In 1566
brak in Hondschoote de beeldenstorm uit die zich snel over de Nederlanden
verspreidde. Het jaar daarop werd Margaretha vervangen door de hertog van Alva
en werd de Raad van Beroerte ingesteld.
De turbulente gebeurtenissen
kenden hun weerslag in Tienen. In 1568 viel Willem van Oranje (foto links) met een leger opstandelingen de Nederlanden binnen. Deze datum
wordt algemeen beschouwd als de aanzet van de Tachtigjarige Oorlog. In oktober
van dat jaar rukte hij naar Tienen op. In een eerste poging om de stad te
veroveren, werd hij teruggeslagen door de Tienenaars die bijgestaan werden door
een Spaans garnizoen. In 1572 slaagde hij er via een list toch in om de stad in
te nemen. In december van datzelfde jaar was Tienen echter opnieuw in Spaanse
handen. Dit scenario zou zich, zwaar tot ongenoegen van de plaatselijke
bevolking, in de loop van de 16de eeuw meermaals herhalen. Meestal ging
de inname van de stad immers gepaard met baldadigheden, plundering en
brandstichting. Hongersnood ten gevolge van een mislukte graanoogst en
epidemieën veroorzaakt door chronische ondervoeding kwamen de ellende nog
versterken. Tienen bevond zich op het einde van de eeuw in een diep dal.
Troepen van beide kampen lieten de streek totaal ontredderd achter. Vele
inwoners emigreerden dan ook naar veiliger oorden. Niet alleen reguliere
troepen maar ook losgeslagen muitende legerbenden overrompelden de stad en haar
omgeving. In 1604 zou hertog Frederik van den Bergh met troepen uit Diest de
stad ter hulp snellen. Als ervaren veldheer besloot hij alleen de
vierde, verkleinde omheining te verdedigen. Zo slaagde hij erin om de muiters
buiten te houden.
|