Zoals beloofd bezorgt mijn neef foto’s van het grootouderlijke huis bij de afbraak.
Eerst een foto bij het begin van de werken. Het gedeelte dat omver ligt is later bijgebouwd. Ik herinner me een soort houten schuur die tegen het huis aangebouwd was en waar kippen hun onderkomen vonden. Het oorspronkelijke huis staat er nog in de compacte sterkte die het zo’n kleine honderd jaren terug ook uitstraalde. Daarin heeft een gezin gewoond van negen mensen: grootvader, grootmoeder, zes zonen en als laatste geschenk een dochter, de moeder van mijn neef. Ik geloof dat er, naast die zeven kinderen, twee kinderen erg vroeg gestorven zijn. Mijn grootmoeder vertelde dat ze dat ene kindje (een zoontje dat Dolfke genoemd werd) na zijn dood, nog altijd hoorde huilen en dat ze dan hem probeerde te troosten. De volgende jongen die geboren werd kreeg dezelfde naam: Dolf en werd later mijn vader.
Ook de vrouwen van toen, die de ganse dag moesten labeuren om hun gezin te voeden, te kleden (mijn grootmoeder naaide met de hand heel wat kleding en breide tot in haar laatste jaren sokken en truien voor de overvloedige familie), die nog niet bekomen waren van de ene zwangerschap of weer een kind in de buik droegen, die vrouwen treurden ook om een kind dat stierf (en kindersterfte kwam toen meer voor dan nu). Maar ze moesten die levende monden vullen, geen tijd voor gevoelens die alleen in de zachtheid van weemoed aan bod kunnen komen. Van mijn grootvader heb ik geen verhaal vernomen waarin hij zijn dode kinderen herdacht. Toen was het waarschijnlijk niet mogelijk als vader om een kind te rouwen. Mijn grootvader was een grote, fysiek erg sterke man. Hij kon vloeken als de beste (wat enorm indruk op mij maakte) … maar ik heb herinneringen waarin ik zijn zachtheid en liefde voor ons kleinkinderen bewaar. Wellicht heeft hij gevloekt bij de dood van zijn ‘Dolfke’, ergens in het veld, waar niemand hem hoorde en heeft hij daarna de tuin opgespit in een tempo dat iedereen verbaasde.
Ik voel me erg gegrepen wanneer ik de kraan ‘grijpensklaar’ zie staan over het huis. Een huis dat zovele verhalen, al dan niet verteld, in zich draagt, waarvan elke muur getuigt, waar elk venster openheid op de wereld daarbuiten bood. Die verhalen verdwijnen niet met de stenen die vermalen worden, die draagt elk lid van de familie met zich mee, ieder met een eigen interpretatie.
Het is goed dat er plaats gemaakt wordt voor toekomst. Daar moet vaak het verleden voor afgebroken worden. Dat doet soms pijn. Het is een rouwproces: ik rouw om wat vroeger was, het deugddoende en het mankement, om aan mijn kinderen de mogelijkheid te bieden een eigen weg te kunnen gaan. Zij zullen rouwen om hun grootouders, hun ouders, de broer die uit het leven stapte, het verlies van …
Het gestorven Dolfke mag huilen, het huis herleid worden tot puin. Rouwen maakt toekomst mogelijk.
|