Karel zou de inleiding verzorgen. Hij schreef een tekst die ik op voorhand niet te lezen kreeg: zo was het ook voor mij een verrassing. Ik laat u meegenieten.
Om deze korte inleiding te beginnen, wil ik jullie allemaal van harte welkom heten namens Lut en mezelf. Om een beroemde hobbit te citeren: de helft van jullie ken ik niet half zo goed als ik zou willen, en ik hou van minder dan de helft van jullie maar half zoveel als jullie verdienen. We zijn blij dat ge gekomen zijt om samen te kijken naar de werken die Lut hier tentoonstelt. Meteen wil ik ook kunstkring Gesigneerd danken voor de vriendelijke gastvrijheid en de bereidwillige logistieke en morele steun.
Ik wil jullie niet te lang ophouden, zodat er volop tijd en gelegenheid is om rond te kijken en van gedachten te wisselen met vrienden en kennissen. Maar het past nu eenmaal dat iemand een woordje placeert en vandaag is die eer mij te beurt gevallen.
Nulla dies sine linea. Er zijn zeker enkele aanwezigen die zich al afvroegen wanneer de Latijnse spreuk zou komen. Nulla dies sine linea: nooit een dag zonder een lijn. Zolang ik Lut ken, en dat is nu toch al bijna twintig jaar, kan ik me inderdaad geen dag herinneren dat ze geen lijn geschreven of getekend heeft, en de laatste dertien jaar waren dat vooral getekende lijnen. Sinds de eerste dagen van haar pensioen heeft ze zich volop aan de kunst gewijd: les volgen aan de academie, thuis schilderen en tekenen en drukken en snijden, tentoonstellen en tentoonstellingen bezoeken. Ze heeft een vaste stek in huis en daar kan je haar elk uur van de dag aantreffen, van de vroege morgen tot zelfs laat op de avond, onophoudelijk geconcentreerd bezig. Ik ben een bevoorrechte getuige geweest bij het tot stand komen van al haar werk en dat is ook het geval geweest voor wat jullie hier vandaag aan de muren zien prijken. En toch is het voor mij nog een verrassing, nu alles wat gedurende vele maanden gegroeid is hier vandaag samengebracht is in deze uitnodigende ruimte. Lut heeft zich al die tijd gedreven voorbereid op deze dag, op dit ogenblik. Nu is het aan jullie om ernaar te kijken en je af te vragen hoe ze het gekund heeft.
Nulla dies sine linea. Die spreuk wordt door Plinius maior toegeschreven aan Apelles, de meest beroemde tekenaar van de Griekse oudheid, die leefde ten tijde van Alexander de Grote. Op zekere dag ging die op bezoek bij een collega kunstenaar, maar vond hem niet thuis. In zijn atelier stond echter een blanco werk klaar op de ezel en Apelles nam een penseel en trok in één trek een zuivere lijn over het paneel, en vertrok. Toen zijn collega en rivaal thuiskwam, riep hij uit dat alleen Apelles dat gedaan kon hebben. Om zich niet te laten kennen, nam hij ook het penseel ter hand en trok vlak naast die lijn een even nauwkeurige parallelle lijn. En dan komt het: toen Apelles weer op bezoek kwam, bewonderde hij de vaardigheid van zijn collega, maar trok dan tussen die twee minutieus getrokken lijnen een derde parallelle lijn, zonder ook maar één keer de andere te raken, en zonder enige ruimte te laten voor nog een lijn. Het is natuurlijk niet meer dan een leuk verhaal en Lut waant zich zeker geen Apelles, maar ik heb vaak aan dat verhaal moeten denken als ik haar bezig zag met haar eenvoudig ballonpenneke in haar simpele pennenstok en haar potteke encre de Chine, in opperste concentratie en tegelijk volmaakt ontspannen… op een hartsgrondige krachtterm na als het al eens mis ging.
Zo brengen wij onze dagen door, in de rust en stilte van ons huis aan de Hogeweg in Werchter, elk op zijn vaste stek en terwijl Lut met vaste hand haar dagelijkse lijnen trekt, schrijf ik de mijne. Twee schrijverkes, zoals Guido Gezelle ze krinkelewinkelend levendig beschreef. Aan tafel praten we over wat ons zoal bezighoudt. Dan verneem ik soms het verhaal achter een werk, de betekenis achter de strakke of vloeiende lijnen die zelfs ik niet meteen zie. Dan begrijp ik weer dat Lut niet zomaar lijnen aan het trekken is, geboeid door het medium dat ze gebruikt en waarvan ze de grenzen verkent en ook al eens verlegt. Nee, Lut is diep verzonken in de gedachten die uur na uur in haar opkomen, ongenood, ongevraagd, onverwacht, als welkome bekende gasten of als boosaardige kwelgeesten, en die daar gedurig met elkaar botsen en tot talloze angstige associaties en kolkende conflicten leiden, die dan in Luts eigen abstracte idioom een uitdagende uitdrukking vinden in het werk waarmee ze bezig is en dat voor haar bol staat van innerlijke betekenis, waar wij echter meestal het raden naar hebben.
Soms zijn er meer herkenbare figuren, zoals in de drie werken daar achter jullie, die over zeer concrete maar mythisch geworden bomen gaan: de boom in het zuiden van de Verenigde Staten waaraan voor de ogen van de talrijke blanke uitgelaten toeschouwers de zwarte lijken bengelen van twee gelynchte slaven, een episode die Billie Holiday zo schrijnend bezongen heeft in de hartverscheurende ballade Strange Fruit; de eeuwenoude olijfboom van een Palestijnse familie, die brutaal omgehakt werd om plaats te maken voor een joodse nederzetting of verborgen werd achter een muur van haat; de boom met een geel lint eromheen, een oude traditie in de Verenigde Staten: tie a yellow ribbon round the ole oak tree, die een nieuwe betekenis kreeg als een machteloze aanklacht tegen de wrange waanzin van de Vietnam-oorlog. Dan weet je dat Lut haar eigen zinderende zorgen en haar verstild verdriet woordeloos verwoord heeft door dat van anderen geduldig gestalte te geven in de aandachtige, bedachtzame lijnen die ze keer op keer trekt, dag na dag, jaar na jaar.
Nulla dies sine linea. Nooit een dag zonder een lijn. Nooit een dag zonder een lenige lijn die een trage traan vredig verhult. Als je naar de ranke lijnen kijkt, denk dan aan de ingetogen stilte waarin ze geboren werden uit de huiverende handen van een rijke vrouw, een ontroerde moeder, Lut, met wie ik de zalige herfst van ons leven deel.
|