Het
eigenlijke bestuur van de stad werd voor het eerst in januari 1478 vastgelegd
door Maria van Bourgondië en haar gemaal Maximiliaan van Oostenrijk. Dit
charter geeft ons voor het eerst een gedetailleerd overzicht van de
samenstelling en de organisatie van het Tiense stadsbestuur tijdens de
Middeleeuwen.
Twee
stadsraden verzekerden het bestuur. De binnenraad of magistraat
bestond uit twee burgemeesters, zeven schepenen en acht raadsleden. De buitenraad
was eveneens samengesteld uit acht afgevaardigden die rechtstreeks uit de
ambachten gerekruteerd werden. De leden van de binnenraad of magistraat bezaten
zowel de wetgevende, de uitvoerende als de rechterlijke macht. Voor het treffen
van buitengewone maatregelen diende de magistraat steeds de buitenraad te
raadplegen. De magistraat benoemde tevens het stadspersoneel. De pensionaris en
de secretaris waren de belangrijkste stadsambtenaren. Zij werden voor het leven
aangesteld.
Wat de
aanstelling van het stadsbestuur betreft speelden de ambachten, die verenigd
waren in de Acht Naties, een toonaangevende rol. Elk jaar, acht dagen voor
het feest van St. Jan de Doper, duidde elke natie zijn afgevaardigde aan. De
acht gekozenen verenigden zich op het stadhuis en stelden een dubbele lijst van
kandidaten samen. Uit deze lijst werd uiteindelijk de magistraat gekozen. De
acht afgevaardigden der ambachten stonden ook rechtstreeks in voor de benoeming
van de raadsleden van de binnenraad. Ondanks het feit dat het belang van de
lakennijverheid in de loop van de 15de eeuw wegkwijnde, wist de
gilde van de draperie zich op politiek vlak te handhaven. Samen met de
kruisboogschutters, de handboogschutters en de kolveniers vormde zij de Vier
Leden van Tienen, die in de loop van de Nieuwe Tijd de bevoegdheden van de
middeleeuwse Acht Naties overnamen. Tot aan de Franse revolutie zouden deze
instellingen de plaatselijke politiek blijven domineren.
|