Welkom op 9 december 2010 in de zoetste stad van het ganse land.
11-11-2010
Opgewekt Tienen
In Tienen is een vereniging die zich "Opgewekt Tienen" noemt en zich tot doel gesteld heeft de stad te promoten zowel naar binnen als naar buiten toe. Dit trachten zij te bereiken door het organiseren van allerlei meestal ludieke evenementen. Zo organiseerde "Opgewekt Tienen" op 28 april 2010 in het station een verwelkomingsconcert voor de treinreizigers op het perron van het station. In het volgend YouTube filmpje kunt u zien hoe één en ander toen aan toe ging.
Het
eigenlijke bestuur van de stad werd voor het eerst in januari 1478 vastgelegd
door Maria van Bourgondië en haar gemaal Maximiliaan van Oostenrijk. Dit
charter geeft ons voor het eerst een gedetailleerd overzicht van de
samenstelling en de organisatie van het Tiense stadsbestuur tijdens de
Middeleeuwen.
Twee
stadsraden verzekerden het bestuur. De binnenraad of magistraat
bestond uit twee burgemeesters, zeven schepenen en acht raadsleden. De buitenraad
was eveneens samengesteld uit acht afgevaardigden die rechtstreeks uit de
ambachten gerekruteerd werden. De leden van de binnenraad of magistraat bezaten
zowel de wetgevende, de uitvoerende als de rechterlijke macht. Voor het treffen
van buitengewone maatregelen diende de magistraat steeds de buitenraad te
raadplegen. De magistraat benoemde tevens het stadspersoneel. De pensionaris en
de secretaris waren de belangrijkste stadsambtenaren. Zij werden voor het leven
aangesteld.
Wat de
aanstelling van het stadsbestuur betreft speelden de ambachten, die verenigd
waren in de Acht Naties, een toonaangevende rol. Elk jaar, acht dagen voor
het feest van St. Jan de Doper, duidde elke natie zijn afgevaardigde aan. De
acht gekozenen verenigden zich op het stadhuis en stelden een dubbele lijst van
kandidaten samen. Uit deze lijst werd uiteindelijk de magistraat gekozen. De
acht afgevaardigden der ambachten stonden ook rechtstreeks in voor de benoeming
van de raadsleden van de binnenraad. Ondanks het feit dat het belang van de
lakennijverheid in de loop van de 15de eeuw wegkwijnde, wist de
gilde van de draperie zich op politiek vlak te handhaven. Samen met de
kruisboogschutters, de handboogschutters en de kolveniers vormde zij de Vier
Leden van Tienen, die in de loop van de Nieuwe Tijd de bevoegdheden van de
middeleeuwse Acht Naties overnamen. Tot aan de Franse revolutie zouden deze
instellingen de plaatselijke politiek blijven domineren.
Om de
belangen van de vorst te verdedigen werden in de belangrijkste steden ook
hertogelijke instellingen in het leven geroepen. Zij stonden voornamelijk in
voor het innen van de belastingen en het instellen van gerechtelijke vervolging
bij misdrijven. In Tienen waren dit dehoofdmeierij en de
tolkamer.
In de
12de en het begin van de 13de eeuw werd het hertogdom Brabant opgesplitst in
zes districten. Hertog Hendrik I lag grotendeels aan de basis van deze
indeling. Aan het hoofd van elke entiteit stond een ambtenaar die
oorspronkelijk gerekruteerd werd uit de directe omgeving van de hertog. Later
werd hij gekozen uit de plaatselijke adel of het stadspatriciaat. In Vlaanderen
werd de vorstelijke vertegenwoordiger algemeen aangeduid als baljuw. In Brabant
had deze naam weinig bijval. Alleen Nijvel kende een baljuw, de overige
districten werden geleid door een amman (Brussel), een meier (Leuven, Tienen,
's Hertogenbosch) of een schout (Antwerpen). De zes districten of hoofdomschrijvingen
bestonden uit een aantal dorpen dat gegroepeerd was rond een hoofdstad. De
hoofdmeierij Tienen was op haar beurt onderverdeeld in vier ondergeschikte
entiteiten die men eveneens met de benaming meierij aanduidde. Dit waren
Zoutleeuw, Halen, Kumtich en de meierij van de Gete.
De
middeleeuwse meier of hoofdmeier was de plaatsvervanger van de landsheer
in het hem toegewezen territorium. Hij oefende de vorstelijke macht uit op
regionaal gebied en bezat administratieve, militaire en rechterlijke functies.
Bij alle publieke ceremonies ging hij de stadsmagistraat vooraf. Als
rechtstreekse vertegenwoordiger van de vorst zorgde hij voor de doorstroming
van de verordeningen van het centrale naar het plaatselijke niveau. Op
rechterlijk gebied was hij de maner van de schepenbank. Hij zat de schepenbank
voor en spoorde de plaatselijke gerechtsdienaren aan om recht te spreken. De
hoofdmeier stond ook in voor de arrestatie van de beschuldigden en de
uitvoering van het vonnis. De militaire opdracht van de hoofdmeier was vrij
belangrijk. Hij voerde niet alleen de plaatselijke legerbenden en stadsmilities
aan, hij was ook verantwoordelijk voor de openbare orde en de veiligheid.
Daarnaast stond hij in voor de wapen- en heerschouwingen en verleende af en toe
assistentie bij belastingsinning.
De luitenant-meier
was de adjunct van de hoofdmeier. Hij werd op zijn beurt bijgestaan door de vorsters
of praters. Zij werden net als de hoofdmeier rechtstreeks door de
vorst benoemd en moesten toezicht houden op de uitvoering van de bevelen van de
hoofdmeier. De handhaving van de openbare orde rustte in hun handen.
De
tolkamer was de tweede hertogelijke instelling. Zij speelde een zeer
belangrijke rol in het hertogelijke bestuur. Haar bevoegdheid strekte zich
naast de stad Tienen ook uit over de steden en gebieden van Aarschot, Zichem,
Diest en Jodoigne. Aan het hoofd van de tolkamer stond de rentmeester van de
domeinen. Hij werd in zijn functie bijgestaan door de gesworen erflaeten
of gesworen coopluyden. De tolkamer inde de tollen en accijnzen op
koopwaren en goederen en regelde, als tegenprestatie, het onderhoud van
openbare wegen, rivieren, bruggen enz. De rentmeester hield ook toezicht op de
betaling van de vorstelijke renten en cijnzen. Als rechtbank was de tolkamer
bevoegd in handelsgeschillen. Het tribunaal van de tolkamer had als taak het
vorstelijke domein te behoeden van alle mogelijke inbreuken en verdedigde de domaniale
rechten van de vorst op regionaal vlak.
Nadat we geschiedenis van Tienen door de eeuwen heen als feiten op een rijtje gezet hebben, gaan we het nu even hebben hoe de stad vroeger en nu bestuurd werd.
Door het
ontstaan van de stad als nieuw concept groeide in de Middeleeuwen ook de vraag
naar een eigen bestuur en een aangepaste rechtspraak. Rond 1150 beschikten alle
Brabantse steden over een eigen schepenbank waarin burgers zetelden die
instonden voor de rechtspraak. Voor het bestuur duidden zij zelf een raad van
gezworenen aan. Tijdens het ancien regime bestond er geen scheiding van
machten. De vertegenwoordigers van de bestuurlijke instellingen
vertegenwoordigden zowel de wetgevende, de uitvoerende als de rechterlijke
macht. Het kluwen van bevoegdheden waarover de plaatselijke machthebbers
beschikten leek dan ook vaak onontwarbaar.