xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" /> Zaterdag 29 september 2007 viert de Sint-Amandusparochie in de kerk op de markt drie jubilarissen. Het zijn kerkbaljuw Albert Destoop, die dit jaar 50 jaar kerkbaljuw is, en deken Frans Verhelst, die dit jaar zijn 40-jarig priesterschap viert. Aanvankelijk was ook de viering aangekondigd van het 60-jarig priesterjubileum van André Vannecke aangekondigd, maar na zijn overlijden op 8 augustus wordt dit nu een herdenking. Het driedubbel jubileum wordt gevierd met een plechtige eucharistieviering om 17.30 u. in de dekenale kerk Sint-Amandus met aansluitend een receptie op het kerkplein of in het O.L.V.-Hemelvaartinstituut.
Albert Destoop (75 j.) werd kerkbaljuw in augustus 1957 en dit op verzoek van toenmalig deken Versele. Hij werkte aanvankelijk nog bij Valère Devos en moest telkens verlof vragen om een begrafenisdienst bij te wonen. Naderhand werd hij professioneel kerkbaljuw. Vroeger hadden de mensen het nog over "de Pijke". Vroeger was een kerkbaljuw of suisse als ordehandhaver uitgedost met pandjas, bandelier, hellebaard en steekhoed om zijn gezag te beklemtonen. Hij kende op dat vlak trouwens in Waregem enkele legendarische voorgangers zoals Honoré Bogaert (°1889-1961), die met trots zijn lint droeg van 'Kerk police'. Voor Albert was dat met nodig. Zijn kledij varieerde van eenvoudig werkmanstenue op sandalen voor de weekdagen tot het keurig habijt met schouderkapje voor de hoogdagen.
Gedurende de afgelopen periode van 50 jaar heeft kerkbaljuw Albert Destoop vier dekens, drie kosters, een vijftiental medepastoors en nog veel meer gelovigen gekend en zien voorbijgaan. Enige tijd geleden filosofeerde ere-burgemeester Guido Carron nog over hem in een bijdrage in Kerk en Leven, editie Federatie Waregem. Hij had het geluk Albert te hebben mogen huldigen na 40 jaar dienst. Guido Carron stelt nu vast dat hij zo mogelijk de laatste 10 jaar zijn klantvriendelijkheid en kerkelijke dienstbaarheid nog is toegenomen. De ere-burgemeester is ervan overtuigd dat Albert Destoop op een of andere manier een speciale genade is bijgebracht en dit ondanks het ontbreken van aangepaste wijdingen zoals dat bij een diaken het geval is.
Ook ziet Guido Carron in zijn gefilosofeer voor de kerkbaljuw een niet onbelangrijke trap in de kerkhierarchie, want op gezette tijdstippen moet iedereen zich schikken naar zijn richtlijnen. Stel dat de Paus ooit naar Waregem kwam, denk dan niet dat hij zomaar gelijk waar de grond had mogen kussen. "Hier" zou Albert gezegd hebben "en nergens elders", aldus duidelijk makend dat alle gezag van God komt. Concreet heeft de kerkbaljuw de delicate taak de priesters bij de eredienst bij te staan. Hij is de ceremoniemeester, de duivel-doet-al en de man die alle tekorten moet verhelpen en in onvoorziene omstandigheden ogenblikkelijk een oplossing vindt en toch bescheiden op de achtergrond blijft.
Zo weet onze informant dat Albert eens deken Vannecke behoed heeft voor een vuurdood. Tijdens een Plechtige Communieviering had de deken iets te dicht bij een van de vele kaarsen gestaan, en zijn kazuifel had vuur gevat. De vurige tongen verschenen op de verkeerde plaats. Albert, aan wie geen kerkelijk detail ontgaat, griste vliegensvlug doek en wijwater en doofde de vlammen. Nog nooit heeft wijwater zo efficiënt gewerkt. Een andere keer snelde hij deken Quartier ter hulp in zijn profane bezigheden. In zijn wijnkelder was een opmerkelijke geur ontstaan. Albert werd er op af gestuurd. Tot zijn verbazing ontdekte hij naast een stukgebeten drankvaatje een muskusrat die hem duidelijk bedronken en bedwelmd zat aan te kijken. Moedig ging Albert het diertje met de drietander te lijf. Wie zich ongenodigd tegoed doet aan dekenale Armagnac moet dit met de dood bekopen.
Albert weet hoeveel kandelaars moeten branden, hoeveel niet, hoe de micro's moeten afgesteld, hoeveel en welke wijn moet ingeschonken worden, en welke parfum in het wierookvat moet geofferd. Allicht niet de loopbaan, maar toch het liturgisch optreden van dekens en medepastoors zal door Albert beïnvloed zijn. Hij kent ongetwijfeld hun grote en kleine kantjes, hun verheven inzet en goede inborst, want "Nul n'est grand pour son valet de chambre". De kerk is Alberts tweede thuis, het huis van God, en in dit huis moet eerbied heersen. De duivenmelkers, de voetbalsupporters, de wielerfanaten mogen over hun passie praten, maar dan buiten de kerk. En wee diegene die zich met enig elleboogwerk probeert op te dringen in de aanschuivende rij offerandegangers.
Ooit heeft de vrome Solange van De Gouden Leeuw - ge weet wel "De klanten zaten te wachten." - het geprobeerd. Met banbliksems en dreigend met de ergste straffen in de hel stuurde Albert haar terug naar af. Hoe vriendelijk hij de mensen buiten de kerk bejegende, in het huis van God golden onverbiddelijke wetten. Albert is meester na God. "L'église c'est moi." Hij kent alle plechtigheden door en door, alle gebeden en gezangen van buiten, en zou bij een huwelijk een laattijdig opduikende bruid of bruidegom met brio kunnen vervangen.
Gelouterd door het leven schuilt onder het habijt een gevoelig en meevoelend hart. Bij begrafenissen deelt hij -vaak onmerkbaar- in het verdriet, bij huwelijksinzegeningen moet hij zeldzame kerkgangers al eens behoeden voor al te grote uitbundigheid. Zijn sociale inzet, zijn ruime maatschappelijke belangstelling, zijn bakkerskwaliteiten zijn alom gekend. Mogelijks is het baljuwschap de geringste onder de kerkelijke ambten, maar in deze functie houdt Albert de lamp al 50 jaar brandend. Als historische figuren ais Alexander de Grote, Karel de Grote, Peter de Grote, zich "groot" mogen noemen, waarom dan niet onze Albert? Geen van hen heeft ooit zoveel gedaan voor de kerk als... Albert de Grote (dixit Guido Carron).
Wie wareber al een tijdje volgt, kon al over Albert Destoop lezen in de vorige stadskrant (nu archiefblog). In een bijdrage van 17 oktober 2005 hadden we het al over zijn hulpverlening bij het Rode Kruis. Hij ontving toen uit handen van prinses Astrid de speciale legpenning met beeltenis van koningin Elisabeth voor 40 jaar inzet voor het Rode Kruis.
|