Met de schilderklas nemen we deel aan de herdenking van WO I in Rotselaar, waarvan Werchter een deelgemeente is. De leerkracht heeft ons daarvoor een speciale techniek aangeleerd: het papier of doek bewerken met was, zodat het buiten kan hangen, ook als het regent. En inderdaad, op een proeflapje (proefkader) lopen de waterdruppels ongegeneerd naar beneden. Weer iets dat we bijgeleerd hebben.
Samen met de ‘groep’ iets doen is toch wel leuk. Iedereen is meteen bezig om de opdracht uit te werken. We gebruiken allemaal dezelfde grootte van lijst waarop we ons ontwerp lijmen en bewerken met was. Later zullen alle werken, zij aan zij, als één grote verzameling ten toon gesteld worden. Een soort lappendeken van WO I. Een paar jaren terug hebben we ook nog zo iets gedaan: een foto van mensen die naar Amerika afvaarden om daar hun geluk te zoeken, in stukken verdeeld. Ieder werkte zijn gekozen stuk uit en alle werken werden tenslotte weer samengebracht tot één groot geheel. Toen moest je wel zorgen dat je eigen werk natuurlijk overvloeide in het werk van boven, onder en naast je. Bij zo’n manier van werken worden ego’s opzij gezet en streeft men naar één gemeenschappelijk doel. Het werkt heel enthousiasmerend en brengt de groep samen … zonder dat het kapitalen kost om deskundigen te vergoeden.
Iedereen is enthousiast. We komen naar de academie met boeken of fotokopieën over WOI.
Voor mij is het wel even wennen: vertrekkend van een foto proberen iets presentabel op papier te zetten. Ik vertrek normaal vanuit een idee en probeer dat in zijn essentie weer te geven met lijnen, vlakken, kleuren … voor een fotografische weergave voel ik me onbekwaam. Toch probeer ik iets in die richting uit want ik wil aansluiten bij het grote geheel.
Wat me erg aangrijpt zijn de verwoeste landschappen … die staan voor mij symbool voor de verwoesting van mensen. Het is net of die bomen met hun geknakte en afgescheurde takken, symbool staan voor mensen die tot in het diepste van hun wezen gekwetst werden.
Ik probeer zo’n landschappen uit. Telkens blijf ik in verbijstering kijken hoe verwoestend een oorlog is. De oorlogswapens doorklieven de aarde die normaal oogst moet opbrengen om de mensen te voeden en een volgende generatie te laten leven. Maar die volgende generatie, kinderen van … zullen sneuvelen voor God en Vaderland. De ouders van toen waren niet minder liefhebbende ouders dan ouders van nu. De dood van hun zoon of dochter verwoestte ook het leven van de ouders. Dan worden ‘voor God en Vaderland’ lege woorden.
Toen (1914) gingen de soldaten juichend de oorlog in, overladen met bloemen, drank. De soldaten lieten zich beroezen aan de mythe van: ‘we gaan de vijand verslaan’. Tot enkele jaren later de ontnuchtering kwam als men de balans opmaakte: te veel doden, teveel vernietiging … en wat veranderde er? Zou de hedendaagse samenleving dit nog zo kunnen beleven? Ik hoop van niet.
Voor wie, voor wat, stierf men toen? De verwoording ‘helden’ is zo makkelijk in de mond genomen … als men er zelf niet bij betrokken is. ‘Sneuvelen’ voor het vaderland lijkt me alleen in oude verhalen te kunnen. Wie nu sterft voor een opgezweept ideaal, sterft zinloos … honderd jaar later ‘eert’ men wel die namen, maar wat heeft hun dood teweeg gebracht in de samenleving, dat niet met onderhandelen kon opgelost worden. Dan moet wellicht het egoïsme opzij geschoven worden: de economische voordelen willen delen met anderen als individu, als samenleving.
|