Welkom op 9 december 2010 in de zoetste stad van het ganse land.
28-11-2010
Oude postkaarten (3)
De meeste van deze postkaarten handelen over het vliegveld van Goetsenhoven.
Ten zuiden van het centrum van Tienen ligt de deelgemeente Goetsenhoven waar jarenlang de opleidingsschool voor legerpiloten gelegen was.
Alle Belgische legerpiloten, waaronder ook Pins Filip van België, hebben hier hun eerste "vleugels" gekregen totdat de kazerne gesloten werd in 2000 en de opleidingen verhuist zijn naar Beauvechain.
De piloten in spe leerden hier vliegen met hun eerste vliegtuigje, de tweezitter Marcetti.(foto links)
In bijlage een "wmv" bestand (Windows Media Player) van de oude postkaarten en met muzikale begeleiding van "De Tiense Straatmuzikanten" . Zij zingen het lied dat "Ich verlouws mén hèt" (Ik verloor mijn hart) als titel heeft.
4. Tiense Suikerraffinaderij - Een gedwongen halte
Tijdens de eerste wereldoorlog, terwijl het Belgische leger zich
achter de IJzer heeft teruggetrokken, bevindt de rest van het land zich in
bezet gebied. Voor de Tiense Suikerraffinaderij beginnen vier jaren van zorgen
en leed. Enkele weken na de gebeurtenissen van augustus 1914 begint de onderneming
zich opnieuw te organiseren.
Ze slaagt er min of meer in de transportproblemen met de
spoorweg op te lossen en voor de bevoorrading van steden zoals Antwerpen,Gent en Charleroi koopt ze meer dan 100
paarden.Tegen het eind van 1915 telt
het land 588.000 werklozen. De moeilijkheden stapelen zich op.De Zückerverteilungstelle, een organisme
dat door de bezetter in het leven werd geroepen, bepaalt de prijzen van de
suikerbieten en deze van de afgewerkte producten.
Bovendien beheert het eigenmachtig de verdeling van de geproduceerde
suikers. Maar ook de bevoorrading stelt meer en meer problemen. De
suikerbietproductie daalt en de prijzen gaan in scherp stijgende lijn. De
bezetter verhoogt voortdurend zijn toezicht en zijn eisen.
Toch tracht de Tiense Suikerraffinaderij haar sociale verantwoordelijkheden
te nemen: zij organiseert onder meer voedsel- en kolenverdelingen en stelt een
systeem van gezinssteun in. Ondanks al die moeilijkheden blijft de onderneming
tot op het einde van de oorlog produceren en behoudt ze een gedeelte van haar
troeven. Iets waar,helaas, maar bitter
weinig Belgische bedrijven in geslaagd zijn.
Paul (foto uiterst links) en Franz (foto links) Wittouck zijn de eigenaars van de
suikerfabriek te Wanze. In 1894 kopen ze de Tiense Suikerraffinaderij van
Vinckenbosch en Cie en maken er een naamloze vennootschap van. Deze nieuwe
impuls, die duidelijk in de statuten wordt vastgelegd, roept onmiddellijk een
zeer hevige concurrentie vanwege de andere Belgische fabrikanten in het leven.Maar de Tiense Suikerraffinaderij zal zich
toch geleidelijk kunnen opdringen. De ontwikkeling van de Tiense
Suikerraffinaderij verloopt in verschillende fasen, tot het uitbreken van de
eerste wereldoorlog. In 1902 wordt het Steffen procédé van verschrompeling van
het snijdsel en de Adant turbine voor de fabricatie van de harde klontjes
ingevoerd. In 1908 worden de kookapparaten geperfectioneerd om de kwaliteit van
de suikerbroden (foto in bijlage), die voor de uitvoer bestemd zijn, te verbeteren.
Twee jaar later besluit de Tiense Suikerraffinaderij te vergroten
en de raffinaderij van de suikerbroden met nieuw materieel uit te rusten. Op
die manier kan de export nog uitgebreid worden. De resultaten zijn dit
dynamisme waard:de productie van de
geraffineerde suiker stijgt van 7.000 ton in 1894 tot 62.000 ton in 1913! Wat
de uitvoer betreft, op dat punt is de groei nog opvallender. Het jaar 1894 mag beslist
als een keerpunt beschouwd worden!
In diezelfde periode bespaart de Tiense Suikerraffinaderij zich
geen enkele moeite om haar invloed zowel in België als in het buitenland te
vergroten. Ze koopt de Suikerfabriek en Raffinaderij Gebroeders Vanden Bossche
en Janssens en verwerft aandelen in de suikerfabrieken van Landen, Les Waleffes,
Heylissem, Visé, Houppertingen...
Ze helpt tevens bij de oprichting van suikerraffinaderijen
in Italië, Roemenië en Bulgarije. En tenslotte, enkele maanden voor de eerste
wereldoorlog uitbreekt, haalt ze de reeds bestaande banden met de Centrale
Suikerfabrieken van Wanze nauwer toe door een grotere integratie van de directie
van beide fabrieken te aanvaarden.
De oprichting van de firma Vinckenbosch en Cie in 1862 valt
samen met een reeks gunstige omstandigheden. Op nationaal vlak opteert de
overheid voor de vrije uitwisseling, wat de burgerij ertoe aanzet in de
industrie te investeren. In de landbouw wordt een enorme vooruitgang geboekt
met nieuwe machines die betere prestaties leveren, het gebruik van chemische
meststoffen, de ontwikkeling van de communicatiemiddelen...
Vanaf 1880 gaat deze evolutie steeds maar sneller. Op de
Belgische markt verschijnen bovendien grote hoeveelheden Amerikaans graan.
Daardoor gaan de landbouwers zich op andere culturen toeleggen. De hectaren die
met suikerbieten bezaaid worden zijn in 20 jaar tijd praktisch verdubbeld. In
dit buitengewoon gunstig klimaat neemt de familie Vinckenbosch een ingrijpende
beslissing: ze voegen aan hun suikerfabriek een raffinaderij toe die het hele
jaar door in werking blijft.
Hiermee wordt de grondslag van het huidige Tiense
suikercomplex gelegd. In de loop van de volgende jaren moeten de beheerders van
de onderneming het grootste deel van hun tijd besteden aan de perfectionering
van de productietechnieken.Op dat punt
heeft ons land heel wat vertraging in vergelijking met het buitenland.
Zo wordt de extractie van het sap door diffusie een procédé
dat in 1868 werd uitgevonden - pas in 1880 te Tienen ingevoerd. Dankzij de
initiatieven van een stel dynamische ingenieurs is het bedrijf snel in staat
zijn technische achterstand in te lopen en weldra worden er tot 1.000 ton
suikerbieten per dag verwerkt. Tegen het einde van de eeuw is de fabriek van
Vinckenbosch een onderneming van middelgroot formaat geworden. (foto links)
De geschiedenis van de Tiense Suikerraffinaderij begint in
1836 wanneer twee bouwvergunningen voor suikerfabrieken bij het stadsbestuur
van Tienen worden aangevraagd.Ze zijn
afkomstig van Joseph Vandenberghe de Binckom en van Pierre Van den Bossche, die
respectievelijk een fabriek en een suikerbieterij openen. Vandenberghe de
Binckom kunnen we beschouwen als een van de stichters van onze nationale
suikerindustrie. De talloze materiële en technische problemen waarmee zijn
onderneming gedurende twintig jaar te kampen heeft, zijn niet tegen zijn doorzettingsvermogen
opgewassen.
Eerst en vooral moet hij het wantrouwen van de boeren uit de
streek overwinnen. Zij remmen inderdaad de bevoorrading van suikerbieten af.
Bovendien is de productiemethode langdurig en moeilijk. Er moeten voortdurend
vernieuwingen aangebracht worden en de resultaten zijn weinig aanmoedigend:
nauwelijks 10 zakken ruwe suiker per dag. Maar Vandenberghe houdt voet bij
stuk. Tot hij, in 1855, voor het bedrag van 125.000 F, zijn suikerfabriek aan
Henri Vinckenbosch (foto links) verkoopt.
Onder keizer Napoleon werden in
ons land de eerste bietsuikerfabrieken gebouwd. Maar het duurde nog tot 1848
vóór de bietsuiker echt doorbrak. In dat jaar werd namelijk de slavernij
afgeschaft . De suikerrietplantages verloren op slag hun gratis arbeidskrachten
en de prijs van de rietsuiker schoot pijlsnel de hoogte in. Hierdoor werd de
bietsuikerproductie meteen zeer rendabel.
Sinds die
tijd volgden de technische verbeteringen in de productie elkaar in hoog tempo
op. De productie-eenheden werden steeds groter en de bietenteelt leverde steeds
meer en betere grondstoffen op. In onze landen is de bietsuiker sindsdien de
zoete smaakmaker gebleven.
7. De geschiedenis van de suiker - Bieten voor de keizer
De Franse revolutie en de
veldslagen van Napoleon Bonaparte waren niet bevorderlijk voor de handel in
Europa. Tijdens de Continentale Blokkade onder Napoleon, in 1806, viel de
Europese handel in rietsuiker helemaal stil. Vooral de Fransen vonden dat niet prettig.
Het was dus tijd voor een alternatief.
In 1747, was Andreas Margraff, een Duitse chemicus, er al in geslaagd suiker te
produceren uit bietensap. Veertig jaar later ging zijn leerling, Karl Achard,
nog een stap verder. Hij verbeterde de bietencultuur en zette in 1802 een
eerste experimentele suikerfabriek op. De resultaten waren uitstekend en weldra
verrezen in Duitsland de eerste echte fabrieken voor de verwerking van
suikerbieten.
De
Fransen namen het procédé al gauw over en het gemor in Parijs verstomde. Keizer
Napoleon haalde opgelucht adem en gaf de landbouwers in zijn rijk het bevel
ettelijke duizenden hectaren landbouwgrond voor suikerbietenteelt aan te
wenden. Maar toen keerde de rietsuiker terug
6. De geschiedenis van de suiker - Suiker verovert de wereld
Na zijn
ontdekking van Amerika maakte Christoffel Columbus verscheidene reizen heen en
weer tussen Spanje en de Nieuwe Wereld. Omdat hij op zijn Caraïbische eilanden
graag ook beschikking had over suiker, introduceerde hij al tijdens zijn tweede
reis het suikerriet op San Domingo. Dat was het begin van een bloeiende
suikerrietteelt in alle Spaanse, Portugese, Engelse en Franse kolonies in
Noord- en Zuid-Amerika.
Tegelijk startten de Nederlandse kolonisten
een intensieve suikerrietteelt op Indonesië en diverse eilanden in de Stille
Oceaan. De wereldreis van het suiker eindigde met de introductie van het
suikerriet op de Filippijnen, Hawaï en in Oceanië.
Tot in
het begin van de 19de eeuw probeerden alle Europese landen aan de binnenlandse
vraag naar suiker te voldoen met de opbrengst uit hun koloniën. En dankzij de
vlotte aanvoer werd suiker een alledaagse lekkernij. Maar toen wierp Napoleon
Bonaparte zijn schaduw over Europa
5. De geschiedenis van de suiker - Europese suikersteden
In de middeleeuwen was suiker een belangrijke koopwaar. Eerst zorgde Venetië
voor de bevoorrading vanuit landen in het Nabije Oosten en Oost-Indië. Zo
groeide deze stad uit tot het Europese centrum van de suikerhandel én bereiding.
Maar tegen het einde van de middeleeuwen was Lissabon al tot de nieuwe
suikerhoofdstad van Europa uitgegroeid.
In Noord-Europa was Brugge lange tijd de aanvoerhaven van de suiker, maar
toen het Zwin verzandde, nam Antwerpen die rol over. Tijdens de
godsdienstoorlogen verhuisde de suikerhandel en productie dan weer naar
Amsterdam. De handel in deze stad ondervond echter veel hinder van de maritieme
conflicten tussen de Nederlanders en de Engelsen, waardoor Amsterdam zijn
overwicht snel verloor. Maar de suiker zelf stond toen op het punt de wereld te
veroveren
Nog een reeks oude postkaarten van Tienen zoals de stad er aan het begin van de 20ste eeuw uitzag.
Rond 1900 kwam de fotografie meer en meer bereikbaar voor de gewone sterveling. Het was de gewoonte rond de eeuwwisseling om verschillende stadsgezichten te fotograferen en van deze foto's postkaarten te maken. Deze postkaarten konden aan de toeristen verkocht worden om een berichtje naar het thuisfront te sturen.
Nu vormen deze oude postkaarten voor ons een schat aan informatie. Ze brengen heel wat gebouwen en stadsgezichten die nu ofwel verdwenen of wel zwaar gerenoveerd zijn opnieuw tot leven .
In bijlage een "wmv" bestand met enkele postkaarten met een begeleidend een muziekje van "De Tiense Straatmuzikanten. Om dit audio bestand te kunnen bekijken en te beluisteren dienen jullie wel "Windows Media Player" of een gelijkaardig programma op de PC geïnstalleerd hebben staan.
4. De geschiedenis van de suiker - Karamel, kalk en kruisvaarten
In de 7de eeuw veroverden de
Arabieren Perzië en viel de hele suikerrietteelt en suikerhandel in hun handen.
Zij exporteerden meteen het suikerriet naar Egypte, Rhodos, Noord-Afrika,
Zuid-Spanje en Cyprus.
Arabische
zoetekauwen ontdekten al gauw hoe zij de suikerstroop konden zuiveren. Zo
ontstond een donkerbruin, kleverig product dat zij Khurat al Milh
noemden. Deze naam leeft nog voort in ons woord karamel.
Maar daar
bleef het niet bij. De Egyptenaren gingen nog een stapje verder en gebruikten
kalk om de suikerstroop te zuiveren. Zo bleef suiker eeuwenlang een strikt
Arabische specialiteit, tot de kruisvaarders arriveerden Via die middeleeuwse
vechtjassen belandde de suiker ook in Europa, waar het aanvankelijk enkel bij
de apotheker werd verkocht tegen duizelingwekkend hoge prijzen.
Europeanen
bedachten allerlei koosnaampjes voor de verschillende suikervariëteiten. Zij
hadden het over suiker in brood, suiker in steen, rotssuiker, sucre caffetin,
casson, muskarraatsuiker, kandij, suiker uit Barbarije, Madeirasuiker en Crac
uit Montréal. En de kooplui? Die sloegen munt uit al dat zoets.
De termen Suiker in brood
of suiker in steen verwijzen allebei naar geraffineerde suiker die in
kegelvorm is gegoten en heel sterk lijkt op wat suikerproducenten vandaag nog
steeds suikerbrood noemen. Een suikerbrood heeft traditioneel een afgeronde
top en is veelal ongeveer een halve meter hoog. Het suikerbrood van
suikerproducenten is dus niet te verwarren met een uit suiker, eieren en bloem
gebakken brood.
Caffetin-suiker ontleende zijn naam aan de
Genuese kolonie Caffa. Deze suiker werd in palmbladen gewikkeld die in het
Arabisch Caffa worden genoemd.
Sucre
casson is een
broze, makkelijk te verpulveren suiker. Wanneer deze suiker helemaal is
verpulverd, spreken wij van crac, de voorloper van de moderne
poedersuiker.
Muskaraatsuiker is suiker die met muskus is
geparfumeerd. De naam is van Arabische oorsprong.
Kandijsuiker
is samengesteld uit grotere kristallen dan gewone witte suiker. Op het einde
van de 15de eeuw moest een goede apotheker minstens vijf soorten kandij in
voorraad hebben: gewone kandij en kandij geparfumeerd met rozen, viooltjes,
citroen of aalbessen.
Suiker
uit Barbarije werd uit
Marokko en Tunesië naar Brugge aangevoerd.
Madeirasuiker kwam uit Portugal
Crac uit
Montréal werd in
een Syrische stad aan de Dode Zee bereid.
3. De geschiedenis van de suiker - De Persische connectie
Omstreeks 510 vóór Christus
vielen de Perzen India binnen. Zij leerden er de Indische sarkara kennen en
besloten meteen zelf suikerriet te gaan verbouwen aan de oostkust van de
Middellandse Zee. Dat werd een enorm succes. Alle volkeren in het Midden-Oosten
raakten meteen verlekkerd op de Perzische suiker. De Perzen, die altijd al een
neus voor zaken hadden, monopoliseerden onmiddellijk de suikerrietteelt en
eigenden zich het alleenrecht toe op de suikerhandel.
Maar op
de schepen en karavanen die de suiker tot bij de kopers brachten, werd ook al
eens een suikerrietplant meegesmokkeld. En weldra werd de suikerstengel
verbouwd van de Indus vallei tot de Zwarte Zee en van de Perzische Golf tot aan
de grenzen van de Sahara.
Omstreeks
het jaar 600 slaagden de Perzen erin de suiker kristallisatie aanzienlijk te
verbeteren. Zij goten de vloeibare massa in kegelvormige dozen en zo ontstond
het zogeheten suikerbrood. De Perzen noemden het Tabarseth. Dat gaf hen
weer een voorsprong op de concurrentie. Maar niet voor lang
Het gebeurde in Melanesië, een eilandengroep ten noordoosten van Australië.
Zon 10.000 jaar geleden gingen de mensen er zich interesseren voor een
rietachtige zoete plant, het suikerriet. Geregeld plukten ze een stengel om er
genoeglijk op te kauwen. Al gauw dook er ook suikerriet op in China. Even later
bleek deze plant in heel Zuidoost Azië te woekeren als onkruid.
Hoe ze erbij kwamen, weet niemand, maar op een dag besloten de Hindoes
rietstengels uit te persen en te koken. Zo ontstond er een zoete massa die ze
lieten uitkristalliseren. Dit product noemden ze sarkara. Uit deze
Sanskriet stam hebben nagenoeg alle talen ter wereld hun woord voor suiker
afgeleid.
De Hindoes ontdekten zij dat vruchten heel lang in sarkara konden
worden bewaard. Hiermee legden zij de basis voor onze jam. Maar toen kregen de
Perzen lucht van al dat zoets bij hun oosterburen
1. De geschiedenis van de suiker - De goddelijke dauw
Mensen
onderscheiden slechts vier basis smaken: zoet, zuur, zout en bitter. Maar wij
worden allemaal geboren met een uitgesproken voorkeur voor wat zoet is. Logisch
dus dat onze voorouders in de prehistorie al gingen experimenteren met zoete
planten en vruchten. Toen zij de honing ontdekten, konden zij hun geluk niet
op. Ook al ging de oogst vaak gepaard met venijnige bijensteken.
Bij de oude Grieken werd honing het basisingrediënt voor zoete gerechten en
dranken Het was wellicht onder invloed van de licht alcoholische hydromel dat de
dichters uit de oudheid de honing bezongen als goddelijke dauw of straling
der sterren.
Honing had echter één groot nadeel: het was een schaars product. Bijgevolg
was het ook duur. Een halve liter honing kostte in het oude Athene even veel
als een schaap. Het lag dus voor de hand dat de mens op zoek zou gaan naar een
alternatief. Dat werd sarkara
Tienen heeft meer dan 100 jaar een onafgebroken liberaal
bewind gekend. De stad werd meer dan een eeuw beheerd en bestuurd door de
suikerbaronnen van de suikerfabriek.
Tot in het midden van de twintigste eeuw was de liberale partij oppermachtig in
Tienen. Van enige oppositie was er toen nauwelijks sprake. De suikerfabriek gaf
en nam. In ruil voor loyaliteit zorgde
de fabriek niet alleen voor zijn personeel, doch ook familie en kennissen
genoten van de gunsten van de fabriek indien men zich achter de visie van de
suikerbaronnen schaarde.
De fabriek had reeds voor de tweede oorlog eigen
vakantiehuizen aan zee waar haar loyaal personeel en hun familie naar toe
konden. De suikerfabriek zorgde voor ontspanning en cultuur vooral dan in de
zaal Het Patronaat in de Beaudiunstraat (=straat die het stadscentrum met de
suikerfabriek verbind en vroeger de Lange straat genoemd werd).
De invloed van de fabriek op de bevolking was tin die dagen enorm. In
cafés van de andere (socialistische of katholieke strekking) gezien worden stond
gelijk met een doodzonde en zette direct heel wat voorrechten op de helling.
In de jaren zestig werd de bevolking mondiger en verloor de
fabriek geleidelijk aan haar invloed op stad en haar bevolking. Het
stadsbestuur veranderde van een liberaal gingen we naar een socialistisch bewind. En dit tot op
de dag van vandaag, met slecht één kort liberaal intermezzo rond de millenniumwisseling.
Momenteel is de suikerfabriek een bedrijf zoals een ander en
heeft nog erg weinig invloed op het stadsbestuur en op de Tienenaars.
In bijlage een "pdf" met de leden van het huidig Schepencollege met telkens hun naam, hun strekking en hun bevoegdheden.
Net zoals de meeste stedelijke kernen kende Tienen in de periode 1981 1991 een achteruitgang in de bevolking Deze terugloop van de bevolking deed zich echter ook voor in de onmiddellijke omgeving van Tienen (Hageland en Haspengouw).
De gemeenten ten zuiden en ten oosten van Leuven kenden in die periode wel een omvangrijke bevolkingsaangroei. Deze suburbanisatiegolf zette zich verder in de periode 1992 1997 en dit vooral in oostelijke richting en in de richting van Waals-Brabant .
Sinds 2000 kenden de meeste stedelijke kernen een lichte aangroei van de bevolking, een tendens die zich echter merkelijk minder voordeed in Tienen. Tienen kende een lichte stijging van de bevolking toch minder dan in de andere centrumsteden van de regio. Dit fenomeen kan tekenend zijn voor het (vooralsnog) ontbreken van een betekenisvolle centrumfunctie van Tienen voor de omliggende regio.
Tienen kampt met een snel verouderende bevolking zoals blijkt uit de bevolkingspiramide in bijlage. De basis (0 - 15 jaar) van de piramide (zie eerste bijlage) wordt wel erg smal en zal naar de toekomst toe problematisch kunnen worden.
Ook vandaag weer brengen "De Tiense Straatmuzikanten" wat leute op de blog.
Zij zingen een liedje over hoe mooi het toch wel leven is.
De titel van hun lied in het Tiense dialect is "'T leëve es zoeë schoeën" op de muziek van de bekende Italiaanse film "La vita è bella"
Nog even in de marge het verhaal van de film "la vita è bella"
Toscane, 1939. De
joodse Italiaan Guido Benigni is een grenzeloze
optimist met grote dromen. Op zoek naar liefde en fortuin
sluit hij zijn ogen voor het groeiende fascisme en
anti-semitisme in zijn land. Vijf jaar later wordt Guido
met zijn vrouw Dora en hun zoontje gedeporteerd naar een
concentratiekamp. Om de gruwelen draaglijk te maken,
hangt Guido de clown uit. Hij maakt zijn zoontje wijs dat
het kampleven een ingenieus spel voor volwassenen is,
waarmee punten te verdienen zijn. Vooral je goed
verstoppen levert veel punten op.
Deze absurde, groteske benadering van
de Holocaust is de kracht van La vita è bella. Het
zoontje gelooft de leugens van zijn vader, maar de
toeschouwer weet wel beter. De wreedheden komen zodoende
extra pijnlijk aan het licht. Tegelijkertijd toont
Benigni dat het leven ook mooi en ontroerend kan zijn
Het oude zwembad van Tienen voldeed in het begin de van
21-ste eeuw niet meer aan de moderne vereisten en kon slechts met hoge kosten
gerenoveerd worden. Het zwembad verloor zijn vergunning en werd gesloten. Door
de afwachtende houding van het stadsbestuur zat Tienen plots zonder overdekt zwembad.
Versneld werden plannen gemaakt voor een nieuw zwembad
vlak naast het oude. In 2003 kwam het nieuwe zwembad De
Blyckaertklaar
is nu weer één van de modernste uit de streek (foto links). Het zwembad heeft naast acht 25
meter banen ook nog een kinderbad met een glijafbuis en een wildwaterbaan en een broebelbad. Als neusje van de zalm hebben
wij hier in Tienen nu ook een 10 m diepe duikput. Deze duikput is te zien wanneer jullie een Tattepoem zullen verorberen in de cafetaria van het
zwembad.
In 2004 werd het oude zwembad gesloopt en de vrijgekomen ruimte deels ingericht als parking voor het nieuwe zwembad. De ingang van dit deel van de parking is nog steeds langs de oude ingang van het zwembad langs de Beauduinstraat.
In bijlage het grondplan van de zwembadomgeving met aanduiding van de parkeermogelijkheden voor auto's.