Op 12 januari 1781 benoemde Jozef
II zijn zuster Maria-Christina (foto links) en haar echtgenoot Albert-Casimir
van Saksen-Teschen (foto links) tot landvoogden van de
Oostenrijkse Nederlanden. Omdat de aartshertogen de hervormingsplannen van de
keizer niet erg genegen waren, werden zij door hem zo veel mogelijk buiten het
eigenlijke bestuur van de Nederlanden gehouden. Toen het ongenoegen over het
bewind van de keizer zich begon te manifesteren, vervulde Albert de rol van
bemiddelaar. Tijdens de troebelen van de Brabantse Revolutie verliet het
echtpaar tijdelijk het land. Even keerden zij naar de Nederlanden terug, maar
de overwinning van de Fransen noopte hen uiteindelijk om definitief naar Wenen
te verhuizen. De aartshertogen Albert en Maria-Christina bezochten Tienen
verschillende malen. De eerste maal passeerden zij bij hun Blijde Intrede in
juli 1781 en overnachtten in de herberg het Groot Hert. De magistraat deed
alle moeite om hen op een passende manier te ontvangen. Het stadhuis was
prachtig versierd en op de pui werd de erewijn gedronken. Tien jaar later, op 4
juni 1791, keerden zij terug in een poging om de Nederlanden na de Brabantse
omwenteling opnieuw aan de Oostenrijkse monarchie te koppelen. Ook toen
passeerden zij Tienen op weg naar Brussel. Enkele maanden later, op 29
september, waren zij er opnieuw, ditmaal vergezeld door aartshertog Karel
Lodewijk. Het gezelschap verbleef in de herberg de Tinnen Schotel. Vier dagen
na het verblijf van de aartshertogen brandde het gebouw af.
|