Tot ik beslis terug wat te schilderen. Het atelier ligt er uitnodigend opgeruimd bij en de doeken staan reeds lang op mij te wachten. Ik haal die reeds ’s avonds uit hun berging en zet ze in het atelier: dat is een zetje om de faalangst te overwinnen, want eerlijk gezegd, erg zegezeker voel ik me niet.
Wanneer ik ’s morgens naar mijn atelier trek voel ik me gespannen: het is zowat een jaar geleden dat ik er nog werkte: van als het wat kouder wordt trek ik me terug in huis. Karel heeft al vaak voorgesteld om verwarming te gebruiken, maar dat vind ik dan weer zo onverantwoord, zowel op financieel als ecologisch vlak.
Eerst haal ik de verf uit de dozen waar ze sinds een paar maanden opgeborgen was. En ineens voel ik de adrenaline door mij heen stromen: ik krijg er echt zin in.
Het is net of er in mij iets ontploft, of er iets dringend naar buiten moet. Er bestaat niks anders meer dan het doek en de verf. Het lijkt of ik een oude liefde heb teruggevonden.
Ik werk intens, aan een ritme dat niet meer weggelegd is voor oudere mensen. Het voelt echter zo goed. Straks zal ik wel rusten. Hoe kon ik het schilderen vergeten.
Het zal wellicht altijd een spanning blijven tussen het grafisch werk en het werken met kleuren. Waarom krijgt een mens maar één leven en is dat leven zo kort?
|