Omdat
Maximiliaan sinds de dood van zijn eigen vader, Frederik III, te zeer begaan
was met het Duitse Rijk en de keizerskroon, liet hij zich in de Nederlanden
bijstaan door een landvoogd. Tot in 1515 werd de voogdij waargenomen door
Karels tante, Margaretha van Oostenrijk.
Gedurende deze periode kreeg het sterk
gecentraliseerde Habsburgse wereldrijk vorm. Toch probeerden plaatselijke heren
van de herhaalde machtsverschuivingen gebruik te maken om tegen het centrale
gezag te revolteren. In september 1507 had Tienen zwaar te lijden onder de
opstand van Gelderland. Dit voorval lag aan de basis van het plan om een beter
verdedigbare omheining aan te leggen. Na zijn meerderjarigverklaring nam de
vijftienjarige Karel (1515-1555) het bewind over de Nederlanden op zich.
In 1516 werd hij als Karel I tot koning van Spanje
en zijn aanhorigheden gekroond. Hierbij hoorden ook de nieuw verworven
overzeese koloniën. Na de dood van zijn grootvader, Maximiliaan van Oostenrijk,
stelde hij zich in 1519 kandidaat voor de Duitse troon en het keizersschap.
Zijn grootste rivaal, de Franse koning Frans I, wist hij handig buiten spel te
zetten. Hierdoor werden de kiemen gelegd voor een eeuwenlange vete met
verstrekkende gevolgen voor de toekomst. In 1520 werd hij als Karel V tot
keizer gekroond. Tienen zou in de daaropvolgende decennia trouw haar vorst
bijstaan in zijn oorlogen tegen de Franse aartsvijand.
Margaretha
van Oostenrijk, die na het vertrek van Karel naar Spanje in 1517, de belangen
van de Nederlanden opnieuw behartigde, probeerde een vredespolitiek te voeren.
Via enkele verdragen wist zij de prins-bisschop van Luik aan haar zijde wist te
scharen wat resulteerde in een tijdelijke adempauze voor de inwoners van de
grensstad Tienen. Tot een wapenstilstand met Gelderland kwam het echter niet.
Bij het overlijden van de landvoogdes in 1530 hadden de stellingen van
Luther in de Nederlanden algemene ingang verworven. Daarnaast groeide de ontevredenheid
betreffende het binnenlandse en buitenlandse beleid van de keizer. Verregaande
financiële inspanningen voor de aanhoudende oorlogen, een doorgedreven
centralisatiepolitiek en een strakke houding tegenover de reformatie vormden
een prima voedingsbodem voor de daaropvolgende malaise.
|