xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" /> Een tiental jaren geleden werd in Waregem de Vlasroute geopend over een traject van 15 km over Desselgemse en Beverse wegen. Er waren ook vlasbedrijven in Sint-Eloois-Vijve en Waregem. Langsheen het traject van de vlasroute komen we voorbij vlasbedrijven die het totale facet van de vlasvezelbereiding omvatten. De tocht leidt langs de resterende vlasbedrijven van Beveren, Leie en Desselgem. Aanvankelijk geconcentreerd langs de golden river de Leie, waaraan in de 19de en het eerste deel van de 20ste eeuw bijzondere rootkwaliteiten werden toegeschreven. De vlasroute, die we hier beschrijven, gaat terug naar de toestand van een tiental jaren geleden. Sedertdien zijn hier en daar nog enkele restanten van de vlasnijverheid bij ons verdwenen.
Het vlas (linum usitatissimum) komt wellicht uit het Midden-Oosten, alhoewel sommigen beweren dat het afkomstig is uit de hoogvlakten van Azië. Het vlas komt mee naar Europa met de eerste sedentaire landbouwers die hier rond 2000 voor Kristus inwijken. Uit opgravingen blijkt dat het vlas toen reeds hier gebruikt werd om allerlei weefsels te maken. Tot rond 1500 weten we vrij weinig over het vlas. De vlasproductie had een eerder landelijk karakter en werd vooral binnen het eigen landbouwershuishouden verwerkt en gebruikt. In Vlaanderen kent het vlas vooral in de 18-de eeuw een grote opgang en wordt het de belangrijkste huisnijverheid in Vlaanderen en zeker in de Leiestreek. In Desselgem, Beveren-Leie en Sint-Eloois-Vijve zijn nog heel wat overblijfselen die herinneren aan die bloeiperiode van de vlasnijverheid in onze regio.
De route
We starten aan de Kerk van de Waregemse deelgemeente Desselgem. De Sint-Martinuskerk is een beschermde kerk in gebruik genomen einde 1842. Ingewijd werd ze pas op 13 september 1843. De toren dateert van iets vroeger. Deze werd opgetrokken in 1736-1737. Nog ouder is het bijzondere 17-de eeuwse Van Belleorgel, dat in de kerk te Desselgem is geïnstalleerd door orgelbouwer Petrus Loncke. We rijden vanaf de kerk in de Liebaardstraat, richting Beveren-Leie.
De Liebaardstraat is naast de Kortrijkseweg een typische vlassersstraat. Hier waren heel wat botekopers gehuisvest. De botekopers kochten het afgewerkte vlas op en verkochten het aan de spinnerijen. De botekopers-woningen herken je vooral aan de legendarische halve deuren in de magazijnen, alhoewel de halve deuren geen specifieke uitvinding zijn van de botekoperswereld. Net als bij ons zijn ze in andere landen reeds eeuwenlang in gebruik : in woonhuizen, dierenstallen, bewaarplaatsen en vooral in ren-paardenstallen. In de vlaswereld van de Leiestreek waren de halve deuren typisch in de lintbebouwing van de Kortrijkseweg en de Liebaardstraat te Beveren-Leie en Desselgem voor de zogenaamde 'magazijnen'. In hun magazijnen gaven de botekopers het vlas nog een laatste opsmuk en verpakten zij het om te verzenden naar de spinnerijen.
Dat deze halve deuren van groot belang waren in de vlasserswereld, blijkt uit het volgende:
* aangezien in vroegere jaren geen stofafzuiging bestond, opende men de bovenste deur voor luchtverversing en kon het stof (vlasstof is licht en zweeft) buiten waaien; het onderste deel van de deur bleef dicht zodat gure wind, regen, straatvuil en dieren buiten gehouden werden en met de geopende bovenste deur was er extra licht om het gezwingeld vlas te sorteren en op te maken (met kunstmatig licht is het moeilijker fouten te zien en kleur te onderscheiden).
* als de bestellers en kopers van de verschillende verzendingshuizen tijdens de markturen hun aankopen kwamen doen, kon men mondeling in contact komen zonder dat in het magazijn gestapt werd (als het ware een geheimhouding van de voorraad en een bescherming tegen de soms indiscrete aankoper, die wel naar prijs en bestemming durfde vragen).
* wanneer de onderste halve deur gesloten is en de bovenste geopend, ontstaat er een meer neutrale lichtzone (de gesloten onderste deur belet de weerkaatsing van bvb. rode baksteen, de groene hagen, de geschilderde poorten aan de overzijde, de sneeuwlaag, ...) zodat de natuurlijke kleur van het vlas beter herkenbaar en te beoordelen is en aangezien het bevoelen en betasten van het gezwingeld vlas door de aankoper of besteller met de blote handen gebeurde, bood de gesloten halve deur bescherming tegen wind, regen en vrieskoude (een zeker comfort).
* deze neutrale lichtzone hierboven beschreven, benaderde een beetje het 'geluchte' van de aftelruimte (d.i. de ruimte in het verzendingshuis waar de geleverde koopwaar goedgekeurd werd) in het verzendingshuis waar het licht inviel vanuit een schuin glazen dak, dat op het noorden gericht was (dit om neutrale lichtzone te bekomen).
Van zodra we Beveren-Leie binnenrijden, nemen we de eerste straat rechts in de Nijverheidstraat. Na ongeveer 200 m in deze straat komen we voorbij de N.V. Union. Dit bedrijf is gesticht in 1947 met bijzonderste activiteit : Konstruktie van machines voor de vlasnijverheid, waardoor de handarbeid in de vlasnijverheid vervangen werd. Union tekende voor de konstruktie van opraapbindmachines getrokken door een paard (1949), slijtmachine en bindmachine getrokken door een tractor (1951), het prototype zelfrijdende vlasplukmachine en bindmachine (1955),...
Voorbij de NV Union nemen we de tweede straat rechts en rijden zo de Deken De Bostraat in.
Deken De Bo werd in Beveren-Leie geboren en is gekend als taalkundige en dichter. We volgen de Deken De Bostraat tot aan de Hoonakkerdreef, die we rechts oprijden tot op het einde. Daarmee zijn we aan de Grote Heerweg gekomen, die we links op rijden tot aan het kruispunt met de Sint-Jansstraat. Op de hoek vinden we 't Leckerke en even verder in de Sint-Jansstraat 't Fonteintje. Beiden zijn op heden drank- en eetgelegenheden, maar zijn, gezien hun ligging dicht bij de Leie, altijd nauw verbonden geweest met het vlas. Beiden fungeerden destijds als gemeentehuis van Beveren-Leie. In 't Leckerke is in de gelagzaal 'den bak' (of gevangenis) van toen te bezichtigen.
We volgen de Sint-Jansstraat tot aan de Roestraat. Op het einde van de Sint-Jansstraat, omsloten door de Roestraat, Sint-Jansstraat, Schoolstraat en Kortrijkseweg ligt het bedrijf N.V. Depoortere, de producent van vlasbewerkingsmachines. Tot aan de Eerste Wereldoorlog werden er geen echte machines gebruikt in de vlasproduktie. Vanaf 1920 echter werden verschillende machines ontwikkeld, zowel voor de bewerking van het vlas op het veld, als voor de produktie van de vezel zelf. Eén van die eerste bedrijven was de firma Julien en Richard Depoortere. Ze bouwden zowel zwingelturbines, die rond 1920 op punt gezet werden, als slijtmachines. De eerste door paarden getrokken slijtmachine werd in 1923 te Izegem gedemonstreerd. Hierdoor moest het vlas niet langer met de hand uit de grond getrokken worden, wat een zeer vermoeiend werk was.
Via de Roestraat, rijden we naar de Schoolstraat tot de Koning Albertstraat. Hier komen we aan het intussen verdwenen bedrijf Interlin waar vlas- en houtvezelplaten vervaardigd werden. Dit bedrijf dat opgericht werd in 1957, is één van de vele gelijkaardige bedrijven die rond die periode in onze streek opdoken. Ze verwerkten de lemen tot platen, die vooral in de meubelnijverheid een sterke afzet vonden. Deze lemen zijn de houtachtige delen van de vlasstengel, die vrijkomen bij het zwingelen. Lange tijd waren deze lemen afval in de echte zin van het woord en werden ze dan ook verbrand, eerst als huisbrandmiddel of gewoon in open lucht, later in de stoomketels bij het warmwaterroten.
We fietsen in de Koning Albertstraat tot de Kortrijkseweg, die we oversteken en volgen richting Gent. We slaan de Paanderstraat in, volgen de Leenriestraat, Beveren-Dries en de Blommestraat tot aan de Sprietestraat in Desselgem. We duiken hier onder de spoorweg door en volgen verder de Sprietestraat tot aan de Meelstraat, waar we aan het vlasbedrijf komen van Jozef De Waele en Zoon.
Voor het vlas geroot wordt, moet het eerst ontzaad worden. Naargelang de gebruikte techniek spreekt men van repelen of boten. Het repelen is wellicht de oudste techniek. Hierbij werden handvollen vlas door een kam van dicht tegen elkaar staande ijzeren pinnen getrokken, waardoor de hippens of zaadbolletjes van de stengel werden getrokken. Momenteel gebruikt men een repelmachine om de zaadbolletjes te verwijderen. Bij het boten klopt men de zaadbolletjes plat om zo het zaad er uit te halen. Aanvankelijk werd het vlas op de grond uitgespreid en werd er met de boothamer op geslagen. Hieruit ontstond de bootmachine, die door de Gebroeders Van Steenkiste in 1902 werd uitgevonden. Het was een soort tafel waarop mechanisch aangedreven hamers klopten. Soms werd ook geboot tussen twee draaiende rollen. Het zaad dat men wint, heeft veel toepassingen. Een deel wordt gebruikt voor menselijke consumptie, bvb. als middel om de stoelgang te bevorderen. Verder is het ook een veel gebruikt dierenvoedsel. Men kan er ook lijnolie uit persen die dan weer gebruikt wordt in de zeepziederijen, in allerlei verven en houtveredelaars. Lijnzaad wordt ook gebruikt voor het harden van staal. De buitenkant van het zaaddoosje of het kaf wordt verwerkt in veevoeders.
We volgen nu verder de Meelstraat tot aan de Leemputstraat. Hier slaan we linksaf en volgen de Leemputstraat, over de spoorwegbrug tot aan de Waregemstraat. Even naar links, in de Waregemstraat, komen we bij de roterij van Rafael Lavens. We komen hier aan een warmwaterroterij. Deze vorm van roten werd door de gebroeders Constant en Joseph Van Steenkiste op punt gesteld tussen 1902 en 1911. Aanvankelijk werd deze vorm van roten tegengewerkt door de echte Leieroters, die beweerden dat het vlas uit deze putten van een mindere kwaliteit was tegenover het vlas dat in de Leie geroot werd. Toen echter het Leieroten in 1943 bij de wet verboden werd, schakelde men in de Leiegemeenten ook over op het warmwaterroten.
Voor het warmwaterroten wordt het ontzaad vlas in een betonnen bak geplaatst, op die wijze dat alle gebundelde stengels verticaal staan, zodat de roting gelijkmatig verloopt. Nadat de deur gesloten is, wordt de bak gevuld met koud water en moet het vlas ongeveer 8 uur weken. Dan wordt dit water afgelaten en wordt de bak opnieuw gevuld met water van ongeveer 35 graden. Tijdens de roting gaan zich bepaalde bacteriën ontwikkelen die de pectine losweken die zich tussen de vezel (buitenkant) en de houtpijp bevindt. Het vlas blijft gedurende 3 tot 5 dagen in de rootput en de temperatuur wordt op peil gehouden door dagelijks een gedeelte water af te laten en daarna water van 60 tot 70 graden bij te vullen. Het is een kunst om het roten op het goede moment te stoppen. Wanneer het vlas te vroeg uit de put gehaald wordt, heeft men moeilijkheden bij het zwingelen, omdat de vezel niet goed loslaat. Wordt het vlas te laat uit de put getrokken, dan gaat de vezel echt rotten en wordt hij waardeloos.
We keren even op onze stappen terug en nemen de Kwadestraat, steken de Gentseweg over, volgen de Zilverbergstraat, steken de Nieuwstraat over, slaan rechtsaf en volgen de Opstalstraat tot aan de Spildoornstraat. We moeten hier normaliter linksaf , maar bezoeken eerst het bedrijf van Azer Vandenbuverie. Dit bedrijf is één van de weinige waar op heden nog vlas wordt geroot en waar vlaskapelletjes worden gedroogd. Het vlas is nu geroot en de put kan getrokken worden. De natte bondels vlas worden door een transportband naar de trekker gebracht, waarmee ze dan vervoerd worden naar de droogweide. Daar worden de bondels opengemaakt en rechtgezet in kapelletjes, zodat ze door wind en zon kunnen drogen en bleken. Vlas in kapelletjes zetten is een werk dat veel moeilijker is dan het lijkt. Beginnelingen moesten dan ook heel wat kapellen opnieuw rechtzetten, die achter hun rug waren omgevallen. Bij het kapellen ruik je ook de speciale geur van het gerote vlas. Deze geur ontstaat door een zuur dat vrijkomt bij de roting.
Als het weer het toelaat, wordt het vlas gekeerd. Dat keren heeft twee bedoelingen : het drogen bevorderen en het vlas gelijkmatig laten bleken, zodat de hele kapel dezelfde kleur krijgt. Vooral dat bleken is belangrijk omdat de kwaliteit en dus ook de prijs van het vlas bepaald wordt door de witte kleur. Als het vlas droog is, wordt het opgebonden of opgerold. Nu kan het opgeslagen worden om later gezwingeld te worden.
Na het bezoek keren we op onze stappen terug en rijden de Spildoornstraat in. Even verder rijden we de Robijnstraat in die we volgen tot aan de Dolagestraat. We rijden rechtsaf en onmiddellijk links in de Hooistraat die we volgen tot aan de Leiestraat. Hier slaan we rechts af tot het einde waar we terug naar links rijden,langs de Leie.
.
De Leie heeft jarenlang een belangrijke rol gespeeld bij het roten van het vlas. Het Leieroten ontstond in de 19de eeuw. Voordien was het verboden om in de Leie te roten, maar handige vlassers maakten afleidingskanaaltjes naar hun rootputten in de grond en lieten het water daarna naar de Leie terugvloeien. Vanaf 1800 ging men roten in hekkens in de Leie zelf. Dit waren grote houten bakken, die gevuld werden met vlas en dan in het water gelaten werden. Daarna werd het hekken belast met zware stenen om het te doen zinken en zo het vlas onder water te houden. Wanneer het vlas geroot was, werden de stenen van de hekkens gehaald. De hekkens werden terug op de oever getrokken en leeg gemaakt. Het waren de Engelse kooplui die hier vanaf 1839 verschenen en bij wie het Leievlas zeer geliefd was, omwille van zijn goede kwaliteit, die de Leie zijn bijnaam van de Golden River gaven. Voor het Leieroten en later het warmwaterroten toegepast werden, gebruikte men vroeger het veld- of dauwroten, het blauwroten en het drijfroten. Bij het veldroten wordt het vlas op het land opengespreid en laat men het roten door natuurlijke omstandigheden (vochtigheid en warmte). Blauwroten gebeurde in staand water. Het vlas werd ondergedompeld in een vijver en met graszoden bedekt om het onder water te houden. De modder en het slijk van die putten gaven de blauwachtige kleur aan het vlas. Bij het drijfroten liet men het vlas drijven op het water, waarin het een paar keer per dag werd ondergedompeld. Het voornaamste verschil met het blauwroten was dat het vlas bij het drijfroten een eerder witte kleur behield.
We volgen verder de Leie in westelijke richting. Wanneer je over de Leie kijkt, zie je het Sas van Ooigem. Naast de moderne sluis ligt een drietrapssas waarin de schepen vroeger tweemaal na elkaar versast werden vanuit het kanaal Roeselare-Leie en omgekeerd.
Waar de Abdijstraat op de Trakelweg komt, rijden we linksaf. Van de Abdijstraat komen we in de Ter Lindenstraat. We komen hier langs het bedrijf Pauwels-Amerlynck NV waarin tot voor kort (1990) het vlas een laatste bewerking onderging. De houtpijp werd gebroken en de vezel afgeslagen. Het meeste vlas dat hier verwerkt werd, kwam van het veld- of dauwroten. Bij het slijten wordt het vlas machinaal opengespreid op het veld door de machine die het plukt. De roting gebeurt hier door zwammen, die zich door warmte en vochtigheid ontwikkelen en zo de pectine afbreken. De kleur van de vlasvezel is donker. Deze rootmethode wordt meer en meer gebruikt om de kostprijs te drukken. Nochtans is deze methode niet zonder risico. Aangezien dit roten gebeurt na het oogsten en uitloopt tot in het najaar, kan het gebeuren dat het vlas door het slechte weer gaat rotten in plaats van roten. Daarbij is het ook soms moeilijk om het vlas droog binnen te krijgen, waardoor er bij het stockeren weer verlies ontstaat.
In de huidige zwingelarijen gebeuren diverse handelingen in een lange machine. Het opgerolde vlas komt op een machine terecht die het eerst ontrolt en vandaar gaat het door een repelmachine, die er het zaad afhaalt (bij veldroten wordt pas na het roten ontzaad) en reinigt. Verder gaat het vlas door de brakel. Bij het breken of brakelen wordt de vlasstengel door twee tegen elkaar lopende en gekartelde cilinders gedraaid, waardoor de houtpijp gaat breken. Vroeger was dit een aparte bewerking, die door de vlassers ook 'slienderen' werd genoemd, omwille van die twee tegen elkaar draaiende cilinders. Tenslotte gaat het vlas nu in de zwingelturbine, waarbij eerst de onderkant van de stengel tussen de zwingelmessen komt. Hierbij wordt de gebroken houtpijp van de vezel geslagen. In het tweede gedeelte van de turbine wordt de bovenkant dan bewerkt. Evenals het breken was het zwingelen vroeger een aparte activiteit.
Vroeger werden de lemen met een soort houten hakmes van de vezel geslagen. Later verscheen de stermolen. Hiermee werd op een half mechanische en ook snellere manier gewerkt. De zwingelturbines verschenen rond 1920. De afval van het zwingelen bestaat uit lemen en de korte vezel, ook kroten of klodden genoemd. De lemen gaan zoals hoger gezegd naar de vlasvezelplaten, terwijl de klodden nog eens gezuiverd worden en dan ook naar de spinnerijen of de papierfabriek kunnen. Hiermee is in feite de vlasvezel klaar voor de spinnerijen, waar hij nat of droog gesponnen wordt, naar gelang de dikte van de draad die men wil bereiken. Die gesponnen draad wordt verweven tot linnen voor kledij, tafellakens, beddelakens, schilderdoek, enz... De klodden worden verwerkt in muurbehang, handdoeken, fijn papier, enz.
We vervolgen onze weg via de Leiestraat. Aan de Nieuwstraat gaan we rechtsaf en volgen deze tot we terug de kerk van Desselgem - begin- en eindpunt van deze fiets- en wandelroute - in het zicht krijgen.
|