Voor Tienen verliep de terugtocht
van de Fransen bijzonder tragisch. In de vergadering van de gemeenteraad van 10
maart 1793 wordt melding gemaakt van de ontploffing van het munitiedepot dat de
Fransen in de houtopslagplaats van het minderbroederklooster hadden
ondergebracht. De helft van de gebouwen werd bij de explosie vernield of zwaar
beschadigd. Deuren, vensters en zelfs muren gingen hierbij aan flarden. Ook de
kamer van de St.-Jorisgilde ondervond aanzienlijke schade. In het
overlijdensregister van de St.-Germanusparochie werden op 10 maart 1793
drieëntwintig overledenen genoteerd, die nog dezelfde dag begraven werden. Bij
de slachtoffers waren de drieëndertigjarige lokaalhouder van de St.-Jorisgilde,
Jacques Verdyen, en zijn zoontjes Jacques, tien jaar, en Antoine, zes jaar oud.
Zij kwamen terecht onder het puin van de gildenkamer. De rest van de stad had
het eveneens zwaar te verduren. In het verslag van de gemeenteraad werd zelfs
gewag gemaakt van tachtig dodelijke slachtoffers. Toch waren de Tienenaars maar
al te blij dat de strijdende legers de stad voor de rest ongemoeid lieten. Uit
dank voor la libération miraculeuse de notre ville lieten zij in
1793 een zilveren ex-voto vervaardigen die zij aan de St.-Germanuskerk schonken
(foto links).
Het
Oostenrijkse herstel was van korte duur. Op 26 juni 1794 behaalden de Fransen
een beslissende overwinning in de slag bij Fleurus. Op 19 juli 1794 verschenen
de revolutionairen definitief in de stad. In 1795 werden onze gewesten bij
Frankrijk gevoegd. De Fransen troffen een reeks maatregelen die bij de
plaatselijke bevolking niet in goede aarde viel. Het invoeren van de conscriptie
gaf een impuls aan het ontstaan van de Boerenkrijg. Terwijl Limburg in opstand
kwam, bleef in Tienen alles betrekkelijk rustig.
|