De boeren mogen gecontingenteerd een vast en vooraf afgesproken aantal hectare suikerbieten per jaar telen die door de Europese Unie gesubsidieerd zullen worden. De opbrengst in ton
suikerbieten per hectare en per jaar is eveneens vastgelegd in regels.
Voor de suikeropbrengst van deze oppervlakte krijgen de
bietentelers bovenop de wereldprijs een vaste subsidie per ton bieten. De
gesubsidieerde bietenprijs per ton wordt
de A-suikerprijs of gewoon de suikerprijs genoemd.
Omdat de opbrengst in ton en per hectare van jaar tot jaar
kan verschillen kan de boer er in slagen op zijn vast gecontingenteerd areaal
bietengronden toch meer ton bieten
teelten dan het vast gesubsidieerde aantal
ton. Voor deze meer productie krijgt de boer ook een lagere subsidie per
ton. De suiker geproduceerd op deze wijze wordt de B-suiker genoemd.
De boer kan indien hij dit wenst ongelimiteerd suikerbieten
planten. Doch de prijs die hij hiervoor zal ontvangen van de suikerfabriek is
de wereldprijs. De prijs die de boer kan krijgen op de wereldmarkt wordt de C-suikerprijs genoemd. De productie van C-suiker is niet rendabel
en gebeurd dus in de praktijk quasi nooit.
In essentie is de niet gesubsidieerde suikerteelt dus niet
rendabel en kan dus enkel bestaan door
de landbouwsubsidies. Dit is natuurlijk één van de achilleshielen van de Belgische
maar ook van de Europese suikerindustrie. De suikerbieten teelt ( A en B suiker) geldt
als één van de rendabelste landbouwteelten, doch is in essentie is deze teelt aan wereldprijzen (C suiker) totaal niet
rendabel.
|