Tot slot van de geschiedenis van Tienen, nog een reeks bijdragen over hoe het uitzicht van de stad evolueerde door de eeuwen heen. We beginnen ons verhaal in de 12de eeuw omdat betrouwbare historische gegevens van voor deze periode (nog) ontbreken.
Tijdens de regering van Hendrik I
(1190-1235)
en zijn opvolgers kende Tienen een snelle economische groei. Gedurende deze
periode verwierf de stad het recht om een wekelijkse marktdag te houden (1220).
Dit stimuleerde haar ontwikkeling als commercieel centrum. Haar ligging op de
belangrijke oost-westas maakte bovendien een deelname aan de internationale
handel mogelijk. Daarnaast was de Brabantse lakenindustrie gedurende deze
periode in volle expansie. Het bevolkingsaantal nam gestadig toe en de eerste
omheining werd vrij snel te klein. Omdat er zich wijken buiten de muren
begonnen te vormen, was een uitbreiding van het stadsterritorium noodzakelijk.
Volgens de 17de-eeuwse
kroniekschrijver Gramaye startte men in 1194 met de constructie van de tweede
omheining. Ter hoogte van de huidige Oude Vestenstraat werd een muur gebouwd en
in het zuiden werd de Borggracht (1230) aangelegd.
Op de splitsing tussen de Gete en de Borggracht werd een sluisgebouw gebouwd
dat men de Nieuwe Sluis of Roos noemde (1233) (foto links). De
gracht werd extra versterkt door de aanleg van verdedigingsmuren en torens. De
uitbreiding van de omheining had tot gevolg dat de nieuwe wijk rond de Dries,
waar zich de O.-L.-Vrouw-ten-Poelkapel bevond, binnen de stadskern kwam te
liggen.
|