Even traditioneel is de
contradictie tussen de regering van Maria-Theresia en die van haar zoon Jozef
II (1780-1789), waarbij het onder de keizerin
verzette hervormingswerk vaak onderschat wordt. Na de dood van haar echtgenoot
in 1765 benoemde Maria-Theresia haar oudste zoon Jozef tot keizer-mederegent.
Omdat zijzelf de touwtjes strak in handen hield en hij stond te trappelen
om verdere vernieuwing door te voeren, leidde dit meermaals tot onenigheid
tussen moeder en zoon. Toen Jozef II de macht volledig in handen kreeg, voerde
hij zeer tegen de zin van zijn ministers en raadslieden, een aantal verregaande
hervormingen door. Als volwaardig verlichtdespoot voerde hij het geluk en
welzijn van zijn onderdanen in zijn vaandel, zonder echter het spijzen van de
staatskas en de daarmee gepaard gaande gebiedsuitbreiding uit het oog te
verliezen. Hierdoor moest hij een aantal maatregelen treffen die niet steeds in
goede aarde vielen. Deze politiek was ook in Tienen voelbaar. Het edict op de
afschaffing van de onnutte kloosters van 17 maart 1783 en het decreet op de
begraafplaatsen van 24 juni 1784, met het expliciete verbod om nog langer in
het centrum van de stad te begraven, hadden de meest verstrekkende gevolgen.
Toch was Jozef II een zeer gedreven bestuurder die oprecht begaan was met het
lot van zijn onderdanen en zich intens informeerde over wat er in zijn
erflanden en de rest van Europa leefde. In 1781 bezocht hij de Nederlanden om
zich ter plaatse van de situatie te vergewissen. Op 21 juli bracht hij een
bliksembezoek aan Tienen, waar hij In het hotel het Groot Hert (foto links) op een ongedwongen wijze de magistraat te woord stond. Het bezoek
nam niet meer dan twee uur in beslag, maar was voldoende om de Tiense
gezagsvoerders van de positieve instelling van de vorst te overtuigen. Zijn
bewind zou echter een andere indruk nalaten .
|