Buurvrouw J. (85) is een paar maanden terug opgenomen in de verzorgingsinstelling: ze kon niet meer alleen blijven. Stilaan vergleed ze naar het ‘niet meer weten’, tijd en ruimte werden vreemde dimensies. Haar kinderen herkende ze nog vaag. Buren waar ze jaren lang jeugd, kinderen en ouderdom mee had gedeeld werden een vaag ‘mevrouw’ en ‘mijnheer’. Ze genoot wellicht nog van een verzorgde maaltijd, aanwezigheid van haar kinderen … maar verder was haar wereld meestal beperkt tot de muren van haar kamer of een wandeling.
Vanmorgen kreeg ik telefoon van een andere buurvrouw: J. was opgenomen in spoed, met zware hersenbloeding. Haar hart klopte nog, ze ademde nog, maar het was wachten tot ook die primaire functies het begaven.
De andere buurvrouw is 81. Nog heel vitaal: met haar wagen rijdt ze nog naar Knokke. Natuurlijk heb je altijd file als je naar of van de kust komt, maar dan blijf je rustig aanschuiven, je hebt immers alle tijd. Alleen, haar knieën doen het niet meer zo goed en de dokter heeft gezegd dat ze het wat rustiger aan moet doen. Haar deur staat open voor de familie en vrienden. Ze is het hart van deze straat … en wellicht nog veel verder.
Ik sprak af dat ik een koffietje kwam drinken. Je vertelt elkaar hoe het je raakt als die concrete buurvrouw wellicht uit dit leven weg gaat. Onze tijd hier is stilaan ook beperkt.
Dan praten we over de kinderen en kleinkinderen: de toekomst. Mooi als je ziet hoe ze hun weg maken. Je probeert je te verzoenen met ‘leven’: geboren worden en uit dit leven weggaan. De volgende generaties doen het anders. Dan denk je aan wat je tegen hen zegt: je moet je eigen leven gaan … hoewel je soms toekijkt met een benepen hart. Maar een benepen hart overleef je en je mag zien hoe die jongeren hun leven uitbouwen. Even radicaal en enthousiast zoals wij deden: wat lijken we op elkaar.
Als we afscheid nemen omarmen we elkaar: wat is het deugddoend een buurvrouw te treffen die voor koffie zorgt en eerlijk durft te praten. Ik hoop dat we nog vele jaren met elkaar mogen delen.
|