In het begin van de 20-ste eeuw werd de fotografie bereikbaar voor enkele techneuten. Mede door de aanleg van het spoorwegennet ontdekte de toplaag van de bevolking dat reizen uitsluitend voor het plezier erg aangenaam kon zijn. Als materieel bewijs van de gemaakte reis kwam de postkaart meer en meer in zwang. De eerste fotografen legden zich dan ook toe om mooie stadsgezichten vast te leggen op de gevoelige plaat en er daarna een reeks postkaarten van te laten drukken om te kunnen verkopen aan de toeristen. Vandaag is het zelfs een hobby geworden de verschillende reeksen postkaarten per stad of streek te verzamelen. In bijlage nog een reeks van deze oude postkaarten. Om deze bijlage te kunnen bekijken is wel "PowerPoint" of "PowerPointViewer" noodzakelijk.
2.4 Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië
Tijdens de daaropvolgende eeuwen
bleef Tienen nadeel ondervinden van zijn strategische ligging. De directe
nabijheid van de Luikse grens vormde een permanente bedreiging, waartegen de
grote omheining geen soelaas bood. In 1489 wist de ervaren veldheer Albrecht
van Saksen de stad dan ook gemakkelijk in te nemen. Hij deed dit op vraag van Maximiliaan
van Oostenrijk die hem met de onderdrukking van de
rebellie van de Brabantse steden belast had. De overrompeling van Tienen wekte
verslagenheid bij de overige steden en het duurde niet lang of ook Brussel en
Leuven capituleerden voor de Habsburgs-Bourgondische overmacht. Op 14 augustus
van datzelfde jaar werd de vrede getekend in het klooster van Danenbroek. In
1494 volgde de zestienjarige Filips de Schone (1494-1506)zijn
vader Maximiliaan op. Filips was net als zijn moeder, Maria van Bourgondië
(1457-1482) , geen lang leven beschoren. Toen hij in
1506 op amper achtentwintigjarige leeftijd stierf, nam Maximiliaan opnieuw het
regentschap waar. Ditmaal was het voor zijn kleinzoon, de latere Karel V.
Elke nieuwe successiekwestie namen de steden ter
hand om belangrijke nieuwe voorrechten af te dwingen. Toen Jan III na zijn dood
in 1355 alleen dochters naliet, ontstond er een strijd om de opvolging.
Pretendenten waren Wenceslas van Luxemburg, die gehuwd was met de oudste
dochter Johanna, en Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen en echtgenoot van
de jongere zuster Margareta. In deze strijd had Tienen aanvankelijk de kant van
Lodewijk gekozen. Uiteindelijk zou de strijd in het voordeel van Johanna van
Brabant en Wenceslas van Luxemburg (1355-1406) beslecht
worden. Het nieuwe hertogelijke paar haalde Tienen uit de financiële problemen
door de stad op 17 december 1358 belastingsrecht te verlenen. Om zich blijvend
van de loyaliteit van de Brabantse steden te verzekeren, deed Johanna een
aantal belangrijke concessies die resulteerden in het beroemde Charter van de
Blijde Intrede (3 januari 1356). De nieuwe grondwettelijke oorkonde werd in
februari van datzelfde jaar te Leuven bezegeld. Zij beschermde de inwoners van
Brabant tegen de willekeur van de landsheer en verleende tevens een nog
grotere inspraak in het bestuur van het hertogdom.