Tijdens de daaropvolgende eeuwen
bleef Tienen nadeel ondervinden van zijn strategische ligging. De directe
nabijheid van de Luikse grens vormde een permanente bedreiging, waartegen de
grote omheining geen soelaas bood. In 1489 wist de ervaren veldheer Albrecht
van Saksen de stad dan ook gemakkelijk in te nemen. Hij deed dit op vraag van Maximiliaan
van Oostenrijk die hem met de onderdrukking van de
rebellie van de Brabantse steden belast had. De overrompeling van Tienen wekte
verslagenheid bij de overige steden en het duurde niet lang of ook Brussel en
Leuven capituleerden voor de Habsburgs-Bourgondische overmacht. Op 14 augustus
van datzelfde jaar werd de vrede getekend in het klooster van Danenbroek. In
1494 volgde de zestienjarige Filips de Schone (1494-1506) zijn
vader Maximiliaan op. Filips was net als zijn moeder, Maria van Bourgondië
(1457-1482) , geen lang leven beschoren. Toen hij in
1506 op amper achtentwintigjarige leeftijd stierf, nam Maximiliaan opnieuw het
regentschap waar. Ditmaal was het voor zijn kleinzoon, de latere Karel V.
|