Tijdens
de eerste decennia van de 19de eeuw werd werk gemaakt van de ontsluiting van de
stad door middel van het aanleggen van grote verbindingswegen. Hierdoor werd
aangeknoopt bij een fenomeen uit de 18de eeuw. In 1715 was de verbinding
Leuven-Luik (foto links) tot stand gekomen en in 1775 werd een
aanvang gemaakt met de aanleg van de baan Tienen-Hoegaarden, die later tot in
Geldenaken werd doorgetrokken.
Toen Willem I op 22 juni 1829 de
stad aandeed, toog het stadsbestuur met een speciaal verzoek naar de koning
waarin de noodzaak van de aanleg van een gekasseide baan tussen Tienen en Hoei
benadrukt werd. Vooral de bereikbaarheid van de brand-bouwstoffen en
minerale rijkdommen uit het Luikse bekken werd hiervoor als reden
aangehaald. In het rapport dat burgemeester Van Dormael in de zitting van 2
oktober 1837 aan de gemeenteraad voorlegde, schetste hij het belang van een
degelijke wegeninfrastructuur als volgt: Ces diverses routes donneront à
Tirlemont un ensemble de communication qui jointes à l'importante communication
de cette ville avec toute la Belgique par le moyen du chemin de fer qui la
traverse.
|