De suikerindustrie is in het begin van de 19de
eeuw in onze streken ontstaan uit noodzaak.
De Engelsen, als heersers over de zeven wereldzeeën, hadden alle havens
op het Europese vasteland geblokkeerd om de aanvoer van grondstoffen naar het
Frankrijk van Napoleon te blokkeren.
Door deze blokkade kon geen rietsuiker meer ingevoerd worden
en zocht men op het Europese vasteland naar alternatieven. Zo kwam de
suikerbiet en de vruchtbare gronden van Haspengouw in beeld en groeide de
suikerindustrie in het Tiense als kool. Ook de afschaffing van de slavernij waardoor rietsuikerproductie een heel stuk duurder werd zorgde dat de suiker uit bieten een hoge vlucht nam in het oude continent.
Door de intussen geautomatiseerde rietsuikerteelt, met in sommige streken tot drie oogsten
per jaar, is rietsuikerteelt in essentie veel rendabeler als de bietsuikerindustrie die het moet stellen
met slechts één oogst per jaar. Op de wereldmarkt kan de suiker gewonnen uit
bieten momenteel niet concurreren met de suiker gewonnen uit suikerriet. Het gevolg was dat de
Europese Unie al kort naar haar oprichting de bietsuiker heeft gesubsidieerd om
de eigen suikerproductie te beschermen tegen de veel goedkopere rietsuiker. Zo is de A, de B en de C suikerprijs ontstaan.
|