Welkom op 9 december 2010 in de zoetste stad van het ganse land.
06-11-2010
2.8 Een burenruzie met gevolgen (1)
Vanaf 1697 raakte Europa vrijwel
volledig in de ban van de Spaanse successiekwestie. Na de dood van de laatste
Spaanse Habsburger, Karel II, ontstond er een hardnekkige politieke twist met
de Spaanse troon als inzet. Filips van Anjou, kleinzoon van de Franse koning
Lodewijk XIV, en Karel, zoon van keizer Leopold I van Oostenrijk, pretendeerden
de opvolging. Aanvankelijk werd de zeventienjarige Filips als nieuwe koning van
Spanje naar voren geschoven. Omdat hierdoor een te sterke machtsconcentratie in
Franse handen tot stand kwam, verklaarde Leopold I bijgestaan door Engeland en
de Verenigde Provincies de oorlog aan het Frans-Spaanse blok. Deze oorlog werd
grotendeels in onze gewesten uitgevochten. Om problemen te voorkomen,
herstelden de Tienenaars in 1704 de omheining die op bevel van de Fransen
gedeeltelijk was ontmanteld. Dit zou echter niet baten. In 1705 hadden de
Frans-Spaanse troepen zich verschanst achter de Getelinie. Generaal Marlborough
(foto links) wist nabij het dorpje Wange een doorbraak
te forceren en nam vervolgens zonder veel moeite Tienen in. Op 2 april brandde
de oude Gareelmakerijstraat vrijwel volledig af. Vanuit Tienen vertrokken de
geallieerde troepen naar het Waals-Brabantse Ramillies waar zij de Fransen op
23 mei 1706 een beslissende nederlaag toebrachten. Brabant en Vlaanderen werden
hierdoor definitief aan de Frans-Spaanse heerschappij onttrokken en aan de
Duitse partij toegewezen. Ondertussen zag het ernaar uit dat Karel zijn oudere
broer Jozef I ging opvolgen in de Oostenrijkse erflanden. Om een te grote
machtsontplooiing langs Oostenrijkse zijde te voorkomen, werden de veroverde Zuid-Nederlandse
gebieden tot in 1713 bestuurd door een Engels-Hollands condominium. Bij de
vredesonderhandelingen te Utrecht kwamen de grote mogendheden in 1713
uiteindelijk tot een vergelijk. De Zuidelijke Nederlanden gingen naar de
Oostenrijkse Habsburger Karel, die als Karel VI (1713-1740) de keizerlijke troon besteeg. Dit betekende voor onze gewesten
de aanvang van de Oostenrijkse periode.
Na het verdrag van Munster was de oorlogstoestand
nog niet volledig van de baan. De Nederlanden vormden voor Spanje immers het
uitgelezen terrein om Frankrijk langs noordelijke zijde te bekampen en de
aartsvijand in de tang te nemen. Het groeiende Franse imperialisme was tevens
een doorn in het oog van de andere West-Europese mogendheden. Om de toenemende
internationale invloed van Frankrijk te beknotten, schaarden Engeland en de
Verenigde Provinciën zich aan de zijde van Spanje. Andermaal werd dit
internationale conflict in Tienen uitgevochten. Ook het omringende platteland
had sterk te lijden onder constante troepenbewegingen en opeenvolgende
schermutselingen. Eén van de beroemdste veldslagen uit deze periode is wel de
slag bij Neerwinden in 1693 (foto links), waar eens te meer de
superioriteit van de Fransen troepen werd bevestigd.
Ook nu weer vergeten we de ludieke noot niet. In de volgende bijdrage treden "De Tiense Straatmuzikanten" nogmaals op, doch nu zeer specifiek van alle senioren waarvan de meesten wel gepensioneerd zullen zijn.
Zij zingen het "Pensioenliejke" als een parodie op "Nine Million Bicycles" van Kate Malua. Het is één van mijn favoriete liedjes omdat de tekst zoveel diepgang heeft. Daarom probeer ik ook nu weer de tekst te vertalen, zodat jullie alles goed kunnen begrijpen.
Pensioenliedje Er zijn duizenden mensen gepensioneerd. Dat is een feit. Dat hebben ze mij voor waarheid gezegd. En ik ben daar zelf nu ook aangekomen.
Ik heb heel veel in vriendschap geïnvesteerd. Dat is een feit. Ik heb heel wat laten liggen. En ik zou liegen als ik zeggen zou dat ik er spijt van heb.
Ik heb het graag gedaan. (de zanger is een gepensioneerde leraar) met mijn hart en met mijn ziel. Het is zeer snel gegaan Het was veel meer, veel meer, als een stiel
Ik heb veel van mijn leerlingen geleerd. Eerst en vooral over. wat ik denk dat ik weet. en steekt af en toe eens iets in een nieuw kleed.
Het is voorbij gevlogen Het is nu tijd om te stoppen Want alleen voor het geld is het toch, is het toch, ook niet meer.
Er zijn duizenden mensen gepensioneerd.
Dat is een feit.
Dat hebben ze mij voor waarheid gezegd.
En ik ben daar zelf nu ook aangekomen.
En ik ben daar zelf nu ook aangekomen. En ik ben, maar dat heb ik al gezegd.
De stadskern van Tienen, meer dan 100 jaar geleden verschilt niet erg veel van het hedendaagse Tienen. Het stratenbeeld is nagenoeg hetzelfde, vele huizen op de postkaarten zijn weinig veranderd en zijn dus ook nu nog goed te herkennen.
Op de foto hiernaast kunt u het station van Tienen zien zoals het een eeuw geleden eruit zag. Ook nu ziet het station er nagenoeg hetzelfde uit, enkel het centrale torentje is verdwenen. Tienen heeft één van de oudste stationsgebouwen van ons land.. Het station verkeerd nog nagenoeg volledig in haar originele toestand. Het station van Tienen werd gebouwd in 1842 in Neo-Romaanse stijl, slechts zes jaar nadat de eerste trein op het Europese vasteland reed van Brussel naar Mechelen.
In bijlage twee PPS bestanden waarvoor u "PowerPoint" of "PowerPointViewer" nodig hebt om ze te kunnen bekijken.
In het wapenschild (foto links) van de stad Tienen staan twee schapen op de achterpoten aan weerszijden van een banier met de stadskleuren (wit en blauw). Enkel de kleur wit en blauw kon in de Middeleeuwen goedkoop geproduceerd worden. De schapen leverden de wol voor de vervaardiging van het laken. Dit laken kon uitgevoerd worden en bracht rijkdom in de stad.
"De Tiense Straatmuzikanten" bezingen in hun lied de "Tinse Kwêêkers" dit wapenschild. In hetzelfde lied bezingen zij ook hoe de Tienenaars aan hun spotnaam "Kwêêkers" zijn geraakt. Langs de volgende link kunt u hun lied beluisteren.
Omdat het Tiens dialect niet voor iedereen even toegankelijk is, heb ik een poging gedaan om het lied te vertalen. Ik hoop dat mijn poging gelukt is en dat jullie de inhoud van de tekst zullen begrijpen.
Tienen heeft heel wat bekende Vlamingen in haar rangen zoals: 1. Tony Corsari, Deze legendarische televisiefiguur uit de jaren zestig woont nog steeds in Tienen. Hij zong in die tijd ook het bekende liedje "Waarom zijn de bananen krom?" In het volgende filmpje kunt u het liedje nog eens beluisteren.
2. Ben Crabbé Is sinds jaren de presentator van het populaire programma "Blokken" op VRT1. Daarnaast is hij de drummer van de bekende pop groep "De Kreuners" Hierna een kort filmpje van de fratsen die hij geregeld uithaalt op de televisie.
Ben is van geboorte een Tienenaar doch woont momenteel in Leuven. Wat hem niet belet voortdurend de stad Tienen in het zonnetje te zetten op TV.
3. Johny Voners Deze zeer gekende acteur die al jaren de rol van Xavier speelt in de populaire reeks over een café voetbalploeg met bar slechte resultaten is ook geboren in Tienen doch woont er niet meer. Hierna een kort filmfragmentje uit "de Kampioenen"
Twee
machtsblokken begonnen zich af te tekenen. In het Zuiden volgde de jongere
broer van Filips IV, de kardinaal-infant Ferdinand (foto links),
zijn oude tante Isabella op als landvoogd. Ondertussen werd in het Noorden
toenadering gezocht tot Frankrijk als nieuwe bondgenoot tegen de Spaanse
monarchie. Het verdrag tussen Frankrijk en de Verenigde Provinciën resulteerde
uiteindelijk in de invasie van de Zuidelijke Nederlanden. Vanuit de
ontmoetingsplaats nabij Maastricht zette het 60.000 man sterke geallieerde
leger de veldtocht in. De troepen van de kardinaal-infant verschansten zich
achtereenvolgens achter de Gete en de Dijle, om zich vervolgens op de hoofdstad Brussel terug te
plooien.
Op 7 en 8
juni werd het Frans-Hollandse leger met de prins van Oranje aan het hoofd in de
onmiddellijke omgeving van Tienen gesignaleerd. Frederik-Hendrik, die van
Franse zijde werd bijgestaan door de maarschalken de Châtillon en de Brézé,
vestigde zijn hoofdkwartier in de abdij van Opheylissem van waaruit hij de
militaire acties tegen de stad leidde. Op zaterdag 9 juni werd Tienen zonder
veel weerstand ingenomen. De inwoners werden gemolesteerd en gevangen genomen.
De stad werd totaal leeggeplunderd en uiteindelijk op 10 juni in brand
gestoken. De ravage die de Frans-Staatse troepen achterlieten, was nefast en
het zou decennia duren alvorens de stad zich wist te herstellen. Bovendien had
Tienen in de daarop volgende jaren herhaaldelijk af te rekenen met militaire
raids vanuit Maastricht. In 1636, 1641 en 1646 werd de stad telkens opnieuw
ingenomen en gebrandschat. Tot overmaat van ramp brak ook nog de pest uit. Voor
het Frans-Hollandse leger zou dit débacle eveneens verregaande gevolgen hebben.
Tijdens de brand ging immers het grootste deel van de in Tienen verzamelde
graanvoorraden in vlammen op. Hierdoor verloor het invasieleger de mogelijkheid
om aan proviand te raken en werd de verdere opmars ernstig in het gedrang
gebracht. Noodgedwongen moesten de Frans-Hollandse troepen het beleg van Leuven
staken. Zo keerde het tij ten gunste van het leger der Spaanse Nederlanden.
De
wisselende successen en de complete oorlogsmoeheid resulteerden uiteindelijk in
een vredesovereenkomst. Spanje en de Verenigde Provinciën stelden op 30 januari
1648 te Munster een einde aan een conflict dat tachtig jaar geduurd had.
In de
twintiger jaren van de 17de eeuw deden zich echter een aantal politieke
verschuivingen voor die een belangrijke weerslag zouden hebben op het verdere
verloop van de geschiedenis der Nederlanden. Ook in Tienen waren de gevolgen
niet te overzien.
Onder Filips IV
(1621-1665) (foto links) in Spanje en Lodewijk XIII in
Frankrijk, kreeg het vorstelijk absolutisme vaste vorm. Beide vorsten
consolideerden hun machtspositie steeds nadrukkelijker binnen de internationale
krachtlijnen. Deze politieke ontwikkeling zou verstrekkende gevolgen hebben
voor de rest van Europa.
Na de
kinderloze dood van aartshertog Albrecht in 1621 keerden de Zuidelijke
Nederlanden naar de Spaanse monarchie terug. In het Noorden volgde Frederik-Hendrik
in 1625 zijn oudere broer Maurits op. Aanvankelijk werden er in beide kampen
pogingen ondernomen tot een verlenging van het bestand. De onderhandelingen
zouden echter op niets uitlopen. Met het mislukken van deze besprekingen werd
in 1633 de laatste fase van de Tachtigjarige Oorlog ingezet.
Omdat
Maximiliaan sinds de dood van zijn eigen vader, Frederik III, te zeer begaan
was met het Duitse Rijk en de keizerskroon, liet hij zich in de Nederlanden
bijstaan door een landvoogd. Tot in 1515 werd de voogdij waargenomen door
Karels tante, Margaretha van Oostenrijk.
Gedurende deze periode kreeg het sterk
gecentraliseerde Habsburgse wereldrijk vorm. Toch probeerden plaatselijke heren
van de herhaalde machtsverschuivingen gebruik te maken om tegen het centrale
gezag te revolteren. In september 1507 had Tienen zwaar te lijden onder de
opstand van Gelderland. Dit voorval lag aan de basis van het plan om een beter
verdedigbare omheining aan te leggen. Na zijn meerderjarigverklaring nam de
vijftienjarige Karel (1515-1555) het bewind over de Nederlanden op zich.
In 1516 werd hij als Karel I tot koning van Spanje
en zijn aanhorigheden gekroond. Hierbij hoorden ook de nieuw verworven
overzeese koloniën. Na de dood van zijn grootvader, Maximiliaan van Oostenrijk,
stelde hij zich in 1519 kandidaat voor de Duitse troon en het keizersschap.
Zijn grootste rivaal, de Franse koning Frans I, wist hij handig buiten spel te
zetten. Hierdoor werden de kiemen gelegd voor een eeuwenlange vete met
verstrekkende gevolgen voor de toekomst. In 1520 werd hij als Karel V tot
keizer gekroond. Tienen zou in de daaropvolgende decennia trouw haar vorst
bijstaan in zijn oorlogen tegen de Franse aartsvijand.
Margaretha
van Oostenrijk, die na het vertrek van Karel naar Spanje in 1517, de belangen
van de Nederlanden opnieuw behartigde, probeerde een vredespolitiek te voeren.
Via enkele verdragen wist zij de prins-bisschop van Luik aan haar zijde wist te
scharen wat resulteerde in een tijdelijke adempauze voor de inwoners van de
grensstad Tienen. Tot een wapenstilstand met Gelderland kwam het echter niet.Bij het overlijden van de landvoogdes in 1530 hadden de stellingen van
Luther in de Nederlanden algemene ingang verworven. Daarnaast groeide de ontevredenheid
betreffende het binnenlandse en buitenlandse beleid van de keizer. Verregaande
financiële inspanningen voor de aanhoudende oorlogen, een doorgedreven
centralisatiepolitiek en een strakke houding tegenover de reformatie vormden
een prima voedingsbodem voor de daaropvolgende malaise.
Om de ludieke noot op deze blog niet uit het oog te verliezen, nog gauw een liedje van van "De Tiense Straatmuzikanten" dat als titel heeft meegekregen "Tienen tintelende stad" en ondertussen is uitgegroeid tot het lijflied van de stad Tienen. Gewoon met de muis klikken op de volgende link het het liedje zal opstarten.
In dit lied wordt de draak gestoken met enkele typisch Tiense politieke mistoestanden, zoals de Chinese straatstenen in de Nieuwstraat, die tot drie maal toe opnieuw dienden gelegd te worden omdat ze steeds los kwamen te zitten.
Alva werd
als landvoogd opgevolgd door Luis de Requenses. Toen Requenses in 1576
vroegtijdig om het leven kwam, werd de Raad van State het hoogste
bestuursorgaan. Om de rebellen tot de orde te roepen, brachten zij een
stratenleger op de been dat totaal niet opgewassen bleek tegen de Spaanse muiters.
In een eerste confrontatie moest dit leger dan ook het onderspit delven. Deze
veldslag vond plaats te Roosbeek op 14 september 1576. Uiteindelijk werd de
Staten-Generaal samengeroepen en werd op 8 november een tijdelijke
wapenstilstand ondertekend. De Pacificatie van Gent vormde een eerste poging om
tot een vergelijk te komen tussen de oorlogvoerende partijen. De nieuwe
landvoogd, Juan van Oostenrijk, bleef zich echter verzetten tegen het
calvinistische overwicht in de noordelijke provincies. Hierdoor bleven de
strubbelingen aanhouden. In 1581 zwoeren de opstandige Staten-Generaal Filips
II formeel af. De nieuwe landvoogd Farnese zou door zijn uitstekende kwaliteiten als krijgsman en als
diplomaat een groot deel van het Zuiden voor de Spaanse zaak weten terug te
winnen, terwijl het Noorden de strijd verder zette.
Na de
dood van Filips II ging het bestuur van de Nederlanden over in handen van
de aartshertogen Albrecht en Isabella
(1598-1621) (foto links). Door de Akte van Afstand verkreeg het Zuiden
een beperkte vorm van autonomie. Alleen indien het aartshertogelijke paar niet
voor nakomelingschap zorgde, zouden de Nederlanden naar Spanje terugkeren.Toen
in 1609 het Twaalfjarig Bestand tot stand kwam, betekende dit voor de
geteisterde gewesten een adempauze.
In 1566
brak in Hondschoote de beeldenstorm uit die zich snel over de Nederlanden
verspreidde. Het jaar daarop werd Margaretha vervangen door de hertog van Alva
en werd de Raad van Beroerte ingesteld.
De turbulente gebeurtenissen
kenden hun weerslag in Tienen. In 1568 viel Willem van Oranje (foto links) met een leger opstandelingen de Nederlanden binnen. Deze datum
wordt algemeen beschouwd als de aanzet van de Tachtigjarige Oorlog. In oktober
van dat jaar rukte hij naar Tienen op. In een eerste poging om de stad te
veroveren, werd hij teruggeslagen door de Tienenaars die bijgestaan werden door
een Spaans garnizoen. In 1572 slaagde hij er via een list toch in om de stad in
te nemen. In december van datzelfde jaar was Tienen echter opnieuw in Spaanse
handen. Dit scenario zou zich, zwaar tot ongenoegen van de plaatselijke
bevolking, in de loop van de 16de eeuw meermaals herhalen. Meestal ging
de inname van de stad immers gepaard met baldadigheden, plundering en
brandstichting. Hongersnood ten gevolge van een mislukte graanoogst en
epidemieën veroorzaakt door chronische ondervoeding kwamen de ellende nog
versterken. Tienen bevond zich op het einde van de eeuw in een diep dal.
Troepen van beide kampen lieten de streek totaal ontredderd achter. Vele
inwoners emigreerden dan ook naar veiliger oorden. Niet alleen reguliere
troepen maar ook losgeslagen muitende legerbenden overrompelden de stad en haar
omgeving. In 1604 zou hertog Frederik van den Bergh met troepen uit Diest de
stad ter hulp snellen. Als ervaren veldheer besloot hij alleen de
vierde, verkleinde omheining te verdedigen. Zo slaagde hij erin om de muiters
buiten te houden.
In
oktober 1555 deed Karel V te Brussel troonsafstand in het voordeel van zijn
zoon Filips II (1556-1598). De politiek van
Filips, die zijn opvoeding in Spanje had genoten, stuitte in de Nederlanden op
verzet. In zijn streven naar de absolute macht probeerde hij de hoge adel
buiten spel te zetten. Bovendien lokte zijn poging om het calvinisme te
onderdrukken en het katholicisme tot staatsgodsdienst uit te roepen reacties
uit bij de lagere adel. Deze grieven, gecombineerd met de benarde financiële
toestand en de economische depressie, wekten een aantal revolutionaire krachten
die zouden culmineren en een opstand tegen het koninklijke gezag, waartegen
landvoogdes Margaretha van Parma niet opgewassen was
In het begin van de 20-ste eeuw werd de fotografie bereikbaar voor enkele techneuten. Mede door de aanleg van het spoorwegennet ontdekte de toplaag van de bevolking dat reizen uitsluitend voor het plezier erg aangenaam kon zijn. Als materieel bewijs van de gemaakte reis kwam de postkaart meer en meer in zwang. De eerste fotografen legden zich dan ook toe om mooie stadsgezichten vast te leggen op de gevoelige plaat en er daarna een reeks postkaarten van te laten drukken om te kunnen verkopen aan de toeristen. Vandaag is het zelfs een hobby geworden de verschillende reeksen postkaarten per stad of streek te verzamelen. In bijlage nog een reeks van deze oude postkaarten. Om deze bijlage te kunnen bekijken is wel "PowerPoint" of "PowerPointViewer" noodzakelijk.
2.4 Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië
Tijdens de daaropvolgende eeuwen
bleef Tienen nadeel ondervinden van zijn strategische ligging. De directe
nabijheid van de Luikse grens vormde een permanente bedreiging, waartegen de
grote omheining geen soelaas bood. In 1489 wist de ervaren veldheer Albrecht
van Saksen de stad dan ook gemakkelijk in te nemen. Hij deed dit op vraag van Maximiliaan
van Oostenrijk die hem met de onderdrukking van de
rebellie van de Brabantse steden belast had. De overrompeling van Tienen wekte
verslagenheid bij de overige steden en het duurde niet lang of ook Brussel en
Leuven capituleerden voor de Habsburgs-Bourgondische overmacht. Op 14 augustus
van datzelfde jaar werd de vrede getekend in het klooster van Danenbroek. In
1494 volgde de zestienjarige Filips de Schone (1494-1506)zijn
vader Maximiliaan op. Filips was net als zijn moeder, Maria van Bourgondië
(1457-1482) , geen lang leven beschoren. Toen hij in
1506 op amper achtentwintigjarige leeftijd stierf, nam Maximiliaan opnieuw het
regentschap waar. Ditmaal was het voor zijn kleinzoon, de latere Karel V.
Elke nieuwe successiekwestie namen de steden ter
hand om belangrijke nieuwe voorrechten af te dwingen. Toen Jan III na zijn dood
in 1355 alleen dochters naliet, ontstond er een strijd om de opvolging.
Pretendenten waren Wenceslas van Luxemburg, die gehuwd was met de oudste
dochter Johanna, en Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen en echtgenoot van
de jongere zuster Margareta. In deze strijd had Tienen aanvankelijk de kant van
Lodewijk gekozen. Uiteindelijk zou de strijd in het voordeel van Johanna van
Brabant en Wenceslas van Luxemburg (1355-1406) beslecht
worden. Het nieuwe hertogelijke paar haalde Tienen uit de financiële problemen
door de stad op 17 december 1358 belastingsrecht te verlenen. Om zich blijvend
van de loyaliteit van de Brabantse steden te verzekeren, deed Johanna een
aantal belangrijke concessies die resulteerden in het beroemde Charter van de
Blijde Intrede (3 januari 1356). De nieuwe grondwettelijke oorkonde werd in
februari van datzelfde jaar te Leuven bezegeld. Zij beschermde de inwoners van
Brabant tegen de willekeur van de landsheer en verleende tevens een nog
grotere inspraak in het bestuur van het hertogdom.
Door de talrijke oorlogen in onze streken sneuvelden er veel mannen, waardoor er een chronisch vrouwen overschot was. Als beveiliging groepeerden zich geleidelijk aan deze alleenstaande vrouwen in gemeenschappen die later begijnhoven genoemd werden en een religieus karakter kregen.
Een begijnhof was een wereld op zich. Dit kwam
doordat deze hoven aan de stadsrand gelegen waren en ook ommuurd waren.
Begijnen waren godvruchtige vrouwen, wonend in aparte woningen maar
verenigd in een gemeenschap. Ze waren aan een mystieke regel
onderworpen, maar vormden geen kloosterorde. Wel droegen ze specifieke
kleding, kwamen weinig buiten hun muren en betaalden belastingen, omdat
ze niet onderworpen waren aan de gelofte van armoede. Verder
onderwierpen ze zich aan het gezag van hun oversten, de zogenaamde
regentessen of grootjuffrouwen. Wat ze bezaten, behielden ze zolang ze
leefden.
Aan de hand van een brief uit november 1202 van Geldolf van Ryckel,
abt van de Sint-Geertruiabdij te Leuven, zou men kunnen zeggen dat dit
begijnhof al voor 1202 bestond. Vermoedelijk werd het begijnhof eerder
rond 1240 gesticht is. Zeker is dat al in 1245 de bouwwerken aan hun
kerk startten. In 1250 zegende een hulpbisschop deze in aanbouw zijnde
kerk in. Door verscheidene schenkingen vergrootten de begijnen
gaandeweg hun domein. Enkele oude bronnen zeggen dat de gemeenschap al
snel groeide naar 300 begijnen. In 1754 bestond het Begijnhof uit 57
huizen, naast het gemeenschappelijk Convent, de Infirmerie en het
Contoir. Opvallend was dat vele van de begijnen van goede afkomst
waren. Het aantal begijnen slonk echter zienderogen.
Tijdens de Franse revolutie werd het begijnhof afgeschaft en kwamen
de goederen in handen van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen. In
1823 waren er nog slechts 27 begijntjes overgebleven. Sommigen gaven
onderwijs aan arme meisjes. Het laatste begijntje, Anne Catherine
Kestens, stierf op de gezegende leeftijd van 79 jaar, op 19 maart 1866.
Bij bombardementen in 1944 werden de 16e en 17e eeuwse huisjes van het begijnhof
vernield. De
vroeg-gotische kerk uit de 13e en 14e eeuw, die de oudste begijnhofkerk van België was,
brandde af in september 1976. Daarvan rest nu alleen nog een ruïne waarvan de westgevel en het koor de opvallendste elementen zijn. De spitsboogvenster hebben nog hun maaswerk.
De gerestaureerde ruïne van de begijnhof kerk is vrij toegankelijk voor het publiek.
In de huidige Kapucijnenstraat bevond zich het
kleine klooster van de Lollarden. Dit klooster werd rond 1300 door twee
Brusselse broeders opgericht. Deze Lollarden hielden zich toen vooral
bezig met ziekenverzorging en het begraven van doden. ("lollen" betekent
in het Middelnederlands "prevelen"). Vanaf 1441 werden ze Cellebroeders
genoemd. Deze naam is afkomstig van het Latijnse cella wat kamertje
betekent, waarin de broeders zelf woonden of waar ze de zieken en
krankzinnigen verzorgden. Op het einde van de 16de eeuw had de stad veel
te lijden onder oorlogsgeweld en besmettelijke ziekten. De Tiense
bevolking werd op het einde van deze eeuw met een derde verminderd. Tot
overmaat van ramp vielen vijandelijke troepen in 1589 de stad binnen
waarbij het klooster vernield werd.
In de 17de eeuw schonk de stad de kloosterorde een nieuwe woonplaats
in de Veldbornstraat op voorwaarde dat de broeders hun diensten aan de
gemeenschap zouden voortzetten. Nieuwe gebouwen werden opgericht en in
de 18de eeuw uitgebreid. Zo verrees in 1773 de kapel in Lodewijk
XVI-stijl. Ook dit klooster werd niet gespaard tijdens de Franse
overheersing. De broeders moesten vluchten en konden pas vijf jaar later
terugkeren naar hun geplunderd klooster.
De Cellebroeders kochten de huizen van Ponsaert, Ark van Noë en de
Renesse aan. Toch was al het leed nog niet geleden. Op 30 juli 1930
ontstond er een brand in de gebouwen langs de kant de Renesse, waardoor
men in 1931 een nieuw gebouw diende op te trekken.
Momenteel noemt de site "Broeders Alexianen Tienen" en is nu het een gerenommeerd afkickcentrum voor drug en alcohol verslaafden.
De bogaarden of beggaarden waren de mannelijke
tegenhangers van de begijnen. Qua organisatie hadden zij veel
overeenkomsten met de begijnen. Het was een groep vrome mannen, die men
oorspronkelijk "beguini" en vanaf circa 1250 "beghardi" ging noemen. Zij
leefden net als hun vrouwelijke tegenhangers in afzonderlijke woningen,
die gegroepeerd waren rond een centraal kerkgebouw. Hoewel zij
hetzelfde habijt droegen en mekaar onderling steunden door het
organiseren van een aantal centrale voorzieningen, zoals
ziekenverpleging en dodenbegraving, waren ze oorspronkelijk aan geen
enkele orderegel verbonden. De bogaarden waren economisch vooral actief
in de textielindustrie, die in deze periode in alle Brabantse steden een
hoge bloei kende. Ze mochten een groot gedeelte van hun winsten voor
eigen rekening bewaren, waardoor zij een vrij onafhankelijk bestaan
kenden. In de 13de en de 14de eeuw vielen ze, net als hun vrouwelijke
tegenhangers, ten prooi aan een reeks vervolgingen op beschuldiging van
ketterij. Daarna evolueerde de lekengemeenschap steeds meer naar een
echte kloostergemeenschap met geestelijken en broeders.
Om hun samenlevingsvorm enigszins te regulariseren namen de meeste
bogaardenhuizen in de eerste helft van de 14de eeuw de regel van de
reguliere derde orde Sint-Franciscus aan. Omdat de lakenindustrie toen
ook over haar hoogtepunt heen was, onderwierpen de Tiense bogaarden zich
aan het kapittel van Zepperen, waar zich het moederklooster bevond.
Tijdens de verwoesting van Tienen in 1635 gingen de oorspronkelijke
gebouwen volledig in vlammen op, waarbij ook het kloosterarchief
verloren ging. Men ging snel met de wederopbouw van start en er werd
ook aan bezitsuitbreiding gedaan, zodat de goederen van het klooster
zich in de loop van de 17de eeuw uitstrekten tot aan de achterzijde van
de woningen van het huidige Torsinplein. Ten tijde van de Franse
revolutie werd het klooster opgeheven en herbestemd tot een
gendarmeriekazerne. In de loop van de 19de eeuw werd het vroegere
klooster in kleine loten verkocht en omgevormd tot particuliere
woningen.
Het huidige gebouw dateert uit de 18de eeuw. Het kwam op de plaats
van andere oudere kloosterdependances. De voorgevel, bestaande uit vijf
vensters en een deur, wordt bekroond met een driehoekig fronton met
laadvenster. Op de zolderverdieping bevond zich een graanschuur. Het
gelijkvloers bestond uit een ontvangstruimte en de gemeenschappelijke
vertrekken van de kloosterlingen. Op de verdieping lagen de
slaapvertrekken van de prior en andere hogere geestelijken. De gevels
werden opgetrokken in bruinrode baksteen en zijn voorzien van
hoekkettingen en raamomlijstingen uit witte Gobertangesteen. Ook de
sokkel van de voorgevel en de dakrand met steigergaten zijn vervaardigd
in kalkzandsteen.