p align="center"><a href="http://blog.seniorennet.be/hetbloggershoekje" target=_blank"><img alt="Welkom bij " src="http://i39.tinypic.com/yfhfq.jpg" bloggershoekje="het="border="0" /></a></p>
Uitgever van deze bundel
http://www.desk-nijverdal.nl
bestellen van deze bundel bij:blauwhartje@gmail.com
HARTKRONKELS GEDICHTEN
09-06-2015
Gordelroos
Gordelroos
Ziekte; inhoud en vorm morgens op je lichaam heel puur. Leven en ziekte zijn een; maar pijn te voelen nu heel zuur. Zakdoek voor de tranen in de ogen 'O het voelde als vuur! Ik weet wat u wil, maar kan het misschien wat minder puur!
De brandende inhoud en zijn vorm, nu noem dit maar natuur! Hand op het hart, riep nooit naar duivels uit het laaiend vuur! Ho...ho...ho…..doen jullie allemaal nu niet in eens zo secuur! Ouderdomskwaal...wassen die allemaal de wangen met vuur?
Die stomme vurige stakker; hem als Gordelroos aan mijn zijde! Dat liefslijkbeeld, zo'n vurig gedrocht naast aan mijn schouder. Die vurige dolksteken, waar hij me steeds mee gaat doorboren. Alles met gevoelloze ogen,die steeds in me branden en gloeien!
Mijn pijnlijke ogen, zagen steeds onrustig het sterrengewemel. Deze Borderroos had een heel erg duivels en woest aangezicht! Deze roos had echt een heel erg vurig gemeen brandend gezicht! Ach mijn ochtendslaap; zorg dat ik de deur voor hem opendeed.
Als we op een mooie Pinksterdag klinkt er vrolijk door mijn hoofd... Ja het gevoel wordt wel wat gedempter, als ik die zeurende pijn voel! Ja er zeurt een naar binnen groeiende talgklier; een wat lastig gevoel Huisje-boompje-beestje kwaal, je gaat er gelukkig niet snel aan dood!
Herinner de deun ook aan vaders fietstochtje, met kroost door het bos. Zocht met vader dennenappels, om morgens de kachel te doen branden! Uit het hout vonkte dan in de kamer ook de dierbare gloed uit de haard. Deze haard wist beter dan nu de radiators, het welkom thuis te bewaren. Jammer dat Vader het lot van de smaak van alcohol zich toen smaken laat.
Snel trok droefheid in het huisje-boompje-beestje huis toen een bitter spoor. Wat bij de ouders niet meer naar liefkozing, doch meer verdriet ging leidden. Steeds minder warmte tussen beidde, en wat hun liefde bracht tussen beiden. Vele reddingspogingen zijn er over en door wegen en tunnels met hun geboord!
Als kind bracht het vaak veel onrust, peinzen en bladeren om vol te schrijven; probeerde als kind ook al hun liefdesband met stukjes weer aan een te lijmen. Hoop nu dat de Lente niet alleen de winter maar ook mijn koelte verbreekt . en de Natuur weer met zijn alle weer mooie en warme kleuren gaan tekenen.
Ik zie in mezelf, een man met een wil tot een eeuwig leven; met veel melancholie woorden schrijft als de herenburgers. Mijn graf wordt zeker door veel mooie Engeltjes gewezen! Zo zaten mijn gedachten altijd vol met die zonnige luchten!
Voel soms ook of door God is gegeven een fijn eeuwig leven! Ben te koppig om het ooit snel aan de Engeltjes mee te geven! Wil je mijn bezig leven staken; moet je mijn lichaam kraken! Verdraaid; hel en verdoemenis, blijf mooie woorden vergaren!
Voel me verdoemd als ik geen woorden mag geven en spreken! Een genot als ik lezers hun harten zie openen en lief bewegen! Als ik als dode hoorbaar ooit hard tegen mijn kist zal gaan slaan, dan zal men zeggen; hoor zijn woorden blijven nog goed hoorbaar.
Dan gaat de Dichter voelen, een doodkist met van die glorieruiten; betaald door van armoedzaaiers, gejatte moeizaam verdiende duiten! Je hoort dan zeker, vele boze waters naar mij over de kust spoelen; om snel de Dichter zijn woordjes met water te gaan over spoelen!
Soms is het of de wereld over me heen liep en reed; of ze me met zeven mijls laarzen de grond indrukken! verpletterend gevoel, of ze willen breken arm en been! Dat zou ze natuurlijk nooit gelukken; man ga toch heen!
En doch; zo kun je je zo nu en dan best wel gaan voelen! Of een kudde Olifanten, een partijtje voetbal met je deed. Het zware Leven, had me gevoeliger dan ooit neer gelegd.
Ja ik kan ook nooit eens rustig wat met mijn ziekte praten. lief Roosje als je zelf eens een keertje een pijntje had; zat je steeds verdrietig aan mijn schouder, vol zak en as. Weet en voel goed dat het einde eens zal gaan beginnen; maar wil me er nog lang niet serieus over gaan bezinnen.
Nee, zo serieus en sterfelijk wil ik nog niet over beginnen; maar als je een oude jas was; haalde ik je echt niet binnen. Ja, het klinkt natuurlijk onverschillig, ook niet zo bedoeld; maar onze al 42 jaren, zeurende liefde, is nu wel afgekoeld!
Hoor het zacht lispelende vuurtje zacht branden in mijn haard;
zie de vlammetjes, dwalend likkend over het brandende hout! De kamer knus en warm makend als door een warme vrouw! Zag in de haard dat nog steeds enkeke Bonnen zich verjaarden.
Geen Agent zo snel als mijn Motor of auto, mijn enigste zonden! Ach, eigenlijk wel een Gods geschenk, lik nu braaf mijn wonden. Een forse straf waar ik eigenlijk nooit bewust naar heb gestreefd; maar oom agent wist natuurlijk wel altijd waar hij het voor deed.
Maar zag altijd de agent zijn glimlach, en die reed dan weer door; en wel steeds na even in de spiegels blikkend reden we weer voort. Maar ook altijd zag je in je spiegels, de agent ging schrijvend door. Met het na lezen van dit dicht, denk ik; vertel maar liever niet voort.
Ach geen vriend zo trouw, als schalksheid van mijn jeugdzonden; Mijn jonge jeugd; ik geniet nog steeds na van mijn Jeugdzonden. Denk wel, misschien hadden Agenten achter bomen, mij ontweken. auteur:Adrie.29.3.2015.@
Wanneer ik sterf zullen het er maar weinig weten; en enkelen van hun zullen het in de dreven horen! Denk dan, hoe snel zal ik ook bij hun zijn vergeten; Zelfs bij hen, ook dichtend ontmoet op mijn dreven!
Zeker omdat ik gelaten stil mijn pijn heb geleden; wilde het ook niet schreeuwerig ieders laten weten! Bescheiden, zie ik mijn kist niet staan bij de altaren! Wil niet weten Kaarsen of bloemstukken bij altaren!
O herinneringen, horen ook meer bij lucht of water! Wind blaast herinneringen als water naar het verlaten! Mijn Liefste zal onze herinneringen niet achter laten! Zie bij haar, haar lieve ogen, nooit de mijne verlaten!
Maar zij weet; zal nooit vragen naar vergulde altaren! Wat zullen praten, over als dichter soms onbeschaamde! Zullen het hebben over woorden die ik soms uitkraamde! Vraag ook niet, zo veel bloemen, als bij die velen braven!
Trek me even terug uit gedruis en burengerucht; ja jammer: maar soms trek ik me verdrietig terug! Zou moeten, maar sinds ik mijn bed niet meer deel; vliegt verdriet nog heel vaak dan naar mijn keel!
Midden van niet velen, die mijn verdriet dan zien; kunt zo'n rouwproces ook bijna met niemand delen! Verveelt me, steeds bij plezier; klinkt het zelfde lied! Lach later met muizen mee, om dat hoopje verdriet
Zie schaamtevol het verdriet in beider betraande ogen! Ja buur we zagen; voelen en bezien je diepe verdriet! Ja het liegt niet, het is echt veel werk voor de Logen. Stil, ik wil niet dat de Logen mij zo verdrietig bezien
Tot laat hadden dromen vannacht me in hun macht; daarna sinds lang sloeg de eenzaamheid weer toe. Tot na mijn kinderjaren vrat het in op mijn gevoel. Vader zijn ouder zijn, ging ook niet altijd van harten.
Mijn Vaders gevoel was te raden of juist niet te raden. Nee, het was voor ons gezin altijd een angstig geheim; hoe Vader zijn gevoelens vandaag weer gevonden zijn. Was voor 't Gezin ook vaak angstig wachten en raden.
Mijn Moeders aangezicht altijd mooi, zorgzaam zacht; of zo verdrietig, en vaak 'o zo angstig bezorgt en bleek! Vaak gezien de angst en bezorgt wat uit de ogen sprak! In nachtkleed, mijn God wat een lieve luister en pracht!
God; waarom zijn we niet geboren om Eeuwig te leven; lijkt nu net of dodenwakers me aan de dood willen geven! Blijf met de ziekte knokken, maar steeds minder volmaakt. Wil pas gaan als een uur; echte verlossing voor me maakt!
Het leven is als de zee; golven zetten aan en zo terug. Ging met gulzige volle brokken steeds door het leven; zonder vrees steeds liefdesvol en gulzig omklemmend. Zeker als vandaag zie voel ik de Lente weer in de lucht!
Lucht van naderende Lente kwam de kamer ingevlogen! Heel gulzig heb ik toen dat gevoel snel tot me genomen! Zei hem dat ik de loerende dood nog lang niet verstond. Ook al willen Artsen mij zeggen dat de Dood hun zond!
Maar nog steeds voel ik steun van iets aan mijn zijden. Zie steeds veren liggen heel zacht als een warme mantel Het gedraagt zich wanneer nodig; als hulp aan mijn zijde. Voelde heel erge spoed bij de Boodschap die het bracht.
Dokter, progressief of niet, taken zijn nog niet ten einde! Nee, mijn liefste en ik willen nog niet van elkaar scheidde! Nee, we zijn nog te graag warm en knus aan ieders zijden! Wil door mijn dood;mijn ziekte nog niet gaan verblijden!
Hanneke Maan schuift zijn loopplank over het water; over het donkere water van mijn zo geliefkoosde Vliet. En tijdens het lichtjes feest, vuur over het water schiet. In de donkere schaduw; ziet men soms de Pastoor niet!
De Maan maakt op het water nu wat griezelige schaduw. Op het naast liggende fietspad, afspiegeling van het riet. Je ogen volgen de lichtjes op het water zo lang ik ze zie! Kan de lichtjes volgen, als de Vliet dan niet wordt te ruw!
Zie en hoor in het donker, de schaduw van de Pastoor staan! De wind gonst wat zachte regen; onvriendelijk tegen me aan! Dacht nu al huiswaarts gaan, is nog niet mijn liefste haar zin; veel van die drijvende lichtjes, dat is vooral wat zij zo bemind
Hoe eenzaam en hoe ver blikt nu het ver kijkende Waterland; De Vliet met zijn prachtige groen golvende rieten waterrand; het is ook de statige sterke stilte waar ik zo verliefd van houd! De Pastoor zijn gebed klinkt wat eenzaam en hol in de avond.
Deze vragen maakte alles even zwaar te dragen. Net of ik dit pad eerder verdrietig had afgelegd!
Worstelde toen in mijn hoofd ook met zulke vragen. Het pad liep langs akkers vol koren en hun arens. Had vragen; mijn zoons schouder niet te maken? Werd moe, gedachte vol met deze nog vele vragen!
Maar veel van mijn antwoorden hield lang stand; Artsen, door hun Kennis dan zo wijs en bevlogen; was er dan geen antwoord te vinden in jullie ogen! Werd moe maar het hoofd nog vol met zijn vragen!
Zie boven de akkers; het mistgordijn wordt geheven; ook het schaduwbeeld van de maan is nu gestegen! Maar geen letter geen woord zie ik nu geschreven! Nee, zal me gewonnen geven, tot Goden het weten! auteur:Adrie.22.2.2015.@
Leven kan zijn: vreugdevol in het leven gaan staan; soms schrikken als het wat ongebaande wegen lijken! Moeten de wegen eerst verfijnen, of soms verdwijnen! Kost vaak vele jaren, voor dat de keuze is gemaakt!
Voor je gevoel, is het vaak moeilijk keuzes te maken! Moeten zo soms gemaakte keuzes laten verdwijnen! Onveranderbaar; lijkt soms hart en ziel hun deinen! Lijkt soms op de Ruijters schip, die te horen kraken!
Ook gij die zeggen te zijn een Poëet of een Dichter; hebben door het leven nu een rugzakje kilo,s lichter! Op Levenspad vaak verdwaald waardoor wat zwaar; dan wordt je door het Engeltje Cupido soms wat lichter!
Maar ken ook een minnaar zonder liefde of lustte; geen zachte vrouwenhand wat hij ooit voelde of lustten; zijn gedaante,licht, schaduw een kring om de Maan! Vrouw en liefde waren steeds verder bij hem vandaan! auteur:Adrie van Gansen. @
Logeerde in een stad waar ik jaren heb gewoond; die ervaring wist nog gevoelig mijn hart te raken! Verlies van monumenten werd me pijnlijk getoond! Erosie had hier kennelijk ook pijnlijk toe geslagen.
Wat nog kon was spiegelen in het Park zijn bronnen! Een vijver, waar de waterlelies nog voor me opende! Eenden nog waren zonder de achterdocht of kommer. Steeds nog te zien; de vele Witten en gele blommen.
Onze straat nog smal en de kasseien zwart en rond. Bij het gaan slapen; spookt even de Weerheim rond. Zie en voel nu de Hotelpoes op mijn bed gaan zitten; Na aansporing sluipt ze wat schichtig de komer rond!
Wist dat de poes zich ergens anders neer zou leggen! Gij Rakker, deugniet hoor ik mijn Onderwijzer zeggen! Wist dat hij alles zag, en hij nu weer kon aanschouwen; Nog steeds dezelfde deugniet zou hij boos gaan zeggen!
Was weer vol met praatjes en zijn melige pretjes; zijn vlinderdas zijn kosterpak zwart; heel netjes! Op zijn kast van zijn ouders twee mooie portretjes. Zijn vader een man met een strak gekamt toupetje.
Zijn Moer...bij het zien ging het zonnetje wat dalen; Geld verdiend in de Oost met hun .vele koffiebalen. De werkers op hun Plantages lieten ze verschralen. Ook hun geest lieten ze verschralen op de plantages.
De werkers zag je; hun vingers in hun zakjes dalen, Bij lamlendigheid werden ze gebonden aan palen! Koffiebalen voor de veiling op de wagens geladen! De slaven waren blij als het zonnetje wat ging dalen!
In Europa staken ze dan hun winsten in Edele metalen; zag je ook onder parasolletjes op boulevards dwalen. Bij het zien van hun portretjes, zag je zijn tranen dalen!
Heerlijk die schemering vergezeld van een zuchtje wind; genoot van verwerking, bent uit mijn hart heen gegaan! Bij openen van deuren keek ik nog in je ogen en gezicht! Na jaren, zijn ook die herinneringen bij me weg gegaan!
Jammer, hoe hard had je verlies me in mijn hart geraakt; was geraakt,morgens werden soms al tot avond gemaakt. Merkte dat ik mijn warm hart voor liefde niet open deed! Mijn hart genas niet, merkte dat het vloog naar mijn keel!
De koude Lucht werd mild; geen zwellen meer van tranen; merk dat ik minder in m'n hart geraakt werd met de jaren! Zelfs de Maan lacht naar me door de kale koude bomen! liefde en warmte zal snel weer in mijn hart gaan komen!
Het gaat door mijn gedachte; als de dag van gisteren ; dat ik nat en pijnlijk in de modder onder de mobiel lag; een niet te versmaden houding die nat en ijskoud was! Leek net; of ik bewust in een houding van Sjoukje lag!
Gebroken voelde ik me in die natte en koude modderpoel; diep in mijn gedachte wenste ik mij in het blauw bij God. Nee dat geluk was me nog niet gegeven, was maar alsof. Nee, dacht wel aan mijn zoon en Lief , in die koude boel!
Voel op zo'n moment wel, het hart met Gods licht omgeven; maar reik soms, naar de bevrijding over God zijn wegen! Geen hulp,wel dat het muisstil was, de val even geleden Wat kon om hulp schreeuwen, ook in modder geschreven!
Plots,zacht warm werd door stemmen en dekens omgeven; tranen geluk na deze droge en warme dracht in deze nacht. Werdt door de zorgende handen, warm en droog gestreken! Warm werd ik nu ook van het nu zo heerlijke warme glas.
Och dichterke, och dichteeke, wat hebt gij toch misdaan; dat je alleen met gedachten of andere zieken moet gaan? Tien jaar terug had ik mijn Vrouw nog vast aan mijn zij. Waren als uitgelaten jongeren trots;een snuit is van mij!
Ja, had vannacht weer niet goed en rustig door geslapen; herinneringen spookte weer verdrietig door mijn hoofd. Och lieverd, we waren net twee dartelende jonge schapen, Herinneringen werden in de droom weer eens geschapen!
Steeds weer zeggen mijn dromen opnieuw: toch dichterke; jullie hebben wel zeldzaam veel van elkander gehouden; Ja;klopt heb ons boek s'nachts vaak weer open gevouwen! Maar de gedroomde hulppagina's bleven ook steeds dicht.
'O wat ik met een andere geliefde ook weer heb gepoogd; vielen toch lang in ongenaden, of dat van ons niet mogen! Bleef als bij een boek; herinneringen, een momentopname Hebben gelukkig ,n kind,toch fijn als ze op Visite kwamen!
Lang klonk het schot nog in mijn kinder oren na: als die Tiroler Kerkklok galmde het Bergen rond. Een kleine berggeit zwaar gewond op de grond! Lag verscholen in struiken met bloedende wond. Klonk nu in mijn kinder-oren zwaar galmend na!
Nee het klinkt niet als vaat vallend aan scherven; klonk ook niet als een beek soms te horen in bergen waarom komt het geluid nu dichterbij mij gesneld; denk dat ik merk hoe het geitje door de jager sterft!
Wilde nu naar huis, had hier niets meer te zoeken; al had mijn kinderhart met de jacht al wat verzoend! Maar het beestje moest nu heel alleengaan sterven! Ook niemand die nu een kruis zou maken en verven!
Zag uit bergen komen; geroffel en een bliksemschicht; Waarom moet het geitje sterven als de donder zo klinkt. Maar doch over de Alpenvelden zie je de bliksem zelden! Hard zoals de donder hoor je in de velden maar zelden.