Vandaag begint Rock Werchter. Terwijl het dorp volstroomt met festivalgangers, een beweging die reeds gisteren op gang kwam, trekken wij hier weg: de oudste dochter en haar man bieden een bed aan en een paar dagen vakantie, laat ons stellen: een familiale formule van B&B en ’s avonds bij goed weer BBQ. Hebben we tussendoor zin in iets: de koelkast en wijnvoorraad staan ter onzer beschikking. Ook Toby mag mee, die kan dan verbroederen met Schicco, de hond des huizes.
We nemen niet teveel mee: ze hebben daar een boekenkast met aantrekkelijke titels … en zelfs bij slecht weer kan je je terugtrekken in een hoekje met een boekje. Karel neemt wel zijn laptop mee, want Spinoza achterlaten is zoals in een nachtmerrie naakt de trein moeten nemen. Ik neem wat tekenpapier mee om leporello’s te maken als ik plots moest overvallen worden door tekendwang … maar voor de rest: vier dagen gewoon voor ons uit leven, kijken wat het ‘nu’ brengt, wandelen met de honden, lekker eten dat door de oudste dochter klaargemaakt is en vooral samen zijn met de kinderen, want ze beloofden ‘op bezoek’ te komen.
Mijn blogs zullen ook een paar dagen vakantie nemen, de reden is gekend: teveel decibels op Rock Werchter. Maar hopelijk genieten de festivalgangers wel van hun feest.
24-06-2015
Aan tafel
En dan is het tijd om aan tafel te gaan. Het is schitterend weer en we zitten buiten. We genieten van de zon, de mooie tuin, de verhalen die we vertellen.
Boordevol indrukken zal ik straks naar huis gaan: het heeft deugd gedaan. Afscheid nemen van vroeger was ook een vernieuwde kennismaking. Het huis mag verdwijnen, ik draag een heel warm verleden met mij mee.
Grootmoeder heeft vele uren naast het raam gezeten onder het kleinere afdak.
Het venster is ooit wel vernieuwd maar na 85 jaren plooien de balken nog niet onder het gewicht van de tijd.
Langs deze deur werd mijn grootvader buiten gedragen. Mijn grootmoeder zat toen in de kleine woonkamer er naast. Zo ging het in het leven.
In de tuin een bruggetje over het water, dat naar een prachtige vijver loopt.
De vroegere spoorweg is opgebroken en een mooie fiets- en wandelroute kwam in de plaats
23-06-2015
Het raam met uitzicht
Ik heb mijn grootmoeder vaak zien zitten aan het raam in de kleine woonkamer. Daar kon ze ‘den hof’ in de gaten houden: wie toekwam, of de kleinkinderen niet teveel kattenkwaad uithaalden.
Het meest ontroerende moment was toen grootvader begraven werd. Wanneer de uitvaartdienst van de man plaats vond, bleef de vrouw thuis. Dat was toen regel. Ik stond in de kleine woonkamer toen ze terugkwam van een laatste groet aan haar man in de kist: die zou vanuit de andere kamer naar buiten gedragen worden.
Ze stond aan het raam en keek naar buiten. Ze sprak met een tante. Wat grootmoeder juist zei weet ik niet meer, maar ‘t was in verband met het definitieve afscheid van haar man: ze hadden samen een goed leven gehad en nu was dat voorgoed voorbij, een mens kon daaraan niets veranderen. Geen tranen, geen grote emoties, wel een diepe zucht en waarschijnlijk heeft ze daarna gekeken of de koffie klaar was en de Leuvense kachel niet moest bijgevuld worden, want het was putje winter. De dagen nadien zal ze nog wel gezucht hebben maar zich niet hebben verzet tegen het verdriet dat ze voelde: dat was nu eenmaal het leven.
Wanneer ik op bezoek ging en haar aantrof met een brei in haar handen, kijkend uit het venster naar wat er buiten gebeurde (normaal gebeurde er niets in die uithoek van het dorp, alleen af een toe een voorbijrijdende stoomtrein of een zeldzame boerenkar) kwam vaak dat beeld in mij boven van die berusting bij de dood van haar man.
Zou ze ooit vermoed hebben welke diepe indruk ze maakte op die kleindochter?
22-06-2015
Dag huis
220616 Dag huis
Ik kijk even rond: dit was het koertje waar we als kind onze fiets stalden tegen het schuurtje dat vroeger al werd afgebroken, waarna we ‘voeten vegen’ hoorden voor we naar binnen gingen.
We stappen het huis binnen. Alles wat nog bruikbaar is weggehaald … maar de gordijnen hangen nog voor de ramen, net of de bewoners pas vertrokken zijn en de achterblijvers naroepen: vergeet de deur niet te sluiten.
In dit lege huis zie ik in mijn herinnering nog de meubels staan. Ik vraag aan mijn neef naar de juistheid van mijn herinnering: is dat muurtje niet bijgebouwd en waar is de voute naartoe? Ja, daar is een muurtje bijgekomen om de ruimte wat kleiner te maken, dan moest er niet zo fel gestookt worden in de winter. En de voute werd opgeofferd voor een badkamer
Langs een erg steile trap bereiken we de zolder die gans het huis overdekt. In de muren staan kleine vensters. Vroeger waren er houten schotten aangebracht zodat er toch wat privacy was voor de zeven opgroeiende kinderen. Ik denk dat mijn vader ooit vertelde dat ze met zijn tweeën in één bed sliepen en de zus kreeg een kamer apart.
Zelf heb ik mijn grootvader hier weten liggen toen hij ziek werd. Later is hij naar beneden verhuisd en heb ik hem nog komen ‘een kruisje geven’ toen hij gestorven is.
Het gebinte van het dak is nog in prima staat: inderdaad, mijn grootvader verkoos degelijk materiaal te gebruiken en na meer dan 85 jaren blijft het stand houden. De balken passen, na al die jaren, nog zo mooi in elkaar: degelijk vakwerk kan me echt ontroeren.
Dan bedenk ik weer hoe een gezin met zeven opgroeiende kinderen, hier onderdak vond. Hoe kan ik aan mijn kinderen uitleggen hoe ‘anders’ het vroeger was. Niet dus. Voor hen is het evident dat er water uit de kraan komt. De kinderen die hier opgroeiden moesten zich ’s morgens wat wassen aan de ‘pomp’ … ik weet niet of die pomp binnen of buiten stond. Gezien mijn grootvader een vooruitstrevend man was, zal die pomp wellicht al binnen gestaan hebben, of toch onder een afdak.
21-06-2015
De buitenoven
We wandelen door de boomgaard en groentetuin, alles heel mooi onderhouden, tot we bij het oude huis komen.
Ik vraag mijn neef of hij de ‘buitenoven’ nog gekend heeft. Neen, toen hij naar het dorp kwam was de verbouwing achter de rug en was de oven omgevormd tot schouw. Ik toon hem de muur waar die oven in uitkwam en ontdek nog in het vernieuwde metselwerk de naad van die oven. Ik herinner me die oven omdat mijn grootmoeder zelf brood bakte, in de oven ‘buiten’. Ik vond dat brood bijzonder lekker, waarschijnlijk ook omdat het ‘buiten’ gebakken was, dat leek zo mysterieus.
Ik kan me best voorstellen dat mijn grootmoeder een berg broden in die oven gebakken heeft … en als de oven toch warm gestookt was, kwamen de buren met hun te bakken broden opzetten. Nu moet men buurtprojecten ontwikkelen om de buurt te animeren, vroeger had men elkaar nodig om te overleven. Men leerde met elkaar omgaan, met conflicten en plezier maken. Ik kan me wel voorstellen dat mijn grootmoeder, even rond als ze groot was, die haar zes ruigaards van zonen de baas kon, ook de buurt in de hand hield … en waarschijnlijk speelde die buitenoven daar een rol in.
20-06-2015
Paling poeren
Wanneer we aan de watergang staan, op de plaats waar grootvader de fuik in het water had liggen, vertel ik mijn neef de herinnering daar rond en ook hoe ik me herinner dat in diezelfde watergang paling werd gevangen. Ja zegt hij, weet je hoe ze dat noemden? ‘Paling poeren’ en ineens valt dit woord me weer te binnen als gekend: inderdaad, men ging paling poeren. Toen ik stond toe te kijken werd er zeker een emmer vol gevangen. Nu zit er geen paling meer in de watergang.
Paling is nu niet direct een vis die gemakkelijk vangt, zeker niet met de blote hand. Daarom bouwden de palingvissers (kwajongens die wellicht nog geen baard in de keel hadden) dammen in het water. Ze lieten het water van de ene dam naar de andere stromen. Zij stonden zelf tot hun knieën in het water en de modder. Vooral die modder vond ik fascinerend … dat moest heerlijk zijn, maar gezien wij niet aan een watergang woonden was modder een verboden iets, daar werd je zo vuil van.
Ze hadden een bepaalde greep om die gladde paling vast te krijpen en in een emmer te gooien. Die avond zullen wel verschillende gezinnen paling gegeten hebben.
Later zocht ik het woord ‘poeren’ op in de Van Dale … en het bestaat. Wat een prachtwoord!
19-06-2015
Het water
Als kind vond ik de grond waarop het grootouderlijke huis zich bevond ‘oneindig’ groot. Ik denk niet dat we op ons eentje op ontdekkingstocht mochten … want de grond vormde een driehoek, omgeven door water. Nu loop ik met mijn neef de weg terug van mijn kindertijd: naar de punt van de driehoek, het verste punt van de straatkant . Die weg liep ik ooit met mijn grootvader en waarschijnlijk andere kleinkinderen. Mijn grootvader had in de ‘watergang’, zoals de brede beek genoemd werd, een fuik liggen en ging kijken of er vis in zat. Nu is dat een vorm van stropen … toen ook, maar wie deed het niet? Zo voorzag je je gezin van voedsel. Mijn grootvader was een bewuste stroper. Waarschijnlijk deed hij dat meer uit plezier van de wet te kunnen ontwijken dan uit noodzaak.
Ik weet me nog lopen naar de uiterste hoek van de beek. Mijn grootvader trok de zelfgemaakte fuik uit het water: er zat geen vis in. Ik denk dat het hem vooral te doen was om zijn kleinkinderen iets te tonen waar hijzelf verzot op was: vis vangen zonder de belasting daarvoor te betalen. Wellicht is toen de basis gelegd voor mijn studie van criminologie, zovele jaren later.
18-06-2015
Nog enkele dagen
Mijn neef heeft zijn woning naast het grootouderlijke huis. Zo kon hij op ‘afstand’ voor zijn moeder (mijn tante) zorgen. Dat was een erg goed samenspel.
Toen mij neef een jaar of tien was, verhuisde hij van Antwerpen naar het geboortedorp en geboortehuis van zijn moeder, die ondertussen weduwe was geworden en haar moeder bij zich had genomen. Voor die kleine jongen een hele aanpassing: van stadsmus moest hij overschakelen naar de kwajongen van dorpsjeugd. In het begin was dat erg moeilijk, maar later lukte het hem beter en sindsdien is hij in dat dorp blijven wonen, samen met zijn vrouw. Drie zonen kwamen zich nestelen in het gezin, tot overgrote vreugde van zijn moeder die (heel bewust) van op de zijkant toekeek en een helpende hand bood wanneer het nodig was.
Het grootouderlijke huis werd wat verbouwd, zodat het over voldoende basiscomfort beschikte om er te wonen.
Ik heb mijn grootmoeder bezocht in dat vernieuwde huis, terwijl flarden van herinnering terugvoerden naar het oorspronkelijke huis met de buitenoven, de voute (opkamer), de kippen, de stal met het alaam van mijn grootvader, de boomgaard met de kersenboom …
Na de dood van mijn grootmoeder (grootvader was eerder gestorven) is mijn tante blijven wonen in het huis: er werd een regeling getroffen in de familie voor de erfenis, zodat iedereen tevreden was.
Mijn tante is er blijven wonen tot twee jaren voor haar dood: ze was toen 91 jaar. Omdat ze steeds beroep kon doen op haar zoon en schoondochter in geval van nood en ze dat nooit deed omdat ze dat niet nodig vond, bleef ze zo lang haar eigen leven beredderen.
Van het grootouderlijke huis herken ik veel, vooral de basisstructuur. De spoorweg die langs de grond van mijn grootouders liep is verdwenen en is nu een wandel- en fietsweg geworden. De gracht aan de voorkant van het huis is opgevuld en voetpad geworden … en de hobbelige straat waar ik ooit karren op zag en hoorde rijden is veranderd in een geasfalteerde baan. De enkele boerderijen die er vroeger waren zijn nu villa’s geworden … en waar is de bank aan de spoorweg gebleven waar ’s avonds de buurtbewoners samen kwamen om het laatste nieuws uit te wisselen?
Het vroegere is vervangen door bv. een prachtige tuin. Voor het bouwen moesten de rootputten gedempt en de diepte van de grond opgevuld. Ergens was er een werf met een teveel aan grond, die werd dan naar hier werd verkast, vrachtwagen na vrachtwagen.
Het huis van mijn neef werd gebouwd, vrienden en familie kwamen helpen … en mijn tante zorgde ’s middags voor een voedzame maaltijd en genoot van het samen zijn en de voortgang van het huis van haar zoon.
Ondertussen ploegde mijn neef alle tijdschriften en boeken door over tuinaanleg … en het resultaat mag gezien worden. In welk park ben ik terecht gekomen?
Eerst drinken we iets op het weerzien en daarna leidt mijn neef me rond in ‘zijn’ domein. Gewoon prachtig. Hoeveel energie en liefde zijn hier niet in gekropen. Voor mij is het echt genieten.
En uiteindelijk gaan we naar het oude huis. Ik heb mijn fotoapparaat meegenomen … maar niet de beelden ‘van nu’ tellen … ik wil me, vanuit een ‘nu’ toevertrouwen aan een ‘toen’ dat nog even kan opgeroepen worden via concrete dingen die nog enkele dagen zullen blijven. Daarna verdwijnen de concrete getuigen en zal alleen een verhaal resten.
17-06-2015
Waar is mijn dorp gebleven
We rijden verder … en noemen op wat verdween: de winkel van MVD met de heiligenbeeldjes en het snoep. Ook de jongensschool (waar mijn vader les gaf) verdween. Het was een gemeentelijke school, de meisjesschool was van katholieke signatuur. Maar wekelijks kwam de pastoor of onderpastoor langs in de klassen van de jongensschool om te kijken of de kinderen hun catechismus kenden en meteen maakten ze een praatje met de onderwijzer … en zorgden zo dat alles netjes Rooms bleef.
De vrijheidsboom verdween. Het gebouw achter de vrijheidsboom was vroeger het vredegerecht en daaronder was het ‘gevang’. Dat laatste sprak wel tot mijn verbeelding. De enige ‘gevangenen’ die daar opgesloten gezeten hebben waren mannen die teveel gedronken hadden en daar hun roes uitsliepen … maar dat aantal zal ook beperkt geweest zijn. In mijn kindertijd zag je nog wel eens mensen langs de straat zwijmelen … maar dat kon in zo’n dorp. Nu bedrinkt men zich thuis en gaat dan naar bed, openbare dronkenschap is uit de mode en uit den boze.
En dan is er plots zoveel verdwenen en zoveel bijgebouwd. Het vroegere ‘kasteeltje’, dat helemaal vervallen was, is gerestaureerd en daar zijn de gemeentelijke diensten in ondergebracht … en op het pleintje er voor: een beeld van mijn vader. Dat is een leuke verrassing. De vorm van de straat herken ik, maar er is zo weinig waaraan mijn herinneringen zich kunnen vastklampen. Wat vroeger een baantje was, waarop nauwelijks een kar kon dobberen, ligt nu een ruime, geasfalteerde weg waar auto’s rustig hun gang kunnen gaan en de omgevende akkers zijn nu volgebouwd met ruime villa’s.
Dat dorpse dorp van vroeger wordt stilaan een voorstad van Antwerpen: de uibouw van de haven laat de werknemers afzakken naar dit dorp om er te wonen, na het werk nog wat te genieten van een groene omgeving en op fietsafstand heb je Sint-Niklaas waar een ruim aanbod van middelbare scholen is.
Het doet me denken aan Werchter, dat wordt ook stilaan volgebouwd. Moet je daar spijt van hebben? Ik heb dat niet: ik kan genieten van het moderne comfort en heb geen park voor mij alleen nodig om me te ontspannen. Ik vind het leuk om met Toby te wandelen en mensen te ontmoeten waarmee ik even een praatje kan maken over onze honden. Wellicht dat vroeger de evolutie niet zo snel ging: ik kan me niet voorstellen dat mijn grootouders zouden geloofd hebben dat de mensen via een gsm met elkaar zouden bellen, ze waren nog maar pas aan het bekomen van de uitvinding van de telefoon, laat staan dat ze zich een beeld zouden vormen van tv, pc, tablet …
Via een omweg (de straat waarin mijn neef woont, krijgt een nieuwe bovenlaag) bereiken we de plaats waar we moeten zijn. Even ben ik van mijn à propos: zijn we wel aan het juiste huis, ik herken de omgeving niet. Mijn neef stelt me gerust: hier woont hij met zijn vrouw die op ons wacht.
16-06-2015
Rondkijken
En zo beginnen we aan een rondrit door mijn herinneringen. Eerst toeren we even door de ‘campus Sint-Helena’. Het woord ‘campus’ doet vreemd aan in verband met mijn geboortedorp: ik heb dat woord nooit horen uitspreken zolang ik er woonde. Zo merk ik dat de moderniteit zich niet alleen aanmeldt in bakstenen, maar ook in woordgebruik. En ja, we rijden nog even verder, want daar staat een beeld van mijn vader (mijn vader tekende, schilderde en heeft verschillende beelden gelast, een techniek die zijn derde zoon ook zou hanteren en verfijnen). De ruwe vormgeving contrasteert met het tedere gebaar dat de Samaritaan maakt voor de kwetsbare mens in zijn armen. Het past daar zo mooi midden de nieuwe gebouwen waarbinnen zorg verleend wordt aan mensen die niet meer zelfstandig kunnen wonen.
Ik vraag mijn neef of we ook even terug naar de school kunnen rijden waar ik als kind leerde lezen, schrijven en rekenen. Met de bus waren we er voorbij voor ik er echt erg in had. Natuurlijk kan dat, dan zij we meteen in het centrum van het dorp.
Het gebouw is verouderd en aan de voorkant ziet het er nauwelijks onderhouden uit. Het linkse deel was vroeger het klooster van de nonnen die de school open hielden en er les gaven. Ik denk dat er zo’n zevental nonnen samenleefden, onder wie een moeder-overste en een keukenzuster. De andere nonnen stonden in het onderwijs. Ik moet ontdekken hoe de deur, die toegang gaf tot het woongedeelte van die groep samenlevende vrouwen, in mijn herinnering veel breder was dan wat ik nu te zien krijg. Daarbij was die deur in mooi donker hout met een koperen beslag als klink en een ijzeren stang om de bel te luiden. Nu is die toegangsdeur vervangen door een eenvoudige, turkoois geverfde deur ... of is het dezelfde deur? Die kleur straalt wel frisheid uit waardoor ze toegankelijker lijkt voor de gebruikers. In mijn herinnering straalde die deur iets verhevens uit, want daarachter woonde een niet te evenaren heiligheid, waar alleen eerbied voor mocht opgebracht worden. Ik weet niet of ik ooit via die deur ben binnengestapt. Wel moet ik om een of andere reden tot het klooster zijn toegelaten op een bepaald moment, want ik herinner me de kapel in het gebouw en de grote brede (of was hij niet breed) trap van op het gelijkvloers naar die kapel op de eerste verdieping. In de keuken ben ik dan ook geweest: een grote, nogal lege ruimte die uitgaf op de eetruimte ernaast: ongezellig en in de winter waarschijnlijk niet te verwarmen, zelfs als kind had ik die indruk al.
Een tiental meter verder, tussen de kloosterpoort en het aangrenzende burgerhuis, ontdek ik dan de ‘schoolpoort’ en de ‘grootte’ van die poort valt erg tegen. Onze garagepoort is groter, terwijl ik me die poort herinner als een donkere ruimte (de uitgang was overwelfd) die dan uitgaf op straat en waarbij het licht binnen viel als de poort open stond en we terug naar huis mochten. Ook die poort is turkoois geverfd, terwijl vroeger die ook waardig bruin was.
Feitelijk zou ik nog wel eens willen binnen stappen om te kijken wat er met de klaslokalen gebeurd is. Zijn het dezelfde gebleven of is achter de gevel alles vernieuwd?
Ik ging graag naar school, ik ‘leerde’ gemakkelijk en beleefde plezier aan wat me aangereikt werd. Wellicht het meest doordringend waren de verhalen over Jezus in het derde leerjaar: wat kon die non erg goed vertellen. Zo zat ik met tranen in de ogen te luisteren hoe Jezus naar zijn dode vriend Lazarus ging en daar zo’n verdriet om had, dat hij zijn vriend weer tot leven wekte, want Jezus kon wonderen verrichten.
In het echte leven is afscheid nemen wel niet zo eenvoudig op te lossen. Maar ik hield erg van sprookjes, dus waarom ook niet van die sprookjesachtige bijbelverhalen?
15-06-2015
Voor het gesloopt wordt
Ik krijg een mail van mijn neef, de zoon van de tante die tot een paar jaren voor haar dood in het grootouderlijke huis woonde, of ik zin had het huis nog eens te zien: over enkele dagen zou het gesloopt worden.
Natuurlijk wil ik daar nog eens teruggaan. Een grootouderlijk huis is een soort mythisch huis. Enerzijds is er de concrete materialiteit maar anderzijds ook de herinneringen, soms maar flarden, die ik probeer tot een verhaal samen te voegen en waardoor ik de familie langs vaderskant kan ontmoeten. Het gaat niet om ‘de waarheid’ van de familie, wel: hoe leeft die familie in mij verder, hoe maakt ze deel uit van mijn levensverhaal. Hoe kan ik mezelf beter begrijpen als ik terugkijk naar mijn voorgeschiedenis.
Het huis nog eens terugzien is een soort afscheid nemen van ‘vroeger’, zodat ik het ‘nu’ vrijer kan ontmoeten.
Ik neem de trein en daarna een bus. Het vraagt wel wat tijd … maar met de auto ben ik ook behoorlijk wat tijd onderweg. En neen, Karel gaat niet mee, want hij wil bij Toby blijven en verder werken aan zijn vertaling. Voor Karel is het zo moeilijk om ‘buitenshuis’ actief te zijn … en dat hebben we al geleerd: we laten elkaar de vrijheid om te doen wat hij/zij graag doet, op onze leeftijd ‘moet’ niets meer, het ‘mag’.
Dus vertrek ik naar Sint-Gillis-Waas. Met de trein spoor ik vanuit Haacht tot Sint-Niklaas: in een hoekje met een boekje ( ‘De vliegende keeper’ van Herman de Coninck als leesplezier, dat is iets dat ik om de zoveel jaren wel kan herlezen en het telkens heel boeiend vinden). In Sint-Niklaas neem ik de bus richting geboortedorp. Nu laat ik het boek in mijn tas zitten: de weg die de bus neemt fietste ik zo vaak heen en terug om naar school te gaan. Ondertussen is er zoveel veranderd. Vroeger toonde de weg een heel agrarische omgeving, nu zijn er veel woningen bijgekomen.
Dan rijdt de bus mijn geboortedorp binnen. Ik herken vele gebouwen, hoewel er ook wel nieuwbouw bijgekomen is. Mijn ouders woonden aan de ingang van het dorp: oorspronkelijk landbouwgebied, nu is alles zowat volgebouwd. Sinds ik uit het dorp weg ging, ben ik alleen nog in het centrum geweest voor een of andere begrafenis, d.w.z. verder dan de kerk kwam ik niet.
Ik kijk mijn ogen uit. Er staan zelfs verkeerslichten in het dorp: nooit kunnen denken dat dit ooit nodig zou zijn. De oude winkels zijn verdwenen en nieuwe, blitse winkels kwamen in de plaats. Vele oudere woningen zijn gerestaureerd. Tot de bus me aflevert op de plaats van afspraak met mijn neef.
Ik herken het gebouw dat het pleintje zijn naam gaf: de vroegere kliniek Sint-Helena. Vooral die speciale ramen op het gelijkvloers maken herinneringen wakker: inderdaad, zo zag het er uit. Aan de rechterkant was een kliniek, links was een ‘moederhuis’, nu spreken ze van kraamkliniek..
Mijn neef komt zowat op hetzelfde moment toe wanneer ik van de bus stap. Ik vertel van de huizen die ik herkende … en hij stelt voor om even eens rond te rijden in het dorp, zodat ik alles rustig kan opnemen.
Dat moet hij geen twee keer voorstellen.
14-06-2015
Het grootouderlijke huis
Ergens langs de spoorweg kochten mijn grootouders een groot stuk moerasgrond. Het stuk grond was omgeven door water: een beek mondde uit in een brede waterloop en de straatkant had geen omheining nodig: een diepe gracht scheidde het perceel van de straat, waarschijnlijk toen een verharde weg. Het water omgrensde een driehoek die van braakgrond, bouwgrond werd.
Aan de straatkant, de basis van de driehoek, lagen rootputten tegen de spoorweg aan. Bijna 100 jaren terug, was deze grond waarschijnlijk nauwelijks iets waard: ik weet niet of er gras groeide dat begrazen kon worden.
En samen met mijn grootmoeder, zes zonen en één dochter als jongste, begon mijn grootvader aan de ontginning van deze woestenij.
Het verhaal gaat dat hij zelf veel aan het huis heeft gewerkt en dat hij met de spade de braakgrond omspitte tot een moestuin, in samenwerking met de zonen … een ploeg van zes helpers is niet te versmaden.
Mijn grootvader opteerde voor degelijk materiaal: stenen, balken … alles moest toekomst kunnen trotseren. En dat heeft het huis ook gedaan. In 1928 ging de familie er in wonen … en de jongste dochter heeft er tot 2013 in vrij comfortabele omstandigheden in gewoond, zij het wel met de nodige aanpassingen.
13-06-2015
De eindejaarstentoonstelling nadert
Voor het kantklossen ben ik een groot werk aan het maken: 150 op 50 cm. Ik had gehoopt dat ik een onderdeel zou kunnen klaar krijgen tegen de eindejaarstentoonstelling … maar dat lukt me dus niet.
Maandag worden de werken in een tentoonstelling bijeengebracht … en ik zal me tevreden moeten stellen met datgene wat ik tijdens het voorbije jaar gemaakt heb. Waarmee ik nu bezig ben is feitelijk bedoeld om te exposeren in de tentoonstelling in Baal, eind van dit jaar. Maar ik wou even voorproeven.
Nu ik niet anders kan, dan toegeven dat het werk tijdig afmaken niet lukt, wil ik het wat rustiger aan doen.
Ik zit reeds boordevol plannen voor de vakantieperiode: tekenen, alle soorten druk ook gel-druk. Dat zal ik samen met Christel uitproberen. Maar vooral gebruik maken van mijn vernieuwde atelier: alle witte doeken die ik vind vol schilderen. Hoewel, ik hoef het niet allemaal in die twee maanden te doen.
In elk geval: genoeg vooruitzichten om de tijd vol te krijgen. Laat de zon maar komen en de stilte blijven … ik wil er wel invliegen.
12-06-2015
De Treinman
We zouden de week ervoor naar Kontich gegaan zijn, maar er kwam een treinstaking tussen. Dus werd de reis met een week uitgesteld.
’s Morgens Toby aan de goede zorgen van Karels oudste zoon en zijn gezin toevertrouwd, daarna met de auto naar Haacht, op de trein stappen, in Mechelen overstappen en een goed half uur later komen we aan in Kontich. Het is amper vijf minuten lopen naar het adres waar we moeten zijn. Gezien ik niet graag met de auto rijd, is de trein een comfortabele oplossing. Het enige mankement is het perron in Haacht: je moet zowat een bergbeklimmer zijn om in de wagon te geraken … voor mensen die moeite hebben met treden is dit zowat onoverkomelijk: denkelijk meer dan een halve meter hoogteverschil is er tussen het perron en de laagste (uitgeschoven) trede van het treinstel. Met de hulp van Karel lukt het me net, maar als ik alleen reis is het een hele onderneming… en dat verbetert niet met ouder worden. In Mechelen en Kontich biedt de hoogte van het perron geen probleem: daar zweef je heel elegant van de trein naar de begane grond.
Wanneer we terug naar Leuven gaan, komt de controleur langs. Er zijn niet zoveel reizigers in de trein. Wij betalen meestal ons treinticket via de pc en laten dit op onze identiteitskaart markeren. Wanneer Karel opmerkt dat betalen via de identiteitskaart toch gemakkelijker is, weet de kaartjesknipper te vermelden dat de gemiddelde duur van een controle via identiteitskaart 1 minuut is en van een papieren ticket zowat de helft van de tijd. Het is vooral in het oproepen van de gegevens dat tijd verloren gaat. Dat is voor ons wel merkwaardig: wij die dachten dat elektronisch verkeer veel vlugger ging. De tijdswinst zit hem bij de loketten.
Dan moet de controleur uitstappen bij een volgende halte. Wanneer de trein zich terug in beweging zet, komt hij nog even langs: of we graag de gegevens weten over de aansluiting in Mechelen, waar we moeten overstappen, voor Haacht. Ja, graag! We krijgen zelfs een uitprint op een papiertje met de gegevens, maar van de sporen is hij niet zeker: dat durft nogal eens te veranderen, best dat we dit even nakijken op de schermen met de vertrektijden. We bedanken hem uitvoerig om zijn aanbod en zijn antwoord doet mijn dag blozen van warmte: wie mij vriendelijk behandelt, behandel ik ook vriendelijk.
En dat allemaal in een keurig Nederlands, wellicht zijn school-Nederlands want er zit een licht accent in, waardoor hij verraadt dat zijn moedertaal van buiten de Nederlandssprekende grenzen komt, zijn huidskleur verwijst naar Afrikaanse roots.
Ondanks dat ik moe ben, krijgt mijn dag een stralende afsluiting. Terwijl ik dit neer schrijf voel ik opnieuw de opborrelende vreugde van die ontmoeting: wie mij vriendelijk behandelt, behandel ik ook met vriendschap. Een bejegening om in grote letters ‘DANK U’ tegen te zeggen. Het hoeven niet altijd grimmige stakingsgezichten te zijn die we van de NMBS te zien krijgen.
Dank je wel, onbekende treinman.
11-06-2015
De stilte duurt voort
Het is toch even wennen aan de stilte, de stilte van afwezigheid van vliegtuigen. Werchter ligt in vogelvlucht niet zo ver van Zaventem. Men heeft bericht dat men een startbaan aan het vernieuwen is. Zou dat de reden zijn dat vliegtuigen een andere route moeten nemen … en gaan ze terugkomen na het herstel van die startbaan?
Ik kan er alleen van genieten: zo stil kan het dus zijn zonder motoren. Het is net of de tuin ook geniet van de rust. Ik blijf bewust bij die stilte staan, wellicht nog even en komt de drukte van het lawaai weer. Maar het ‘nu’ kan niemand me nog afnemen.