Tussen het tekenen door lees ik. Een dag zonder boek lijkt voor mij een niet-geleefde dag. Vandaag Het zwijgen van de tragedie uit de boekenkast gehaald. In dit boek zijn een reeks essays samengebracht. Ik ben vaak bezig met de onmacht van de taal. Wat kan niet gezegd worden, niet in taal neergelegd worden? Dan kom je automatisch bij het trauma.
Celan is een dichter die zijn trauma in al zijn gedichten uitdrukt door het te verzwijgen. Ik probeer zijn gedichten te ontcijferen. Er zijn daarbij sleutels te hanteren: stenen of kristallen als symbolen voor tranen, hekken of spijlen voor wimpers
het zijn beelden die vaak opduiken in zijn poëzie.
Nu blijven de eerste zinnen van Sjibbolet hangen:
Met al mijn stenen
de groot geweende
achter de spijlen
Elk woord moet geproefd worden. Zowel het beginwoord met als het laatste woord spijlen. Hij, de dichter, staat
met (niet zonder)
al (er zijn er blijkbaar geen achtergebleven)
mijn (de zijne en niet van een ander)
stenen (tranen, verdriet)
de groot (zijn er kleine die niet vernoemd worden)
geweende (zijn er ongeweende of kunnen alleen de geweende bewust worden)
achter (niet ervoor, een juiste plaatsbepaling is van belang)
de spijlen (wellicht wimpers van de ogen bedoeld maar wellicht mogen we ook de spijlen van het concentratiekamp waarin zijn familie verdween en dat hijzelf overleefde)
Het is niet de eerste keer dat ik tekenen en taal met elkaar in verbinding wil brengen. Ik begin met iets heel eenvoudig: streepjes naast elkaar. Alsof het eenvoudigste teken, een streepje, voor een niet uit te spreken woord staat. Het steeds herhalen van eenzelfde teken maakt rustig: naarmate het blad zich vult ledigt mijn ziel zich.
|