Of ik meewil naar Leuven. Wat een vraag. Natuurlijk ga ik mee, zeker als Karel dit zo uitnodigend vraagt en zeker als hij daarbij zegt dat we dan ergens iets gaan eten. Dat is nu toch wel een tijdje geleden dat we er samen op uit trokken.
Niet dat we zomaar naar Leuven gaan, op uitstap. Neen, Karel moet dringend zijn boeken die hij ontleende aan de bibliotheek van Wijsbegeerte terugbrengen. Normaal handelt hij dat in zijn eentje af; hij neemt de bus naar Leuven, stapt naar de bibliotheek en komt een paar uur later, beladen als een ezel, met andere boeken terug. Waarom hij me meevraagt
gewoon omdat ik nu eens niet uit huis ben en omdat hij waarschijnlijk zin heeft om eens samen op stap te gaan.
Rond 11 uur nemen we de bus. Ik ben vergeten een boek mee te nemen. Geen erg, dan maar rondkijken. Naar mensen kijken is boeiend, vooral naar mensen op een bus. Bij het opstappen is er plaats zat. Een paar studenten zitten hun cursus nog eens te overlezen
hopelijk hebben ze thuis hard genoeg gewerkt, want ik denk niet dat ze op een half uur nog alles ingestudeerd krijgen. En allemaal zitten ze met een oortje in, waarschijnlijk geen gesproken cursus. Een jongere zit uitgebreid met een laptop op schoot en oortje, drie zitplaatsen in beslag nemen (een voor zijn rugzak, een voor zijn voeten en een om zelf te zitten). Hij straalt niet uit dat hij vlug een plaats zal vrij maken. Hij neemt met veel aplomb zijn ruimte in de samenleving in
hij zal nog veel moeten leren.
Ook wat oudere vrouwen reizen mee, bijna geen mannen. Eén man valt me wel op. Hoewel hij geschoren is, doet hij me denken aan een clochard: een gezicht getekend door het leven. Het grijpt me wel aan. Ik moet aan Arne denken. Zou ik hem ooit zo moeten confronteren hebben indien hij bij ons gebleven was? Nu draag ik een beeld mee van toen hij nog jong was, zonder dat het me verschrikt. Ik probeer mijn blik van dit gezicht af te wenden, straks voelt hij nog dat ik hem aankijk. Als hij in een paranoïde belevingswereld leeft zou dat de paranoia maar versterken.
Het is de eerste keer sinds de ondergrondse parking voor fietsers op het Fochplein uitgegraven en opgebouwd werd, denkelijk twee jaren terug begonnen, dat we weer de Bondgenotenlaan helemaal af kunnen rijden. Eindelijk komt deze werf aan zijn einde. Omdat men stadsmuren en graven van zoveel eeuwen terug bij de graafwerken blootlegde, werden de werken stilgelegd om de archeologen hun werk te laten doen. Archeologen blij, de middenstand sakkerde, de burgers werden het beeld gewoon van bulldozers en regenweer.
We gaan eerst eten. We moeten niet zoeken naar een restaurant, we gaan naar onze vaste stek. Meestal komen we hier eten. Een lekkere keuken, vooral de sausen zijn voortreffelijk, geen overdreven etiquette en betaalbare prijzen. We kiezen voor een visschotel, ook zoals gewoonlijk.
Een paar tafeltjes van ons verwijderd zitten drie personen, waarschijnlijk oma, opa en de kleindochter. Aan de klanken te horen die tot ons doordringen komen ze uit West-Vlaanderen. Dat merk je vaak in Leuven. Studenten die tijdens de blok in Leuven blijven worden dan door pa, ma of andere familieleden eens verwend op restaurant.
We genieten ervan. We nemen hier nog onze koffie na de maaltijd, betalen en gaan dan elk onze eigen weg. Karel richting bibliotheek en ik moet maar een paar meter stappen: de boekenwinkel bevindt zich naast het restaurant. Het is een van mijn favoriete tijdverdrijven: in boeken snuisteren. De cover bekijken, de achterflap lezen. Ik ontdek een strip van Judith Vanistendael. Ik blader er in en wil hem direct meenemen. Ik kende Judith toen ze nog als een kleuter op de wereld rondliep, ze zat met mijn kinderen in de naschoolse opvang. Zo besef je ook dat de tijd je niet loslaat, wanneer die kleine ukken van toen plots volwassen vrouwen of mannen geworden zijn die een eigen weg uittekenen, bij Judith dan letterlijk. Gewoon als een vorm van nostalgie neem ik dit boek mee.
Dan zijn er nog een paar geschiedenisboeken die mijn aandacht trekken. Ik beperk mijn aankoopdrang. Eens terug buiten wil ik niets liever dan een terrasje opzoeken om te wachten op Karel. En wat dacht je: in de zon bij een koffie een boek lezen natuurlijk. Van genieten gesproken.
|