren Davy Jones, en de Amerikanen Micky Dolenz, Michael Nesmith en Peter Tork. Ze werden geselecteerd naar aanleiding van een advertentie waarin werd gevraagd om acteurs voor de rol van vier gekke jongens ("four insane boys"). Nesmith en Tork waren destijds allebei professionele muzikanten, maar Dolenz en Jones waren vooral bekend als acteur. Stephen Stills heeft een mislukte poging gedaan om een van The Monkees te worden. Hij werd afgewezen, niet wegens een gebrek aan talent, maar als gevolg van een conflict met zijn bestaande contract met een muziekuitgeverij. In plaats daarvan beval hij zijn vriend, multi-instrumentalist Peter Tork, aan.
Het management achter The Monkees kon altijd een beroep doen op de beste liedjesschrijvers zoals o.m. Neil Diamond, Gerry Goffin & Carole King, John Stewart, en Tommy Boyce & Bobby Hart. En toen de groep op zijn laatste benen liep werd het laatste duo weer gevraagd een hit te schrijven. Het resultaat was 'Valleri' dat echter geen Top-10-hit werd. Het einde van het viertal was jammer genoeg in zicht.
-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-
‘Mrs. Robinson’ – Simon & Garfunkel
Op de originele soundtrack van 'The Graduate' stonden acht nummers van Simon & Garfunkel aangevuld met instrumentale stukken van Dave Grusin.
The Graduate is een film uit 1967 van Mike Nichols met in de hoofdrollen Anne Bancroft en Dustin Hoffman. De film is gebaseerd op de gelijknamige roman van Charles Webb uit 1963. Hij ging in première in de VS op 21 december 1967 en werd in Brussel uitgebracht op 13 september 1968. Aangezien ik toen nog geen achttien was (de film kreeg het etiket KNT, Kinderen niet toegelaten, mee) heb ik de prent pas gezien in juli 1969 in Londen toen ik daar een maand lang bij een Engels gezin inwoonde. In Groot-Brittannië mocht de jeugd bij die film al binnen aan zestien jaar. En ik zou in november 1969 achttien worden.
In de film zingen Simon & Garfunkel overigens alleen het refrein van ‘Mrs. Robinson’. De muziek van de film was erg populair en verdreef zelfs het 'White Album' van The Beatles van de eerste plaats in de VS. In onderstaande videoclip is de singleversie te horen.
-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-
‘I Can’t Let Maggie Go’ – The Honeybus
De voornaamste componisten van The Honeybus waren Pete Dello en Ray Cane. Dello verliet de band in 1968 en werd vervangen door Jim Kelly. Cane werd songwriter en verzorgde de leadzang. Eind 1968 scoorde de band in de nieuwe bezetting nog heel even met 'Girl Of Independent Means'. De Londense popgroep werd uiteindelijk ontbonden aan het eind van 1969.
‘I Can’t Let Maggie Go’ was een zeemzoete ballad en dat was niet te verwonderen met zo'n groepsnaam! De aanhangers en critici van de band, onder wie Kenny Everett (een Engelse komiek, radiodiscjockey en televisiepresentator), vergeleken de band met het Rubber Soul-tijdperk van The Beatles.
Prachtige samenzang en een heerlijke slow bovendien!
-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-
‘Get Around’ – The Pebbles
The Pebbles was een Belgische popgroep uit Antwerpen die in de jaren zestig enkele internationale hits scoorde. De groep werd opgericht door Fred "Bekky" Beekmans en Bob "Bobott" Baelemans. Ze noemden zich oorspronkelijk The Fredstones. Toen ze in 1965 in contact kwamen met producer Norman Petty (hij deed productiewerk voor Buddy Holly) stonden ze dicht bij een internationale doorbraak. Petty wist de groep te overreden om de naam van de groep te veranderen in The Pebbles. En zo was de link met The Flintstones niet helemaal weg want Pebbles was het roodharig dochtertje van Fred & Wilma.
De band trad in 1967 op in het voorprogramma van Jimi Hendrix in de Olympia in Parijs, waar de Rolling Stones hen van op de eerste rijen aanschouwden.
In 1967 werd Louis de Vries, die ook Ferre Grignard onder zijn vleugels had, hun manager. Hij bezorgde hun een platencontract bij Barclay Paris. Een jaar later bracht de groep de single 'Get Around' uit die frequent door Radio Veronica werd gedraaid. Het werd hun eerste hit. In 1968 volgde de single 'Seven Horses In The Sky', die in 1969 de vijfde plaats in de Vlaamse top 30 bereikte. Tijdens Jazz Bilzen 1968 speelden ze het nummer met een volledige andere tekst dan op de single die op het eind van dat jaar zou verschijnen. Die song komt later in deze reeks nog aan bod.
Ik zag ze live optreden op 27 juni 1971 n.a.v. de opening van het Woluwe Shopping Center in Sint-Lambrechts-Woluwe. Axel van Duyn (Nederlandse bassist) speelde toen voor het eerst mee met de band.
-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-
‘Hurdy Gurdy Man’ – Donovan
Psychedelische song geschreven door de Schotse singer-songwriter Donovan. Opgenomen in april 1968 en de volgende maand uitgebracht als single. Donovan schreef de song in Rishikesh in India, waar hij toen Transcendente meditatie (TM) studeerde samen met The Beatles.
Hier is een luider rockgeluid te horen dan we van Donovan gewoon zijn. Er zijn vele vervormde gitaargeluiden te horen en agressieve drums. Er is ook een Indische invloed te bespeuren door het gebruik van een tambura die George Harrison hem cadeau gaf en hij hielp hem tevens met de tekst. De song zou ook geschreven zijn onder invloed van 'Green Circles', een psychedelische song uit 1967 van de Small Faces. Donovan gaf later toe dat hij bevriend met hen was geworden in 1965. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Jimi Hendrix deze song onder handen moest nemen maar toen producer Mickie Most dit hoorde stelde hij zijn veto en overtuigde hij Donovan om hem zelf uit te brengen.
Er is veel onduidelijkheid over de sessiemuzikanten die meespeelden op de song. In het boekje dat werd uitgebracht samen met Donovan's dubbele CD uit 1992, 'Troubadour: The Definitive Collection 1964–1976', worden Allan Holdsworth en Jimmy Page vermeld als elektrische gitaristen en John Bonham en Clem Cattini (gespeld als "Clem Clatini") als drummers. John Paul Jones, die de track arrangeerde en er bas op speelde (en bovendien de sessiemuzikanten boekte), zou per e-mail hebben bevestigd dat Clem Cattini de drummer van dienst was en dat Alan Parker op de elektrische gitaar tokkelde. Deze samenstelling werd bevestigd door Cattini. In zijn autobiografie schrijft Donovan dat Cattini (gespeld als "Catini") en Bonham instonden voor de drums. Tijdens een interview van omstreeks 2013, zei Donovan dan weer dat hij eerst dacht dat Cattini de drummer was maar dat hij niet zeker was of Bonham er ook bij was, en hij voegde eraan toe dat hij en Jones Holdsworth crediteerden als de gitarist.
Op de website van Jimmy Page is te lezen dat hij op deze song gitaar speelde. Geluidsingenieur Eddie Kramer citeert ook Jimmy Page als gitarist op de track, maar hij beweert dat John Bonham er niet op drumde. In een documentaire van Hannes Rossacher uit 2008 "Sunshine Superman: The Journey of Donovan", zei Donovan dat Page de gitarist was; hij voegde eraan toe dat de song de aanleiding was voor het ontwikkelen van de zogenaamde "Celtic rock sound" waardoor uiteindelijk Page, Jones, en Bonham Led Zeppelin kort daarna zouden oprichten. In de autobiografie van Donovan crediteert de Schotse bard zowel Page als "Allen Hollsworth" als de "gitaar tovenaars" tijdens die sessie. Maar hij voegt eraan toe dat "Hollsworth" ooit in de popgroep Blue Mink had gespeeld, terwijl het eigenlijk Alan Parker was.
Er is dus na al die jaren veel onduidelijkheid en onzekerheid over de sessiemuzikanten. Feit is dat dit een geweldig nummer blijft dat ik nu nog altijd regelmatig beluister!
-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-
‘Get Ready’ – Rare Earth
Dit is de korte versie uit 1968 die in de VS werd uitgebracht op het Motown label. Later zouden de vijf blanke muzikanten een sublabel krijgen met als naam "Rare Earth Records". Deze versie, een cover van The Temptations die de song uitbrachten in 1966 en geschreven door Smokey Robinson, stond op de elpee 'Dreams/Answers' die ik pas vele jaren later op de kop heb kunnen tikken.
De belangrijkste leden in de begindagen van de groep waren Gil Bridges (saxofoon, fluit en zanger), Peter Rivera alias Peter Hoorelbeke (zanger, drumstel), John Persh alias John Parrish (basgitaar, trombone en zanger), Rod Richards (geboren als Rod Cox; gitaar, zang) en Kenny James (geboren als Ken Folcik, Keyboard, Hammondorgel). Eind 1969 kwam Edward "Eddie" Guzman bij de groep.
In 1970 werd een nieuwe versie op single uitgebracht, een inkorting van het 21:17 minuten durende "pseudo" live nummer dat op kant B van de elpee stond die dan toepasselijk en op uitdrukkelijke vraag van Smokey Robinson ook onder de titel 'Get Ready' werd uitgebracht. In de VS eind 1969 maar in West-Europa pas in 1970.
Eind 1968 begon de muziek uit de Musical Hair door te dringen in de Lage Landen. De Amsterdamse groep Zen zorgde daarvoor want de Nederlandse muzikanten coverden het hoofdthema 'Hair' op magistrale wijze: kort en goed en vooral zeer krachtig. Beter, volgens mij, dan die flauwe versie van The Cowsills. Op de b-kant van die single stond 'Aquarius', een geweldig lied dat in 1969 onder verschillende gedaanten in de hitlijsten zou opduiken.
De Amerikaanse zangeres Nina Simone was zo slim twee liedjes uit die musical te plukken en te fuseren tot een medley: ‘Ain’t Got No' en 'I Got Life’. Die single werd een van haar grootste successen.
Ik heb moeten wachten tot 1970 om die musicaluitvoering te kunnen zien. Dat was in het Koninklijk Circus in Brussel. Op het einde heb ik natuurlijk mee gedanst met alle artiesten op het podium op de tonen van 'The Flesh Failures/Let The Sunshine In'. Onvergetelijk!
-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-
‘On The Road Again’ / ‘Going Up The Country’ – Canned Heat
Met een bezwerende melodie -gespeeld in de beste bluestraditie- veroverden deze vijf Amerikanen mijn hart. Alan 'Blind Owl' Wilson zong zó hoog dat ik oorspronkelijk dacht dat er een zangeres in de band zat. Telkens ‘On The Road Again’ op de radio te horen was wachtte ik tot het einde in de hoop dat de DJ van dienst de single tot aan het gaatje liet uitspelen.
Canned Heat werd nog succesvoller dankzij ‘Going Up The Country’ (ook uit 1968), een vrolijk uptempo nummer dat een jaar later het lijflied van alle hippies in Woodstock zou worden.
In de documentaire van Michael Wadleigh over Woodstock die in 1970 in de bioscopen te zien was werd 'Going Up The Country' ook meermaals gebruikt om de beelden te versterken.