De aanleg
van een lijn tussen de steden Brussel en Luik impliceerde ook de bouw van een
aantal stations. De eerste locomotieven konden immers zonder halte niet meer
dan 50 à 60 km afleggen. Al in 1836 vormde de inplanting van het stationsgebouw
een van de belangrijkste zorgen van de Tiense gemeenteraad. Aanvankelijk werd
geopteerd voor een ligging dicht bij de Bostsepoort. De uiteindelijke
beslissing werd een tijdje uitgesteld, zodat de stad bij de officiële opening
van de spoorlijn slechts over een voorlopig houten gebouwtje beschikte. In 1839
werd geopteerd voor de huidige locatie.
Door de bouw van het station
veranderde de oude wijk Avendoren drastisch van uitzicht. Wegens haar functie
als tussenstation werd Tienen van bij de aanvang uitgerust met een
locomotiefdepot en werden ateliers en slaap- en wasplaatsen voor de machinisten
en de stokers voorzien. Nieuwe hotels en herbergen voorzagen in de opvang van
gestrande reizigers. Hierdoor kreeg een nieuw plein vorm (foto links) dat tot op de dag van vandaag nog nagenoeg hetzelfde is gebleven.
Op
10 augustus 1839 was tussen de Belgische staat en het stadsbestuur
overeengekomen om het station buiten het stedelijke tolsysteem te houden. Om de
aanvoer van goederen naar het stadscentrum mogelijk te maken, werd op de hoek
van het plein een tolhuis gebouwd. Het bureau heeft slechts tot in 1860 dienst
gedaan, want in datzelfde jaar werden de stadsoctrooien afgeschaft. Daarna werd
het gebouw omgevormd tot Hôtel de lIndustrie.
|