Verzamelen in de inkomhal. Christel en ik willen naar Käthe Kollwitz. We volgen de groep
tot we ontdekken dat we bij een verkeerde groep aansloten. Zo komen we in het Museum Wallraf-Richartz terecht. Jammer, maar hier zal ook wel wat te zien zijn. Hier is een verzameling moderne kunst te bezichtigen: de verzameling Haubrich. Haubrich (1889- 1961) was een advocaat die tijdens het Derde Rijk de moed had om verboden kunstwerken te verzamelen en zo wellicht te redden van teloorgang.
Het inkomkaartje is wel niet goedkoop: 10. Dat valt tegen. We trekken moedig naar de bovenste verdieping waar de collectie hangt. Onderweg komen we Herman, de leraar schilderen van de dagklas tegen. Als we tegen half vier beneden zijn kunnen we met zijn groep mee: ze gaan enkele galerijen bezichtigen. Maar daardoor passeren ze voorbij het museum van Käthe Kollwitz.
Veel tijd is er niet meer. Dus is het op een drafje voorbij de schilderijen. Jammer
en dat terwijl we er zoveel voor betaalden.
Maar eens weer buiten, vergeten we het nare gevoel en storten ons in de Keulse winkelstraten. Het is wel een flink eind stappen, maar het is droog en niet te koud. Een frisse neus halen doet deugd. De indrukken die je opdoet onderweg, zorgen voor een intens tijdsgebruik. Ik zie hoe een jonge man, netjes gekleed, de afvalbakken nakijkt, wellicht op zoek naar iets eetbaars of flessen waarvoor statiegeld ontvangen wordt. Leuker is het draaiorgeltje. Hoe dit instrument niet uiteenvalt is onbegrijpelijk. Daar aapjes niet meer mogen voor show zorgen, heeft de draaiorgelman zichzelf daarvoor uitgedost: met lange jas en hoge hoed laat hij de deuntjes weerklinken. Wanneer mensen iets in zijn bakje leggen, neemt hij heel beleefd zijn hoed af, voert zelfs een kort gesprek met hen. Ik zie dat zijn linkerhand misvormd is. Maar hij neemt met zoveel élegance zijn hoed af, dat ik bijna moet lachen. Dit is geen bedelen, dit is straattoneel. We komen de straatkunstenaars die deze morgen voor de Dom zaten opnieuw tegen: hoe zou hun constructie toch in elkaar zitten?
Even verder zit een oudere man te tokkelen op een gitaar en zijn schraperige stem zingt een of ander liedje. Aan de elleboog heeft hij draden hangen die verbonden zijn met poppetjes en belletjes die door de beweging van zijn arm in gang gezet worden.
Ik durf niet blijven kijken uit schrik de aansluiting met de groep te verliezen. Tot Herman ons aantoont welke straat we moeten inslaan om bij het museum te komen. Met de groep trekt hij verder, terwijl wij richting Käthe Kollwitz afslaan.
Het museum bevindt zich op de vijfde verdieping. Via een glazen lift moeten we naar boven. Ik probeer niet naar beneden te kijken want dan krijg ik dieptevrees. Ik staar naar de deur die ook van glas is, maar ook enkele ijzeren steunen heeft. Dat geeft houvast.
We stappen uit en komen in een relatief klein museum terecht. Inkomprijs: 4.
|