Van 1940 tot 1945 hadden de suikerfabrieken en de raffinaderijen
onophoudelijk gedraaid om het land te bevoorraden. Nu, na de oorlogsjaren,
beschikt onze suikerindustrie nog slechts over oude en vervallen uitrustingen. In
1945 reeds neemt de Tiense Suikerraffinaderij opnieuw contact op met haar
wetenschappelijke en technische correspondenten. Ze stuurt ook haar eigen
experts uit voor informatieopdrachten over de hele wereld. Het resultaat is een
rationalisatieprogramma waarvan de eerste uitwerkingen in 1946-47 merkbaar
zijn. In 1949 bedraagt de nationale productie van witte suiker voor het eerst
meer dan 300.000 ton. Het jaar daarop wordt meteen al de 399.000 ton gehaald.
De oogst is overvloedig en de Tiense Suikerraffinaderij ziet zich verplicht,
ten koste van zware investeringen, het vermogen van haar installaties en haar
opslagcapaciteiten te verhogen. Maar er bestaat geen evenwicht tussen de
productie en het verbruik van suiker. Daardoor verkeert de wereldmarkt in een
haast permanente crisissituatie. Dat is de reden waarom vertegenwoordigers van
de meeste suiker producerende landen elkaar in juli-augustus 1953 te Londen
ontmoeten en de vorige akkoorden aanvullen. Deze akkoorden worden in 1956
verlengd, maar krijgen het hard te verduren als de Suez kwestie uitbarst.
Gelukkig zal de Gemeenschappelijke Markt nieuwe horizonten voor onze
suikerindustrie openen.
|