Terwijl ik schrijf en schrijf (eer de volledige catechismus overgeschreven is zal ik dikwijls ophouden met kramp in de vingers) laat ik de herinneringen hun weg gaan. Tussendoor, om even te bekomen, maak ik ontwerpen voor later: hoe geef je die herinneringen vorm? De eerste vier ontwerpen hebben betrekking op mijn geboortedorp: het dorp, de straat, het huis en tenslotte mijn eerste herinnering. Ik gebruik daarvoor een naïeve tekenstijl. Bijna alsof ik in de huid kruip van het kind dat ik toen was en van daaruit de wereld beschrijf, mijn wereld, die niet verder ging dan een dorp, wat straten, het huis waar we woonden. Toch is het geen kindertekening. Ik gebruik de ervaring die ik opgedaan heb, om de tekening op papier te zetten.
Nu wil ik me concentreren op de straat waarin ik woonde. We woonden op zon 200m afstand van het station. Aan de andere kant, een kilometer verder, stond de school. De straat maakte een T-kruising met de andere straten en de school lag aan het bovenste lijntje van de T. Vanaf mijn drie jaar ging ik twee keer per dag de weg naar school heen en weer. s Morgens rond acht uur vertrokken we om s middags thuis warm te eten en tegen half twee moesten we weer op school zijn om tegen vier uur weer naar huis te gaan, of was het half vier. In elk geval, vanaf het derde leerjaar mocht ik Franse les volgen: dat was s middags of s avonds een half uur nablijven. Ik herinner me ook dat er nog op zaterdag les werd gegeven.
Op die straat kwamen andere straten en steegjes uit. Naarmate de weg naar school korter werd, kwamen er meer kinderen bij. Soms ging ik een vriendinnetje ophalen bij haar thuis. De eerste keer was dat voor mij een hele ervaring. Het ging er anders aan toe dan bij ons. Het huis was pas gebouwd met voor mij heel grote ramen, er stonden andere meubelen en om mijn vriendinnetje melk te doen drinken werd er een verstopspelletje gespeeld die fantasie zou bij ons thuis nooit opgevoerd zijn. Omdat ik dreigde het spelletje te doorbreken met mijn aanwijzing deed de moeder teken van te zwijgen, nadien zei ze dat het een manier was om haar dochter haar melk te doen drinken. Ik ben dat vriendinnetje vaak gaan ophalen, maar nu wist ik dat ik het spelletje niet mocht verstoren en dat die moeder tijd had om op een speelse manier met kinderen om te gaan.
Er stonden toen nog zwarte houten telefoonpalen in de straat. Als de telefoonmannen bovenaan iets moesten doen, deden ze ronde ijzeren klauwen aan de voeten, die rond de paal grepen en waarmee ze zich in het hout vast haakten. Zo klommen ze inslag na inslag naar boven. Dat vond ik altijd heerlijk om zien. Helden waren het. Zelf hebben we in dat huis nooit telefoon gehad. Er werd geen telefoon gebruikt. Er was wel een telefoonnummer van buren die zaken deden: die kon men vragen of ze ons een bepaalde boodschap wilden doorgeven.
Op mijn twaalfde verhuisde het gezin naar een nieuwbouw. Daar kregen we na een paar jaren wel telefoon, maar nog met een oproepsysteem: eerst de centrale bellen, nummer zeggen en zij brachten de verbinding tot stand.
In die straat stonden ook boerderijen: bij een van die boeren gingen we om melk en kochten we boter. Ze hadden een knecht op die boerderij: een jongen die niet te slim was. Hij woonde in. Soms zaten ze allemaal aan tafel: boer, boerin, een hele resem kinderen en de knecht. Op een middag stond de deur naar een soort kelder open: daar stond het bed van de knecht en nog een stoel, meer plaats was er niet. Er lag ook nog een hoopje kleren. Waarschijnlijk werd zijn slaapplaats zo verlucht. Dat gaf me wel een schok. Zo moeten slapen! Toch was dit niet ongewoon. Hygiëne kwam nog niet aan bod: als de melk maar goed gezeefd en in gewassen bussen gedaan, waren de verbruikers al erg tevreden. Trouwens, de melk werd toch gekookt.
Langs een paadje dat op onze straat uitkwam, kwam je uit op het voetbalveld. Verder was het achter de huizen één brok natuur met veel weiden, boomgaarden, graanvelden. Wellicht is het meeste veld nu verkaveld. Zoals Werchter. Toen we hier bijna 15 jaren terug kwamen wonen, was het nog een slapend dorp dat eens per jaar wakker werd bij Rock-Werchter. Nu wordt de ene verkaveling na de andere volgebouwd. Het zal druk worden: meer mensen die s morgens naar hun werk trekken, meer kinderen op school, de rij bij de bakker nog langer en de mensen die de oude familieverhalen nog kennen, zullen langzaam verdwijnen. Alsof het dorp een wedergeboorte gaat ondergaan.
21-10-2013
Geen donkere wolken meer
De wolken van het ontwerp mijn geboortedorp zijn zwart en dat vind ik niet zo goed. Daarom knip ik uit wat overschot van papier nieuwe wolken en plak ze boven de zwarte. Omdat het om een ontwerp gaat mag dat wel. Nu is de tekening minder zwaar: de lucht is letterlijk opgeklaard.
Ik heb een speciale herinnering aan sneeuw. Een dik pak sneeuw lag op de velden (toen waren er nog echte winters, veel kouder dan nu). We trokken laarzen aan (hadden we die al, waren het geen klompen?) en met vader voorop trokken we door de velden. Tot we aan een boerderij kwamen waar we ons gingen warmen. Vader kende alle boeren in een dorp kende iedereen, iedereen. Daarbij was mijn vader onderwijzer én brandweerman. Meer was niet nodig om hem tot een dorpsfiguur te maken.
Toen we binnenkwamen gingen we naar de kachel. Daar stond een jonge vrouw. Ze weende. Neen, haar vader was niet thuis. We gingen vlug verder. Later heb ik die jonge vrouw weergezien aan de bushalte. Ze weende niet meer. Wel zag ze er triest uit. Er werd verteld dat ze, ongehuwd, een kind gekregen had en dat had laten adopteren. Waren de tranen van de sneeuw, tranen over haar misstap, die onvergeeflijk was in een katholiek dorp?
20-10-2013
Mijn geboortedorp
Terwijl vel na vel volgeschreven wordt met de vragen en antwoorden van de catechismus, komen herinneringen aanwaaien. Die verwerk ik in ontwerpen voor het groet werk van later. Zo mijn geboortedorp. Vroeger een erg landelijk dorp met veel groen. Het dorp bestond uit enkele drukbewoonde straten met centraal de kerk. Naast de kerk: de pastorie, het gemeentehuis, de brandweerkazerne, een vrijheidsboom. In de lagere school hebben ze nooit verteld hoe het kwam dat die vrijheidsboom daar stond, waarvoor hij symbool stond: die vrijheidsboom was er, vergroeid met het dorp en zou altijd blijven staan. Verder van het centrum waren de huizen niet meer zo druk tegen elkaar aan gebouwd en tenslotte kwam men uit in de velden: de polders, met hier en daar boerderijen.
Ik herinner me vooral de huizen van de centrale straten: hoe dikwijls liep ik er niet langs om naar school te gaan, naar de kerkdiensten? Maar vooral de poldervlakten blijven me bij. Vader nam ons vaak mee richting polders. Waarschijnlijk was het dan even een rustpauze voor moeder: probeer maar vijf kinderen te overleven tijdens vakantiedagen. De polders hebben voor mij een gele kleur, nochtans was het graan niet het ganse jaar door rijp om te oogsten en trokken ook onweerswolken over dat uitgestrekte platte land. Toch heb ik de indruk dat de zon altijd brandde in de polders, waarschijnlijk omdat we alleen op zonnige dagen uit fietsen gingen.
Het dorp ben ik ontgroeid. Wanneer ik er nu terugkom is het bijna niet te herkennen. Zoals overal zijn er veel huizen ver- of bijgebouwd. De groene overvloed van toen is weg. De vrijheidsboom is gekapt, ook bomen worden oud en kunnen omvallen. Dan haalt de veiligheidsoverweging het van de nostalgie. En nieuwe generaties hebben er zich gevestigd. Het blijkt goed te gaan met het dorp. Om de oude gebouwen terug te vinden kan ik fotos opzoeken op internet. Ook zijn er nog schilderijen en tekeningen die mijn vader maakte. En als ik Wim Sonneveld hoor zingen over Het dorp is het net of hij het over mijn geboortedorp heeft.
Het dorp
Thuis heb ik nog een ansichtkaart
waarop een kerk, een kar met paard,
een slagerij J. Vanderven.
Een kroeg, een juffrouw op de fiets,
het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets,
maar het is waar ik geboren ben.
Dit dorp, ik weet nog hoe het was,
de boerenkinderen in de klas,
een kar die ratelt op de keien.
Het raadhuis met een pomp ervoor,
een zandweg tussen koren door,
het vee, de boerderijen.
En langs het tuinpad van mijn vader
zag ik de hoge bomen staan
Ik was een kind en wist niet beter
dan dat het nooit voorbij zou gaan
Wat leefden ze eenvoudig toen
in simpele huizen tussen groen
met boerenbloemen en een heg.
Maar blijkbaar leefden ze verkeerd:
het dorp is gemoderniseerd
en nou zijn ze op de goede weg.
Want ziet hoe rijk het leven is:
ze zien de televisiekwis
en wonen in betonnen dozen
met flink veel glas, dan kun je zien
hoe of het bankstel staat bij Mien
en dr dressoir met plastic rozen.
En langs het tuinpad van mijn vader
zag ik de hoge bomen staan
Ik was een kind en wist niet beter
dan dat het nooit voorbij zou gaan
De dorpsjeugd klit wat bij elkaar
in minirok en beatlehaar
en joelt wat mee met beatmuziek.
Ik weet wel, t is hun goede recht,
de nieuwe tijd, net wat u zegt,
maar het maakt me wat melancholiek.
Ik heb hun vaders nog gekend,
ze kochten zouthout voor een cent;
ik zag hun moeders touwtjespringen
Dat dorp van toen, het is voorbij;
dit is al wat er bleef voor mij:
een ansicht en herinneringen
Toen ik langs het tuinpad van mijn vader
de hoge bomen nog zag staan
Ik was een kind, hoe kon ik weten
dat dat voorgoed voorbij zou gaan?
19-10-2013
Oikofobie
Oikofobie
De angst voor het eigene
Thierry Baudet
Op de achterflap: Oikofobie is het tegenovergestelde van xenofobie. Niet de angst voor het vreemde, maar voor het eigene. Een afkeer van geborgenheid; het willen stukmaken van thuis. Met deze woorden lanceert Thierry Baudet (geb. 1983, Nederlands publicist, historicus en jurist) zijn boek, of moeten we hier veeleer spreken van zijn pamflet.
Hij organiseert zijn ideeën rond volgende themas: Het Europese project, Immigratie en Islam, Het proces tegen Geert Wilders, Rechtsstaat en politiek, Modernisme en ontworteling. Baudet vertrekt vaak vanuit de Nederlandse situatie, die wel eens wil verschillen van de situatie hier in Vlaanderen. Hoe moeten wij ons nationalisme voorstellen: is dat iets Belgisch, iets Vlaams, iets dat te voorschijn komt als de Rode Duivels winnen?
De opvattingen die Baudet formuleert kan ik niet direct de mijne noemen. Toch is het leerzaam te luisteren naar een stem die niet onmiddellijk de eigen overtuiging vertolkt. Wellicht is die andere invalshoek verhelderend voor de eigen blinde vlekken. Wanneer men probeert in het denken, in de premissen van een ander te komen, kan men begrijpen waarom die andere zo denkt, die specifieke overtuiging ontwikkelt en zo kan men de eigen visie bijschaven, verfijnen.
Daarvoor is een genuanceerde opbouw van een discours nodig, zodat je voor en tegen kan afwegen op basis van degelijk materiaal. Jammer genoeg zijn de onderbouwende ideeën van dit boek veel te pamfletair gebracht om tot een overtuigende visie te komen. In enkele zinnen een visie formuleren waarbij de Islam als oorlogszuchtig en het christendom als pacifistisch wordt voorgesteld, brengt me toch wat in verwarring. Van de Islam ken ik te weinig om er een oordeel over te vellen, maar al op de lagere school leerde ik van de Kruistochten die de heidenen gingen bestrijden in Jeruzalem. En zo pacifistisch werden de latere koloniën ook niet beschaafd en bekeerd.
Europa vindt Baudet ook maar niets: hij wil terug naar vroeger, toen was het veel beter voor wie? Niet dat Europa geen groeistuipen kent. Trouwens, is er één politiek systeem dat perfect is? Als overtuigd democraat kunnen we alleen streven naar meer democratie. De Europese eenwording laat Baudet gepaard gaan met oorlogen. Hij verwijst daarbij naar bv. Napoleon of Hitler. Wel moet ik vanuit Vlaanderen vast stellen dat we al 70 jaar geen oorlog meer over onze streken gekregen hebben, nochtans hebben we heel wat oorlogsgeweld meegemaakt: zowel in de twintigste eeuw als de eeuwen ervoor, ook Nederlands oorlogsgeweld. Maar dat vindt Baudet geen afdoend antwoord. Voor hem is nationalisme de echte oplossing om tot vrede te komen. Wat dit nationalisme inhoudt, wordt niet vermeld. Wel wordt hierbij alle macht terug aan de natie gegeven. De vragen die de mondialisering van technologie, economie of culturele werking oproepen moeten door overleg in kleinere groepen beantwoord worden, maar dat daar regels en wetten uit kunnen voortvloeien die de nationale wetgeving mee gaan bepalen, dat is uit den boze.
Van cultuur gesproken ook dit thema laat Baudet niet onberoerd: weg met de moderne kunst! Het appreciëren van een kunstwerk is een individuele beleving. Baudet mag stellen dat hij voorkeur geeft aan een Rembrandt. De stelling poneren: Door het modernisme in de kunsten zullen mensen steeds verder ontwortelen en hun gevoel van verbondenheid met de omgeving verliezen (p. 242) doet me denken aan een andere periode, toen de avant-garde kunst tot Entartete kunst werd verklaard.
Door zijn boude uitspraken stoot Baudet de lezer af die tot een genuanceerd oordeel wil komen. Nochtans maakt hij wel zere plekken in de samenleving kenbaar. Omdat hij echter zo tekeer gaat heb je niet veel zin meer om zijn stoere jongenstaal ernstig te nemen. Natuurlijk doet Europa vaker denken aan een Fyra dan een TGV, de problemen met immigranten mogen verwoord worden en wat moderne kunst betreft: smaken en interpretaties verschillen.
Dit boek lezen is gewoon tijdverlies. Laat het maar de weg van Baudets moderne kunst gaan: weg ermee.
18-10-2013
Enkele beelden uit Hingene
Ik mocht fotos nemen van de tentoonstelling maar zonder flits. Dat levert niet zon schitterende beelden op, zeker als de schilderijen of doeken nogal duister opgesteld zijn. Daarom enkele beelden van het kasteel zelf.
Hier schaart de groep zich rond de gids bij het begin van de rondgang.
Een prachtige ruiker, vaas en bloemen meer dan 2 meter hoog, verwelkomt de bezoekers in de inkomhal.
Een trap met gesmede leuning kronkelt zich door het gehele gebouw. Aan de andere kant is een meer sobere trap, smaller en iets moeilijker op te gaan: die was voor het personeel.
Een enorme bibliotheek, dit vier wanden vol. Deze bibliotheek bevat nog de oorspronkelijke boeken, waarvan enkele zeldzame exemplaren. Hopelijk breekt hier nooit brand uit.
Boven de deuren ingeschilderde panelen. Die panelen hebben een speciale naam, de gids heeft die vernoemd helaas ben ik die vergeten.
Een scherm waar zowat de halve familie dUrsel aan meewerkte.
Het Chinese behangpapier: de donkere kleur toont de plaats aan waar vroeger een schilderij hing.
17-10-2013
Vrouwen met stijl: vier penseelprincessen in Hingene
Op het gelijkvloers wordt de familiale verbondenheid van de vier vrouwen voorgesteld: een stamboom maakt die duidelijk. Het schilderen begint bij Emilie, een jongere zus van de hertog dUrsel. Zij huwt met markies Adrien de Mun. Hun zoon Adrien trouwt met Pauline de Ludre-Frolois, die ook als haar schoonmoeder schildert. De oudste dochter van dit echtpaar, Antonine de Mun, tekent en schildert uitzonderlijk goed. Haar dochter, Riri, zal de rij van de kunstenaressen afsluiten.
In het kasteel d Ursel in Hingene kunnen we de werken bekijken van deze vier vrouwen. Om een beter zicht te krijgen op wat aangeboden wordt, moeten we rekening houden dat deze vrouwen leefden in de 19de en 20ste eeuw. De opvoeding van de adellijke vrouwen bestond voornamelijk uit goede manieren aanleren, de vrije tijd opvullen met gebed, lezen en schrijven, talen en allerlei kunstvormen, waarbij muziek en schilderkunst wel een voorname plaats kregen.
Vooral Antonine (1849-1931) ontplooit zich als kunstenares en maakt prachtige werken: ze is dan ook de centrale figuur in deze tentoonstelling. Ze tekent uitstekend en met veel oog voor zelfs het kleinste detail. De onderwerpen van de schilderijen en tekeningen betreffen vooral huiselijk tafereeltjes: de (spelende) kinderen, echtgenoot, soms ging de aandacht ook naar de bedienden. Hoewel ze veel reisden (voor die tijd toch) bleef hun leefwereld beperkt. Tot plots een tekening van een mijnwerker grauw op je afkomt. Ik kan me niet voorstellen dat die vrouw van adel toestemming kreeg om die zwoegende arbeiders van nabij te gaan bekijken. Ze moet ergens een voorbeeld gehad hebben dat ze met veel talent natekende. Ik weet niet wat ik het meest bewonderde: de tekeningen, de aquarellen of de schilderijen. De gezichten van de kinderen zijn zeer expressief. Ze konden voor die tijd wel de fotos vervangen.
De gids begeleidt ons door het aanbod. Als ze echter van een portret beweert dat dit vlug geschilderd is, dat de kinderen niet eens merkten dat ze werden geschilderd, heb ik toch mijn twijfels. Het is niet omdat er een paar vlugge toetsen neergezet werden dat dit schilderij ook in een paar toetsen op doek stond. Daarvoor is de wijze van schilderen te nauwgezet en wou Antonine toen het schilderij klaar was, het geheel wat licht meegeven door op de schouder van het kind die lichte en vlugge toetsen aan te brengen. Ze maakte wel een voorstudie die erg vlug werd neergezet op een stuk tekenpapier. Dit voorbereidend schilderen kan je zien onder glas. Vanuit dit vlugge schetsen met verf werd dan het schilderij opgebouwd. Antonine kende haar vak.
Op het einde van de rondgang gaan we naar een merkwaardige kamer: die kamer met Chinees behangpapier. De lijsten die het behangpapier inkaderden, zijn verkleind, zodat een paar centimeter van de oorspronkelijke kleur zichtbaar wordt, want de muren zijn door de lichtinval erg verkleurd. Ook zie je duidelijk waar vroeger een schilderij gehangen heeft die het papier tegen lichtinval kon beschermen.
Wie in de buurt komt en even tijd heeft: loop er gerust binnen, het is de moeite waard. Je kan deze tentoonstelling niet afdoen als: het tijdverdrijf van rijke vrouwen. Natuurlijk waren die vrouwen rijk, maar schilderen konden ze wel.
16-10-2013
Naar het kasteel van Hingene
Twee van de vroegere medestudenten uit de normaalschool hadden een kasteelbezoek met gids georganiseerd. Om de zoveel maanden is er wel iemand van de groep die inspiratie krijgt en iets weet op te duiken dat bezienswaardig is. Voor of na gaan we eten. Feitelijk zoeken we een reden om elkaar weer te zien en de laatste nieuwtjes uit te wisselen. We waren met veertien vrouwen, allemaal zeventig of er iets boven maar meer dan levendig.
Omdat Hingene met het openbaar vervoer zowat onbereikbaar leek, was ik afgesproken met Iris dat ze me in Dendermonde komt ophalen. En inderdaad, wanneer ik de uitgang opzoek, staat ze me al toe te zwaaien. We rijden naar haar thuis, in Hamme, maar eerst springen we een winkel binnen om wat verse groeten aan te kopen: een vrouw moet altijd aan alles denken, ook als ze er een dagje uit gaat. Maar die boodschappen laten het gesprek niet ophouden. Het is lang geleden dat we elkaar nog zagen en blijkbaar komt er een woordenstroom op gang als we elkaar zien. Er is zoveel te vertellen: zeventig jaar leven laat zijn sporen na en niet alleen wat rimpels en pijntjes.
Tegen de middag gaan we richting Bornem. Een parkeerplaats zoeken is niet zo evident: er staat een kermis opgesteld op het marktplein en de straat verder worden werken uitgevoerd. Uiteindelijk vindt Iris een veilig plaatsje en kunnen we richting restaurant. Gelukkig hebben we onze paraplu bij want het is beginnen regenen. De ganse dag zal het af en toe regenen, maar daar merken we nauwelijks iets van. We hebben het te druk met elkaar.
In het restaurant treffen we de anderen van de groep. Voor mij is dat altijd een verwarrend moment. Ik herinner me hen zoals ze waren toen ik op 16 jaar van school veranderde. Nu zijn we allemaal zoveel jaren ouder geworden en meestal zijn er ook wat kilos bijgekomen. Naarmate ik ze meer ontmoet gaat het me toch makkelijker af. En feitelijk zijn we ieder nogal onszelf gebleven en dat herken ik. Ongelooflijk hoe herinneringen dan op je afkomen. Met deze vrouwen voelde ik me vroeger goed, ondanks de context vaak niet zo gelukkig was. We hebben wat afgelachen op internaat: humor, een overlevingskracht.
We moesten via mail opgeven wat we wensten: hebben we toch niet allemaal dezelfde dagschotel genomen. Gemakkelijk voor de keuken. De bediening is heel vriendelijk en ik weet niet of ik bewust genoten heb van het eten: alle aandacht gaat naar de collegas aan tafel.
Op het einde van de maaltijd is er geen tijd meer voor koffie: we moeten ons haasten naar het kasteel van Hingene, de gids wacht op ons. De koffie zal voor na het kasteelbezoek zijn.
Het domein is prachtig: vijf hectaren goed onderhouden park. Het kasteel zelf is mooi gerenoveerd. Het was een buitenverblijf van de familie dUrsel, dat alleen in de zomer gebruikt werd. Toch voelt het dubbel: hier woonden de rijken, die zelf nauwelijks iets deden. Voor alles was er een knecht of meid. Waarvan werden ze rijk? Niet aan denken.
In het kasteel is een tentoonstelling georganiseerd van vrouwen in de familie d Ursel die schilderden. De gids troont ons mee naar de eerste verdieping, waar de tentoonstelling begint. Een bediende komt mee, op het einde van de groep. Net een keffertje dat toeziet of alles goed verloopt. Nu, t is een kwetsbare tentoonstelling. Het kasteel is drie maal verbouwd en daardoor zijn er overal gangen en kamertjes ontstaan heerlijk om in verloren te lopen. Gelukkig is er een lift, die de mensen die moeilijk trappen kunnen lopen, naar de verschillende verdiepingen brengt. En dan komt de begeleidende suppoost wel van pas, want zoek je weg maar in dit doolhof.
15-10-2013
Met al mijn stenen III
Weer laat ik me raken door de beginregels van Sjibbolet van Paul Celan
Met al mijn stenen
de groot geweende
achter de spijlen
Ik heb die tekst op een stukje tekenpapier geschreven en ergens tussen mijn tekenmateriaal opgeborgen: zo heb ik het altijd binnen mijn bereik. Regelmatig keer ik er dan naar terug. Alsof mijn opstandigheid en woede een keerzijde heeft die ook om aandacht vraagt.
14-10-2013
Zwarte Furie I
Terwijl ik thuis aan mijn tekentafel vel na vel volschrijf met het vraag- en antwoordspel van de catechismus, werk ik in de academie een herinnering uit die ik Zwarte Furie I noem, want er zitten nog Zwarte Furies in mijn aanbod.
De eerste Zwarte Furie gaat terug naar het tweede en laatste jaar van het regentaat (1963). Ik volgde de richting Nederlands-geschiedenis. We deden eindexamen, daarna zouden we een diploma krijgen en het veld ingestuurd worden. Omdat een vriendin, interne, het moeilijk vond om op haar eentje geschiedenis te studeren, besloten we dat samen te doen. Het was een heerlijke zondagnamiddag. We installeerden ons op haar kamer en met het raam open werkten we uur na uur. Ongelooflijk hoe stil het was in de anders zo drukke school. Tot we even wilden pauzeren en een sigaret opstaken. Het grootste deel van onze klas rookte toen, meer uit ook eens willen roken, nieuwe dingen uitproberen, dan echt verslaafd zijn en het roken niet laten kunnen. Maar voor de sigaret op was vloog de deur open, een ziedende non vloog binnen en stuurde me met uitgestrekte arm huiswaarts: hoe durfden we!
Ik was er onderste boven van: waarom werd ik naar huis gestuurd, terwijl we niets anders deden dan hard en braaf studeren om door de examens te geraken? Wanneer ik s anderendaags mijn vriendin zag, wist die ook niet waarom die non zo kwaad was en er werd verder ook niets over gezegd.
Nu probeer ik te begrijpen wat er toen voorgevallen is. Roken was voor ons jongeren al iets evident maar het paste niet in het concept van de vorming die de school ons wilde meegeven. Maar die non had geen woorden om die misdaad te benoemen. We werden opgevoed in verkeersbordentaal: doe dit, laat dat en daar hoefde geen uitleg bij. Je hoefde niet te begrijpen waarom je iets moest doen of laten: de opvoeders wisten wat het beste voor je was en daarom diende je er eraan te houden. Punt. Ik denk niet dat brandgevaar al om de hoek kwam kijken, want dan zou dit wel verteld zijn nadien. Er kwam gewoon verbod van roken, ook niet op de kamer. Hoewel dit een redelijk verbod is, kwam het bij niemand op om naar die redelijkheid te vragen of die uit te leggen. Alles zat in hokjes van ver- of gebod. Zon autoritair optreden werd als normaal beschouwd: de evidentie zelf. Gelukkig kwamen de jaren 68 en hun nasleep aan, maar dat wisten we toen nog niet.
Op de tekening zie je op de voorgrond de zwarte schaduw van de woedende non. Rechts achter: de vakjes waarin de ge- en verboden ingemetseld zijn. Links, de rode vakjes, is de weegschaal waarmee geoordeeld werd: je had de brave leerlingen die gewaardeerd werden en de problematische leerlingen. Waarom een bepaald gedrag problematisch was kon niet gezegd worden, alles moest in één grote symbiotische beleving zonder woorden gevat worden, het woord waarom werd geweerd uit de woordenschat, dat was te moeilijk.
Neen, ik ben niet getraumatiseerd door dat voorval. Het tekende alleen de tijd: de jongeren die iets uitprobeerden zonder kwaad opzet en de gevestigde orde die een kruisvaart ontketende tegen zoveel onheil.
Wat die non er nu van denkt? Ze herinnert zich me niet meer. Voor de rest is ze gepensioneerd en actief in de parochie. Zou ze nu wel rokers bezoeken?
13-10-2013
De tekst
De catechismus blijft me uitdagen. Ik besluit om de tekst, vragen en antwoorden uit te schrijven op grote vellen papier en die als achtergrond te gebruiken voor tekeningen die ik er op ga aanbrengen. Een soort getekende brieven op de tekst van toen.
Het is heel rustgevend: uur na uur schrijf ik vol. Ondertussen komen en gaan herinneringen. Soms kan ik het nauwelijks geloven wat ik schrijf. Ik zie me zitten in het vijfde leerjaar, we breien een paar kousen met vier priemen. We werden wel goed voorbereid op onze huishoudelijke taken. Een van de leerlingen was een ellende-kind. Vader was een kleine boer en moeder was gek geworden. Er waren denkelijk vier kinderen en die werden in een parochie waarin men de naastenliefde preekte, aan hun lot overgelaten. En dat zag je aan die kinderen. Om de stank en het vuil een beetje buiten te houden, kreeg het meisje van de juffrouw een oude schoolschort, maar een zoals de jongens droegen. Daarmee zat ze goed ingepakt de bank niet te vervuilen.
In dat leerjaar leerden we over de goede werken.
5 Wat is een goed werk? Een goed werk is een deugdzame daad die wij met Gods genade verrichten, ter ere van God en tot welzijn van onszelf of van onze naaste.
5 Wat verdienen wij door de goede werken die wij in staat van genade doen? Door de goede werken die wij in staat van genade doen, verdienen wij: ten 1e , vermeerdering van de heiligmakende genade en van de hemelse glorie; ten 2e , de dadelijke genaden om christelijk te leven; ten 3e, vergiffenis van onze dagelijkse zonden; ten 4e, voldoening voor onze tijdelijke straffen.
Ik leerde die woorden wel van buiten, maar dikwijls heb ik toen gedacht: stop dat meisje in een bad (ik dacht aan de wastobbe waar we wekelijks gewassen werden), was haar kleren, doe toch iets. Maar nonnen, priesters en andere vrome bedienaars, (vb. de mannen van het Sint-Vincentius genootschap, die speciaal gericht waren op de armen) deden niets, ze gebruikten hun tijd om de naastenliefde te preken. Ondertussen is er een jeugdbeschermingcomité dat zich over dergelijke kinderen ontfermt, zonder de opdracht van naastenliefde, maar wellicht met veel professionaliteit en engagement. Het brengt geen genade en uitzicht op de hemel op, ze verdienen er alleen hun brood mee, wat een heel gezond principe is.
Ik heb al vaak aan dat meisje teruggedacht. Wat moet zij verschrikkelijk geleden hebben. Nochtans waren in die periode (1953) de gruwelen van de Holocaust bekend. Wat iedereen verschrikkelijk vond tot er zon kind voor je neus en in je klas zit. Ze zaten liever in de mis tot god te bidden. Hoe is het haar vergaan? Leeft ze nog?
Haar naam bewaar ik in mijn hart. Ik wou nu kunnen zeggen tegen dat verstoten kind, dat ze wel iemand had die van haar hield. In het zesde leerjaar ben ik vrijwillig naast haar gaan zitten, omdat de juffrouw 'reclamaties' had gekregen van de moeder van het meisje dat naast haar zat. De juffrouw wou dat meisje alleen op een bank zetten. Ik voelde zoveel woede in mij opkomen dat ik voorstelde naast haar te zitten. Natuurlijk stonk zij maar daar werd je wel aan gewoon maar een kind zo behandelen vond ik ontzettend onrechtvaardig.
Iedereen meed dat vieze kind. Ze had steeds een snottebel. We moesten dezelfde richting huiswaarts uit. Op een bepaald moment, uit pure balorigheid, heb ik samen met haar een appel opgegeten. Dat was mijn kinderlijke manier van solidariteit ... en Ik heb het overleefd.
Terwijl ik de vragen en antwoorden in keurig handschrift uitschrijf op het tekenpapier, komen herinneringen verder aanwaaien, vaak dingen die ik al helemaal vergeten was. Het wordt een boeiende confrontatie.
12-10-2013
Onze Vader
Denkelijk kreeg ik met de moedermelk de basisgebeden van de Kerk mee: het Onze Vader en het Wees Gegroet. Moeder (1914 2005) was een diep gelovige vrouw. Nu bedenk ik: wat hadden de vrouwen in die jaren om zich aan vast te houden buiten het geloof? Er waren episodes dat we als gezin samen de pater noster baden. Wat duurde dat in mijn beleven vaak lang. Maar de kerk vroeg het van haar gelovigen en mijn moeder zou haar plicht doen. Nu, dat samen bidden had ook een goede kant. We deden dat voor het slapen gaan. We zaten samen in de keuken (een living was er toen nog niet). Handen en gezichten proper gemaakt en dat biddend samen zijn gaf toch iets van geborgenheid en maakte rustig, vooral na een hevige kinderdag. Maar ik vond het wel leuker als vader op zon moment een verhaal vertelde, want hij kon heerlijke verhalen vertellen.
Het Onze Vader en het Wees Gegroet heb ik nooit niet gekend, die gebeden waren even evident als de lucht om in te ademen. Je ratelde dat gewoon af. In de godsdienstles kreeg je dan wel eens uitleg van de betekenis van die woorden. Het best kon ik me vinden in: geef ons heden ons dagelijks brood. Niet dat dit bij ons thuis een probleem was, maar armoede was in mijn kindertijd wel een begrip, je zag de armoede op straat. En ik wou voor iedereen wel genoeg boterhammen.
Je groeit op en zolang je opgeborgen zit in een katholiek pensionaat worden die gebeden regelmatig gebruikt. Maar eens van school af en zeker eens van huis weg, verdwenen die gebeden. Sporadisch doken ze nog eens op bij een of andere dienst. De jaren 68 spoelden die woorden weg. Ik zocht een weg in het leven, maar zonder kerkelijke bemoeienis. t Ging niet altijd gemakkelijk. Bij wie wel?
Tot mijn eerste man naar het water ging en uit het leven stapte. Hij kreeg een kerkelijke begrafenis: dat waren de gemakkelijkst bereikbare rituelen. Op het einde van de dienst werd het Onze Vader gebeden. Toen de woorden kwamen uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel zweeg ik: dat was een leugen waarop een nee in mij groeide vanuit de diepste diepte van mijn wezen. Daar stond ik, een jonge vrouw met twee kleine kinderen aan de hand uw wil geschiede? Dank je.
Denkelijk is daar mijn definitieve breuk met de kerk bereikt. Vanuit dat diep ervaren neen. God een liefhebbende vader en alle positieve eigenschappen die hem toegedicht werden? Als antwoord krijg je steevast: gods wegen zijn niet te doorgronden, hij heeft een speciale bedoeling met jou. Als je dan later gegrepen wordt door geschiedenis, WOI en WOII, de mensen die erna zijn uitgemoord confronteert ik hoef geen uitleg meer van een god zus en zo. De realiteit is cru genoeg zonder dat een wreedaardige of bestraffende god in zijn diepste oneindigheid dit in zijn alwetende planning heeft betrokken.
We kunnen proberen iets te betekenen voor een ander het christendom heeft geen eigendomsrecht op naastenliefde, ook zonder een god kan je die waarde vorm geven.
De foto toont het Onze Vader in het Arabisch.
11-10-2013
De Mechelse Catechismus
En dan valt me een exemplaar van de vernieuwde Mechelse Catechismus in handen en meteen gaat de deur open naar mijn kinderjaren.
Je catechismus kennen was een voorwaarde voor je plechtige communie: dan droegen de meisjes een lang wit kleed (een eerste uitproberen van het trouwkleed) en de jongens kregen een eerste keer een lange broek aangemeten.
De omslag is geel met blauwe en rode opdruk: 10.5 cm x 17.5 cm, 96 paginas.
Wanneer ik blader in dat boekje, kan ik sommige vragen nog afratelen. Voor de vragen staat een cijfer: van een tot zes. Dat cijfer verwijst naar het leerjaar waarin de vraag diende aangeleerd te worden. Soms staat er ook een sterretje voor: dat was niet verplicht te kennen, dat was bestemd voor het zevende en achtste leerjaar of voor de slimmeriken, die mochten dat op eigen houtje van buiten leren.
Wanneer ik er in blader overvalt me ongeloof en verbijstering: hebben we dat allemaal moeten foutloos aframmelen? Vanaf het eerste leerjaar dienden we ons aan dit boekje te onderwerpen. Hoe deden de leerkrachten het om die woorden in een kinderhoofdje vast te zetten zo zelfs dat ik meer dan zestig jaar later nog de antwoorden ken?
Ik moet denken aan beelden van scholen van andere godsdiensten: daar zie je kinderen ook hun tijd investeren om hun godsdienstige teksten van buiten te leren. Telkens kreeg ik medelijden met die kinderen maar nu besef ik dat wij niet beter af waren.
Het vraag- en antwoordsysteem is zeer goed doordacht. De gestelde vraag wordt in het antwoord herhaald zodat het ritme van die woorden je naar de beantwoordende woorden leidt. Bv.: 2 Waarom noemen wij God Schepper van hemel en aarde? Wij noemen God Schepper van hemel en aarde, omdat God alles uit niets heeft gemaakt. In het tweede leerjaar leerde je dat van buiten, zodat je het zonder verpinken kon afratelen. Wat de inhoud van die tekst was welk kind zou daaraan gedacht hebben t voornaamste was dat je een goed punt kreeg bij het juiste antwoord.
Volgens Wikipedia: De Mechelse Catechismus is een catechismus die aan het begin van de 17e eeuw door de jezuïeten op vraag van aartsbisschop Matthias Hovius (1542-1620) werd uitgewerkt. Hij verscheen voor het eerst in 1607 en was in vraag- en antwoordvorm opgesteld. De versie uit 1623 van dit catechetisch handboek zou tot diep in de twintigste eeuw de basis vormen voor het godsdienstonderricht in alle Belgische bisdommen.
In 1954 werd de catechismus vernieuwd en denkelijk heb ik die vernieuwde catechismus in handen gehad bij de voorbereiding tot mijn plechtige communie (hoe de catechismus er uit zag waaruit ik tot het vijfde vraag- en antwoord leerde, weet ik niet meer, maar het vraag- en antwoordspel was ongeveer hetzelfde). Er kwamen nog drie broers achter mij die het met die gele catechismus moesten doen, vandaar dat de gele catechismus zo onuitwisbaar bijblijft. In de katholieke scholen werd die vernieuwde catechismus gebruikt tot 1964, toen kwamen de resultaten van het Tweede Vaticaans Concilie zich aanbieden.
Ik blijf geboeid door dat boekje. Ik kan nauwelijks geloven wat ik lees: hebben de gelovigen dat ooit voor waarheid aangenomen, zonder kritische opmerkingen? Ik wordt overspoeld door verbijstering, voel me misbruikt en kwaad worden. Ik wil iets met dit boekje doen, een plaatsvervangend antwoord formuleren voor dat kind dat ik ooit was. Dat kind mag nu ruimte krijgen, eindelijk met zijn angsten en vragen aan bod komen.
10-10-2013
Mixed Emotions
Vier vrouwen stellen ten toon in het Cultureel Centrum Den Blank in Overijse, onder de titel Mixed Emotions. Omdat we Marleen kennen en nieuwsgierig zijn naar haar werk en dat van haar vriendinnen gaan we naar de opening: Christel en Ludo, Karel en ik.
Het is wel lang rijden, ik dacht dat het dichter bij huis was. Even bekruipt me het gevoel: zal het de inspanning (vooral van Ludo die rijdt) wel lonen maar dat is geen probleem. De tentoonstelling is een verrassing.Marina Hugaerts, Roos Adriaens, Marleen Neys en Josette Vanderidt leerden elkaar beter kennen door in de zomermaanden samen te tekenen. Vanuit die samenwerking ontstond het idee om ook samen te exposeren. En het cultureel Centrum Den Blank bood hen onderdak.
Het cultureel centrum biedt een boeiende ruimte voor exposanten: grotere en kleinere ruimtes en een zee van licht. Niet alleen kunnen de exposanten er heel wat werk tonen, voor de bezoekers biedt de ruimte een uitdaging om te ontdekken: nog een hoekje waar iets hangt, nog een gang die iets te bieden heeft, een trap op naar nog een muur.
Vier vrouwen, elk met eigen temperament en karakter exposeren samen, toch getuigt de tentoonstelling van grote harmonie. Ieder heeft haar eigen tekenstijl, er zijn tekeningen, doeken en beelden maar het geheel ademt rust. Je bemerkt dat er hard aan gewerkt is om tot dit samen exposeren te komen. Ook de bijgevoegde prijslijst is verzorgd: naam van het werk, voornaam van de kunstenares, afmetingen, gebruikte techniek, prijs en afbeelding. Ik kan echt genieten van wat me aangeboden wordt: samen met Christel wandel ik met een drankje in de hand van schilderij naar tekening naar beeld. Ook Christel is enorm enthousiast.
Tweemaal treedt het Leuvense koor Femme Vocale op: met vieren zingen ze a capella in close harmony. Ze brengen ballades en tussendoor een negro spiritual. Kwaliteit troef.
De tentoonstelling is doorlopend gratis toegankelijk tot en met zondag 20 oktober 2013 in CC Den Blank, Begijnhof 11, 3090 Overijse. Tel. 02 687 59 59, info@denblank.be, www.denblank.be. Van maandag tot en met zaterdag van 11u. tot 22u. en op zondag van 11u. tot 18u.
09-10-2013
Brieven IV
Je kan een boek beschouwen als één lange brief die door de auteur geschreven wordt voor een lezerspubliek. De bladspiegel is helemaal anders: geen datum, geen aanspreektitel, geen eindformule, maar alineas over het blad verdeeld. Een goed boek is een boek dat aanspreekt, je om een of andere reden raakt. Soms kan de lectuur zo ingrijpend zijn dat je tot nieuwe inzichten komt, dat je leven verandert. Je moet niet altijd op reis gaan om iets nieuw te ontdekken, vaak zijn boeken innerlijke reisverslagen.