Vanaf 1697 raakte Europa vrijwel
volledig in de ban van de Spaanse successiekwestie. Na de dood van de laatste
Spaanse Habsburger, Karel II, ontstond er een hardnekkige politieke twist met
de Spaanse troon als inzet. Filips van Anjou, kleinzoon van de Franse koning
Lodewijk XIV, en Karel, zoon van keizer Leopold I van Oostenrijk, pretendeerden
de opvolging. Aanvankelijk werd de zeventienjarige Filips als nieuwe koning van
Spanje naar voren geschoven. Omdat hierdoor een te sterke machtsconcentratie in
Franse handen tot stand kwam, verklaarde Leopold I bijgestaan door Engeland en
de Verenigde Provincies de oorlog aan het Frans-Spaanse blok. Deze oorlog werd
grotendeels in onze gewesten uitgevochten. Om problemen te voorkomen,
herstelden de Tienenaars in 1704 de omheining die op bevel van de Fransen
gedeeltelijk was ontmanteld. Dit zou echter niet baten. In 1705 hadden de
Frans-Spaanse troepen zich verschanst achter de Getelinie. Generaal Marlborough
(foto links) wist nabij het dorpje Wange een doorbraak
te forceren en nam vervolgens zonder veel moeite Tienen in. Op 2 april brandde
de oude Gareelmakerijstraat vrijwel volledig af. Vanuit Tienen vertrokken de
geallieerde troepen naar het Waals-Brabantse Ramillies waar zij de Fransen op
23 mei 1706 een beslissende nederlaag toebrachten. Brabant en Vlaanderen werden
hierdoor definitief aan de Frans-Spaanse heerschappij onttrokken en aan de
Duitse partij toegewezen. Ondertussen zag het ernaar uit dat Karel zijn oudere
broer Jozef I ging opvolgen in de Oostenrijkse erflanden. Om een te grote
machtsontplooiing langs Oostenrijkse zijde te voorkomen, werden de veroverde Zuid-Nederlandse
gebieden tot in 1713 bestuurd door een Engels-Hollands condominium. Bij de
vredesonderhandelingen te Utrecht kwamen de grote mogendheden in 1713
uiteindelijk tot een vergelijk. De Zuidelijke Nederlanden gingen naar de
Oostenrijkse Habsburger Karel, die als Karel VI (1713-1740) de keizerlijke troon besteeg. Dit betekende voor onze gewesten
de aanvang van de Oostenrijkse periode.
|