Welkom op 9 december 2010 in de zoetste stad van het ganse land.
19-11-2010
5.7 Nieuwe huisvesting (2)
Tijdens de beraadslaging van het Weldadigheidsbureel van 15 november 1826 werd de beslissing genomen om een schuylplaets voor arme oude en gebrekkige lieden op te richten. De instelling zou zowel voor mannen als voor vrouwen toegankelijk zijn, onder de strikte voorwaarde dat beide seksen gescheiden ondergebracht werden. Voor dit doel werd een nieuw gebouw opgetrokken. Nadat de stad afgezien had van de bouw van een nieuw gemeentecollege, gaf zij op 2 september 1828 de toestemming aan het armenbestuur om een 'Oudemannenhuis' te bouwen
Omdat het klooster van de cellenbroeders veel te krap werd voor het huisvesten van de weeskinderen, kreeg de Commissie voor Burgerlijke Godshuizen op 27 maart 1830 de toelating om een nieuw weeshuis te bouwen. Voor dit doel werden twee stukken grond aangekocht uit het voormalige bezit van de paters kapucijnen. Op 12 november 1834 werd de bouw goedgekeurd. De fundamenten werden gelegd in februari 1835. Pas in 1838 werd het nieuwe Weeshuis in gebruik genomen (foto links). De linkerzijde was oorspronkelijk bedoeld voor de huisvesting van de grauwzusters. Omdat er uiteindelijk geen overeenkomst bereikt werd en men dringend nieuwe accommodaties voor het gemeentecollege zocht, kwamen de middelbare scholieren hier ook terecht.
In zijn rapport van de stadszaken voor de periode van 1831 tot 1836, sprak burgemeester Van Dormael met fierheid over de realisatie van enkele opmerkelijke bouwprojecten. Het nieuwe Gasthuis uit 1825, het 'Oudemannenhuis' uit 1829 en het nog in aanbouw zijnde Weeshuis vormden de spil van de uitbouw van een netwerk van uitgebreide sociale voorzieningen.
Tijdens haar zitting van 9 januari 1822 stelde de Commissie der Burgerlijke Godshuizen de verregaande verloedering van het oude St.-Janshospitaal aan de orde. De 17de-eeuwse gebouwen voldeden niet langer aan de eisen van een modern ziekenhuis.Op 22 juli 1822 besloot het bestuur om in de boomgaard van het vroegere begijnhof een nieuw hospitaal op te trekken (foto links). De oude gebouwen zouden in loten verkocht worden. Dit voorstel werd door de gemeenteraad goedgekeurd op 23 juli 1823. De eerstesteenlegging vond plaats op 7 oktober van datzelfde jaar. Op 30 december 1825 namen de gasthuiszusters hun intrek.
Om de last van de inkwartiering van troepen bij particulieren te verminderen, drong het Tiense stadsbestuur er bij de nieuwe Belgische overheid op aan om een kazerne op te richten. Grote pleitbezorger van dit initiatief was burgemeester François Van Dormael. In oktober 1834 bezocht een speciale gemeentelijke commissie voor dit doel leegstaande kloosterpanden. Twee locaties werden weerhouden: het grauwzusterklooster achter de O.-L.-Vrouw-ten-Poelkerk en het voormalige minderbroederklooster, dat eigendom was van het Tiense Weldadigheidsbureel. De onderhandelingen sprongen echter af, om in 1836 met succes hernomen te worden. Toen het Ministerie van Oorlog resoluut het minderbroederklooster als de meest geschikte locatie aanduidde, stuurde de gemeenteraad op 25 april 1837 een delegatie onder leiding van raadslid Dewilde naar de minister om het tegendeel te bepleiten. De keuze van het ministerie bleef echter onveranderd. De centrale overheid zou als tegemoetkoming een subsidie van 110.000 tot 120.000 frank uittrekken voor het uitvoeren van de nodige aanpassingswerken. De stad zou de rest van de kosten moeten bijpassen (foto links). Deze voorwaarden waren te nemen of te laten. Toen het Weldadigheidsbureel na wat strubbelingen akkoord ging om de gebouwen te verkopen, konden de werken van start gaan. Het plan voor de verbouwing van het hoofdgebouw dateert van 18 september 1837. Op 25 november 1838 werd de kazerne in dienst genomen. De eer viel te beurt aan de 16de batterij van het 3de artillerieregiment. Vanaf 1847 werd een gedeelte van de kazernegebouwen als rijkswachtkazerne ingericht.
Tijdens de gemeenteraadszitting van 2 december 1873 werd besloten om de kazernegebouwen aan de staat over te dragen. De overdracht zou twee jaar later plaatsvinden.16de batterij van het 3de artillerieregiment. vonden als eerste onderdak in de Tiense kazernegebouwen. In de loop van de volgende eeuw zouden verschillende regimenten volgen.
Na de Tweede Wereldoorlog verloor de 'Minderbroederkazerne' aan belang. Uiteindelijk werd door de legeroverheid besloten om Tienen te verlaten. Dit gebeurde bij het begin van de jaren zestig van de twintigste eeuw. Nadat de kazerne in 1962 volledig gedemilitariseerd werd, kregen de gebouwen andere bestemmingen. Het in woningnood verkerende Provinciaal Instituut voor Technisch Onderwijs vond hier een tijdelijk onderkomen, de vroegere manege werd omgebouwd tot sporthal en ook de stedelijke tekenacademie installeerde er haar klassen. In 1992 werden de gebouwen aan de straatzijde gesloopt waardoor de Minderbroederstraat definitief van uitzicht veranderde. Op deze plaats werd overgegaan tot de bouw van het appartementencomplex 'Menegaard'. Andere gebouwen vielen in 2002 onder de sloophamer.
Als bijlage nog een liedje van Marlene Dietrich "Sag mir wo die blumen sind" Het lied heeft totaal niets met Tienen of de Tiense kazerne te maken. Ik voeg het enkel toe omdat ik het lied zelf zo mooi vind met een bekijvende tekst die misschien wel kan passen bij dit militair onderwerp.