Naast
maatregelen ter verfraaiing en ontsluiting nam het stadsbestuur in de 19de
eeuw ook de sanering ter harte. Een lange reeks politieordonnanties schetst ons
een stad waarvan de meeste huizen nog uit hout, leem en stro waren opgetrokken
en die nauwelijks over sanitaire voorzieningen beschikten.
Omdat de
Gete en de Mene een constant gevaar voor wateroverlast inhielden, vormde ook
het onderhoud van de waterwegen een permanente zorg. Een ander heikel
punt was de brandbestrijding. Na herhaald aandringen van de gouverneur van de
provincie Zuid-Brabant werd op 23 augustus 1823 een politiereglement
uitgevaardigd met hierin de dwingende eis dat geene woonhuizen, schueren,
loodsen of andere gebouwen zullen andere gevels mogen hebben dan
gemetseld van steen kalk en tras en niet mogen gedekt worden dan met lyen,
pannen, tegels of ander hard dak.
Openbare
hygiëne bleef nog geruime tijd een ijdel begrip. Huizen beschikten nauwelijks
over latrines en als ze er al hadden, gaven ze vaak uit op de openbare weg. Ook
het opruimen van dierlijke kadavers vormde een wezenlijk probleem. Een gezonde
watervoorziening was eveneens aan de orde. In de periode tussen 1831 en 8
oktober 1836 werd een aantal proefboringen uitgevoerd met de bedoeling
artesische putten te graven. Zo wou men de kwaliteit van het drinkwater
verhogen en de kans op besmettelijke ziekten terugdrijven.
In de
strijd tegen epidemische aandoeningen scoorde het stadsbestuur dan weer
voortreffelijk. Vooral de vaccinatiecampagne tegen pokken wierp vruchten af.
Een jaar na het aantreden van het nieuwe bestuur kreeg de Tiense stadsraad af
te rekenen met een andere dodelijke epidemie, de cholera morbus. Om
hieraan het hoofd te bieden werden maar liefst zes nieuwe stadsdokters
aangesteld. In 1832 veroorzaakte het uitbreken van deze uiterst besmettelijke
aandoening trouwens een meeruitgave in de godshuizen en werd in het Gasthuis (foto links)
een speciale vleugel voor de opvang van besmette zieken voorzien. De stedelijke
overheid propageerde daarnaast een aantal preventieve maatregelen. Het witten
van het interieur van openbare gebouwen en particuliere woningen was er één
van. Deze maatregel werd toegepast in het Gasthuis en in het Weeshuis.
|