Welkom op 9 december 2010 in de zoetste stad van het ganse land.
15-11-2010
Stringen in de rait
Om de ludieke noot niet te vergeten na al deze zware historische kost,
nog een eerder ondeugend liedje van "De Tiense Straatmuzikanten" met als
titel "Stringen in de rait".
Ik ga er deze keer geen vertaling
bijvoegen en jullie zelf laten uitzoeken waarover "De Tiense
Straatmuzikanten" het deze keer hebben.
Op bevel van de centrale overheid werden in 1725 de
Haspoel op de Houtmarkt dicht gegooid (foto links). Om
onenigheid betreffende de watervoorziening te voorkomen,
werd besloten twee monumentale pompen aan weerszijde van de O.-L.-Vrouw-ten-Poelkerk
te plaatsen.De poel werd overwelfd en de monumentale pomp met arduinen
Mariabeeld werd in 1730 voltooid. De uitvoering van deze werken had meer dan
acht jaar en een proces tussen het stadsbestuur en de ambachten gekost.
De tweede
helft van de 18de eeuw werd gemarkeerd door een grote bouwactiviteit. De stad
bezit vandaag nog een respectabel aantal classicistische woningen die in
sommige straten het uitzicht bepalen. (zie bijlage 1)
Tijdens
de laatste decennia van de 18de eeuw zouden op bevel van het centrale bestuur
nog een tweetal ingrijpende veranderingen plaatsvinden. In 1781 werd begonnen
met de afbraak van de aarden wallen op de Tiense vesten. Drie jaar later werd
door het decreet van 1784 het voortbestaan van het kerkhof rond de
Sint-Germanuskerk in vraag gesteld. Stadsontvanger Charles Verlat slaagde erin
om na heel wat discussies en manipulaties in 1796 de kerkhofgrond langs de
Wolmarkt aan te kopen en er zes huizen te bouwen. Toen na onderbrekingen de
bouw van de woningen in 1798 definitief werd verder gezet, liet Verlat in de
gevel van het eerste huis volgende tekst aanbrengen: sique gradus cessant et
rixae carolique labores.
Tussen
1806 en 1835 bleef het bevolkingsaantal in de stad schommelen rond de 8.000
inwoners. Pas na 1836 zou de stad uitgroeien tot een echt industriecentrum. In
deze periode ging het bevolkingsaantal in Tienen voortdurend omhoog. Van 8.352
in 1841, ging het over 12.701 in 1875 en 17.582 in 1900, naar 19.529 in 1920.
Deze stijging komt overeen met een aangroei van 70 % voor de periode tussen
1846 en 1900, terwijl de bevolkingstoename in gans België voor deze periode
slechts 54,3 % bedroeg.
Enkele buitenlandse bezoekers getuigden in de loop
van de 18de eeuw over hun verblijf in de stad. Zij schetsten ons een vrij
adequaat beeld van wat er nog restte van de middeleeuwse stad. In 1763 startte
Leopold Mozart een grote Europese reis waarbij hij samen met zijn zoon Wolfgang
Amadeus (foto links) en zijn dochter Nannerl achtereenvolgens
München, Frankfurt, Aken, Brussel en Parijs aandeed. Op hun weg naar Brussel
overnachtte het gezin te Tienen. Zij verbleven in de Tinnen Schotel, het
enige hotel met klasse dat de stad op dat ogenblik rijk was. Toch was Leopold
achteraf niet zeer lovend over zijn verblijf. In een brief aan zijn vriend
Hagenauer noemde hij Tienen een stad die duidelijk over zijn hoogtepunt heen
was. Hetzelfde verhaal horen wij bij de Engelsman Samuel Vernon die enkele
jaren later (1766) Tienen aandeed. Hij noemde het: a town
seemingly on the decline, having probably been sometime more considerable than
the present.
In de loop van de 18de eeuw
onderging de stad enkele grote veranderingen. Op 2 april 1705 werd de
Gareelmakerijstraat (huidige Nieuwstraat) bijna volledig vernield.Dertig
huizen dienden heropgebouwd te worden. Ook de straatnaam werd aangepast. Na de
ramp van 1635, waarbij het stadhuis op de Veemarkt af brandde en herstellingswerken
uitbleven, besloot men de administratieve diensten van de stad onder te brengen
in een nieuw pand. Op 23 november 1711 nam het stadsbestuur de beslissing om
over te gaan tot de koop van een bestaande woning. Het werd het huis Immens op
de Dries (huidige Grote Markt). Na de aankoop startten de aanpassingswerken die
meer dan vier jaar in beslag namen. Het originele huis
in Vlaamse renaissancestijl werd in 1720 van een centrale pui, die dienst zou
doen voor de afkondiging van officiële berichten, voorzien.
Tijdens de regering van Johanna van Brabant en
Wenceslas van Luxemburg vatten de Tienenaars andermaal het plan op om de
stadsomheining te vergroten. In de loop van de 14de eeuw werd een uitgebreide
wal aangelegd waardoor er binnen de verdedigingsgordel heel wat onbebouwde
ruimte overbleef (foto links).Of dit was uit misplaatste hoop
op de toekomst of om de stadskern van artillerievuur te vrijwaren, is niet
duidelijk. Zeker is dat de grote omheining ook de meest afgelegen stadswijken
omsloot. De nieuwe verdedigingsgordel beperkte zich tot het opwerpen van aarden
wallen (de Leugenvesten) en de bouw van een aantal nieuwe poorten en torens.
Vrij spoedig bleek de verdediging moeilijk haalbaar. Bovendien was de bloei van
de stad al duidelijk over haar hoogtepunt heen. In elk geval was de in 1360
gestarte aanleg meer dan honderd jaar later nog niet voltooid. Bovendien
begonnen de hertogen van langsom hun interesse te verliezen. Tijdens de 14de
eeuw kozen ze Brussel als hun vaste residentieplaats waardoor de plaatselijke
residenties aan belang verloren. In 1372 schonk Johanna het voormalige
Hertogenhuis, gelegen op de hoek van de huidige Hennemarkt en de
O.-L.-Vrouwbroederstraat, aan de Karmelieten.
Op 29 maart 1512 verleende
Maximiliaan van Oostenrijk aan de Tiense autoriteiten de toestemming om over te
gaan tot aanpassingswerken. Hiervoor werd gebruik gemaakt van delen van de oude
omheining. De Borggracht werd opnieuw de zuidelijke stadsgrens. De bestaande
muur van de tweede omheining begrensde de stad in het noorden. In het oosten
bracht men in 1537-1538 een nieuwe verbinding tot stand tussen de Oude Poort en
het Sliksteen. In een tweede fase werd in het westelijke stadsdeel een muur
opgetrokken tussen de Leuvensepoort en de Roos. Dit gebeurde in 1596 met de
hulp van Spaanse soldaten . De inwoners van de stad
werden van bij de aanvang van de werken verplicht om hun diensten te verlenen.
Dit vrijwilligerwerk kreeg een ruggensteuntje van de overheid toen Karel V in
1537 aan de magistraat de toelating gaf om werkweigeraars te bestraffen. Bij
het begin van de 17de eeuw werden nog herstellingswerken uitgevoerd waardoor de
versterking aan doeltreffendheid won. De derde omheining met zijn wallen en
buitenpoorten zou gedurende de volgende decennia meermaals zijn degelijkheid bewijzen.
Tijdens
het laatste traject van onze wandeling van het zwembad naar het station
zullen we voor een deel langs het westelijk traject van de vierde en
laatste door de Spanjaarden aangelegde omwalling van de stad wandelen.
Tot slot van de geschiedenis van Tienen, nog een reeks bijdragen over hoe het uitzicht van de stad evolueerde door de eeuwen heen. We beginnen ons verhaal in de 12de eeuw omdat betrouwbare historische gegevens van voor deze periode (nog) ontbreken.
Tijdens de regering van Hendrik I
(1190-1235)
en zijn opvolgers kende Tienen een snelle economische groei. Gedurende deze
periode verwierf de stad het recht om een wekelijkse marktdag te houden (1220).
Dit stimuleerde haar ontwikkeling als commercieel centrum. Haar ligging op de
belangrijke oost-westas maakte bovendien een deelname aan de internationale
handel mogelijk. Daarnaast was de Brabantse lakenindustrie gedurende deze
periode in volle expansie. Het bevolkingsaantal nam gestadig toe en de eerste
omheining werd vrij snel te klein. Omdat er zich wijken buiten de muren
begonnen te vormen, was een uitbreiding van het stadsterritorium noodzakelijk.
Volgens de 17de-eeuwse
kroniekschrijver Gramaye startte men in 1194 met de constructie van de tweede
omheining. Ter hoogte van de huidige Oude Vestenstraat werd een muur gebouwd en
in het zuiden werd de Borggracht (1230) aangelegd.
Op de splitsing tussen de Gete en de Borggracht werd een sluisgebouw gebouwd
dat men de Nieuwe Sluis of Roos noemde (1233) (foto links).De
gracht werd extra versterkt door de aanleg van verdedigingsmuren en torens. De
uitbreiding van de omheining had tot gevolg dat de nieuwe wijk rond de Dries,
waar zich de O.-L.-Vrouw-ten-Poelkapel bevond, binnen de stadskern kwam te
liggen.