Biografie van een legendarische journalist
Artur Domoslawski
Artur Domoslawski is zelf journalist, bevriend met Kapuscinski, noemt hem zijn leermeester. Als hij na de dood de biografie wil schrijven van Kapuscinski en toegang krijgt tot de kamer van zijn vriend en leermeester, waarin naast boeken en nog eens boeken ook de aantekeningen nog liggen zoals Kapuscinski zijn werkruimte een jaar geleden achterlaten heeft, stelt hij zich de vraag: hoe kan hij die man in zijn ware gedaante aan de lezer voorstellen. Hij onderzoekt wat Kapuscinski zelf schreef, heeft ontelbare gesprekken met vrienden of mensen die Kapuscinski hebben gekend en ontdekt daardoor een man die hij in feite niet kende. Hij probeert Kapuscinski recht te doen door al die informatie te plaatsen in de tijd en de plaats waar Kapuscinski leefde: het naoorlogse Polen.
Domoslawski roept dan een man op van vlees en bloed en geen mythische held. Door Kapuscinski ruimte te geven om gewoon mens te zijn, met zijn talenten en kleine kanten, zijn passies en angsten kan pas de waarde van de journalist en zijn werk ingeschat worden.
Ryszard Kapuscinski (1932 2007) is een internationaal gekend, meestal gewaardeerd maar zeker opmerkelijk journalist. Hij leeft en schrijft (is er verschil tussen de twee?) gedreven door de passie recht te doen aan de armen, degenen die uitgebuit worden.
Daarvoor trekt hij de wereld rond: hij wil aanwezig zijn daar waar de revolutie zich afspeelt.
Al op jeugdige leeftijd laat hij zich door die passie leiden en sluit zich aan bij de communisten. De eerste revolte maakt hij mee in Polen: de destalinisatie treft ook de communistische partij in Polen. Wellicht ontdekt hij daar dat hij zijn passie als schrijver, als journalist kan vorm geven. Hij zal de wereld rond trekken om aanwezig te zijn bij de grote revoluties: in Afrika, maar ook in Zuid-Amerika, Iran
Zijn journalistiek werk laat geen twijfel over welke kant hij kiest. Het is zelf een voorwaarde voor hem om een goede journalist te zijn. Hij vermijdt de officiële berichtgeving en gaat naar de plaatsen waar de kleine mensen leven
om te luisteren naar de verhalen die zij te vertellen hebben. Daardoor komt hij de diepere drijfveren op het spoor van de revolutie. Zelf zal hij uiteindelijk stellen dat het niet zozeer om armoede gaat, maar wel om zelfrespect, bevrijding. In De Sjah aller Sjahs (1986) ontleedt hij het mechanisme van de macht zo fundamenteel dat de lezers in Polen er hun eigen situatie in herkennen.
Tussendoor ontdek je dan pareltjes van observatie. Zo schrijft hij over de betekenis van de plastieken kan voor de Afrikaanse vrouw die soms kilometers moet lopen om (drinkbaar) water te vinden. De zware stenen kruiken zijn vervangen door plastiek waarbij allerlei formaten te vinden zijn, zodat kinderen ook hun paar liter kunnen dragen.
Maar hoe kijk je aan tegen een journalist die een loopje durft te nemen met de objectieve waarheid? Enerzijds heeft Kapuscinski nood om mythes te creëren, vooral over zichzelf en zijn moed
waardoor Domoslawski op zijn angsten botst. Kapuscinski is het kind gebleven dat graag gezien wil worden en is zo kwetsbaar voor kritiek. Die kwetsbaarheid, het niet kunnen omgaan met kritiek, zal Kapuscinski tot aan zijn dood blijven achtervolgen, zelfs als hij als schrijver wereldfaam geniet en zich geplaatst ziet tussen de andere groten der aarde. Anderzijds zal dit thema een discussiepunt worden: wat is objectieve journalistiek, mag je feiten weergeven die niet altijd met de objectieve situatie overeenstemmen maar wel goed verduidelijken waarom het gaat?
Het boek is geen chronologische opsomming van de feiten in het leven van Kapuscinski, maar een compositie vanuit verschillende invalshoeken. Dat maakt het boek boeiender, maar ook wat moeilijker om lezen: alles hangt met alles samen. Daardoor komt echter de figuur van Kapuscinski beter uit de verf. Naast zijn passionele bezig zijn met de wereld en de revoluties, komt ook de man te voorschijn die eenzaam is in een af ander oorlogsgebied, die enorm goed kan luisteren maar weinig over zichzelf vertelt, die vader is van een dochter die het hem kwalijk neemt dat hij bijna nooit thuis is, die naast zijn vrouw andere geliefden heeft, die wanneer het tij keert en het niet meer zo gezond is om met de vrienden van vroeger, oud-communisten om te gaan, hen dan ook negeert.
Domoslawski gaat geen enkele controverse die hij in het leven van zijn vriend en leraar aantreft uit de weg. Hij formuleert het echter met zoveel respect en zo ingebed in de leefwereld van toen, dat de fouten niet weggespoeld, maar menselijk inleefbaar worden. Juist in dat menselijk zijn van Kapuscinski komt zijn grootheid te voorschijn: zijn onrust om er bij te zijn, zijn gedrevenheid om verdrukten stem te geven, zijn passie om een taal te ontwikkelen die waarheid naar boven brengt, dat alles resulteert in een oeuvre dat, na deze biografie, wellicht uitnodigt om het ook te lezen.
Het is verfrissend voor de lezer die, via de officiële media, min of meer vertrouwd is met de gebeurtenissen in het boek, om eens een andere invalshoek aangeboden te krijgen. Kapuscinski kan het woord terrorist moeilijk uit zijn pen laten komen als hij ziet hoe mensen zelf hun leven in gevaar brengen om hun onafhankelijkheid te bevechten. Kapuscinski, zelf communist, verdedigt de bevrijdingstheologie tegen het kerkelijk instituut in
maar wie herinnert zich niet de berispende vinger van de Poolse paus (Johannes Paulus II) voor de bevrijdingstheoloog en minister van cultuur in Nicaragua, Ernesto Cardenal? Of hoe een mediagenieke paus zijn macht etaleert, wetend dat de hele wereld naar hem kijkt?
De biografie is mooi verzorgd uitgegeven
maar de wikkel doet denken aan slechte commercie en laat niet vermoeden wat een schat er in opgeborgen ligt. Onder de wikkel tref je dan een hardcover aan, zwart met rood kapitaalbandje. Jammer dat er een leeslintje ontbreekt, want dit boek verdient een lint
een erelint, zowel voor de schrijver als voor Kapuscinski.
|