Ik had me voorgenomen na Rock Werchter mijn atelier in te duiken en te schilderen. Een voormiddag heb ik het volgehouden, het lukte me niet geconcentreerd te raken. Ik zat voortdurend naar mijn tekentafel te ‘giezen’ (dialectwoord voor verlangen), naar papier en Oost-Indische inkt … ik had helemaal geen zin om te schilderen. Dus op het einde van die voormiddag nam ik maar de pot met Gesso (witte grondverf waarop dan kan geschilderd worden) en herstelde het doek in zijn maagdelijk witte staat, wellicht dat het een volgende keer beter zou lukken.
Dan een dapper besluit genomen: eerst nog wat tekenen en dan zou het schilderen wellicht vanzelf komen als afwisseling.
Begin september is het Tremartre, de jaarlijkse kunstmarkt in Tremelo. Christel en ik hebben ons ingeschreven. Omdat ik telkens wat nieuw werk wil tonen, liepen de laatste weken de gedachten in en uit en wou ik me nog eens aan leporello’s wagen, vooral omdat die vouwboekjes maken iets speels en erg ontspannend is.
Ik had voor mijn tekeningen van 50 x 70 cm, tekenpapier moeten afsnijden tot de juiste proporties. De repen die daarbij afvielen, bewaarde ik (nooit iets weggooien heeft mijn moeder geleerd). Ik had ze in de farde ‘papierafval’ gedropt. Die kon ik nu gebruiken voor die leporello’s.
Een eerste reeks leporello’s hebben een afmeting van 6 op 8 cm. Ik vouw ze zo dat het volgende blad telkens 1 cm korter is. Daardoor kan ik een tekening maken die, als het boekje dichtgevouwen is, zich presenteert als één geheel en als het boekje opengevouwen wordt, er weer een geheel ontstaat.
De eerste leporello probeer ik in wit-zwart maar met verschillende kleurtinten van de Oost-Indische inkt: ik breng mijn experimenten bij het tekenen op het grote papier mee naar de kleine restjes van datzelfde papier.
Maar het is me te ernstig. Ik wil mijn kinderziel aan bod laten komen en daarvoor heb ik felle kleuren nodig. En tijdens de vakantie mag die kinderkant toch wat extra verzorgd worden, niet?
|