De zo vertrouwde kantklas met de grote tafels in het midden verrast me: alles is zowat weggehaald en verstopt in het keukentje, waar we tijdens de pauze rond de tafel zitten om koffie of thee te drinken, maar vooral om bij de minste gelegenheid taart (al dan niet zelfgebakken) of iets anders lekkers eten. Ik ken de ruimte, weet van de muren, heb de meeste werken (groot of klein) zien ontstaan en evolueren onder de handen van de collega’s … maar het is net of ik in een vreemde wereld ben terecht gekomen.
Een kantwerkje op een kussen stelt niet zoveel voor: je kan nagaan of het juist werd uitgevoerd, of het beantwoordt aan de opdracht … maar pas als het gepresenteerd wordt, krijgt zo’n werkje zijn waarde.
En Lieve, de docente, is niet alleen een goede lesgeefster die elke leerling nauwkeurig volgt, probeert aan te bieden wat de persoon in kwestie nodig heeft, dat kan gaan van morele steun tot extra uitleg van een bepaald probleem, ze geeft ook ruimte om een eigen stijl te ontwikkelen … maar haar kracht is waarschijnlijk haar zin voor humor: er wordt met een blij gemoed geklost en men blijft lachen, ook als er weer eens teruggeklost moet worden.
De klas is een ontdekkingsruimte geworden. Je kan niet ‘even’ kijken en verder gaan, want dan heb je nauwelijks iets gezien. Ik kijk en kijk nog eens … en dan ontdek ik weer iets nieuw.
Kant is een kwetsbaar medium. Het vraagt een stille benadering. Ik denk aan Rock Werchter. De groepen die daar optreden brengen hun vorm van creativiteit en je zal het geweten hebben als je in de buurt bent. Aan kant ga je voorbij als je er geen aandacht voor hebt.
Ik loop alle ateliers af van Rillaar en laat maar op me inwerken. Ik ben ontroerd te beseffen dat hier heel wat mensen, ook ik, kans krijgen om hun creativiteit te ontwikkelen en vorm te geven. Ik kan me niet voorstellen zonder die creatieve uitlaatklep te leven.
|