p align="center"><a href="http://blog.seniorennet.be/hetbloggershoekje" target=_blank"><img alt="Welkom bij " src="http://i39.tinypic.com/yfhfq.jpg" bloggershoekje="het="border="0" /></a></p>
Het was als de Herfst; die mijn mooiste jonge jaren,
wilde doen vergeten;als perkament der vergetelheid.
Het verleden wat niet meer gold, alleen het gaande.
Ben nu als een blinde; in een onbekende wereld daar.
Ik, en de nog onbekende wereld tastten naar elkaar.
En nu die zekerheden geleidelijk zoek zijn geraakt,
ga ik merken, wat mijn ziekte, heeft stukgemaakt.
De een na de andere waarheid deelt zich nu mede.
Maar heb lang na mijn onbezonnen roekeloze jaren,
waarin ik ook nog van een volmaakte rust genoot,
omdat ik nog niet wist welke ziekte me zou belagen,
me verbijsterd gevoeld, vast genageld en verslagen.
Kijk langs wei en wilgen; zie glijden de winternacht,
zijn mistig bevriezend kleed, die de Vliet bezoomde, zie ook het lage land boven de horizon uit dromen. Zie het wakend oog der Maan, zo lief stil en zacht.
Al die beroepen met hun rare namen, had er wat verlegen naar uitgekeken, bij het verstrijken der laatste weken, vaak wensen: ,,Och kwam het nu maar.
Onder de ogen en kennis van die namen, bleef er nu niets meer nog bij het oude; ziektebeelden die ik nooit zo aanschouwde, zien nu wat schamper lachend op me neer.
Na een leven lang; van lief, leed en pijn, besef ik; deze waarheid te hebben geweten, en hier nu in alle openheid op heb gewacht, al bewegen de beelden zich door de nacht.
Ik droomde vroeger van aangenaam leven, wenste alleen goeds voor mij en de mijnen, en geen leven lang, met lief leed te spijt, wilde ook dromen onder sterren en Planeten.
Geloven kan ik nu niet alleen in mijn eigen zelf, niet alleen in mijn eigen innerlijke wil en mens, het is gods hulp die nu maakt tot algemeenheid, die me nu laat nemen de barricades en veel tijd.
Soms zweeft er denk ik even boven mijn hoofd, Gods almachtige wil, die me over wegen leidt, merk dan; dat ik niet van moed ben beroofd.
Zagen boven; vele onsterfelijke sterren, toen nog veel belovende boven ons hoofd. Zij; die in hun dol-verliefd vertrouwen, ons een hemel op aarde hadden beloofd.
Maar als mijn ogen zich voor eeuwig sluiten, mijn lijf eenzaam ten grave wordt gebracht, verdwijnen sterren in het gat van de nacht.
Ik besef;ik vond te snel zelf de Ziekenkant, door somberheid der mensen voortgedreven, met de weemoedig geur des dood omgeven. Mijn werkelijke zijn zette men aan de kant.
Mijn zijn trok men weg van het verleden, men zag mij steeds meer sterven dan leven. Men zag mij steeds op nu verboden dreven, die een Zieken immers niet mag betreden.
Al kwam er nu eb en vloed in mijn leven, toch weerhield me geen woeste storm, om me weer op de woeste Zee te begeven, om mijn koers weer te varen zoals weleer.
Ik heb de stormen en golven steeds gekust, steeds weer van woest in sluimering gesust! Wat heeft het leven dan nog voor waarden, als ik mijn hoofd steeds buig naar de Aarde!