In de gangen van het deel van het klooster dat voorbehouden is voor ‘Belevingscentrum WOI’ is een tijdlijn aangebracht. In de ruimten die op die gang uitkomen, is telkens een aspect van die periode opgeroepen. Alles erg verzorgd.
Wanneer het moorden in Aarschot vernoemd wordt, voel ik me toch extra gegrepen: zowat een jaar terug maakte ik een tekening voor een herinneringstentoonstelling aan dat moment en de mensen die toen afgeslacht werden.
Soms worden er voorwerpen getoond uit die periode. Kippenvel krijg je ervan. En toch hebben we als gemeenschap nauwelijks iets geleerd. Wellicht omdat het doden nu ergens ver van ons bed gebeurt en we ons tijdens het nieuws erover nog maar een glas inschenken.
Het belevingscentrum is heel sober gehouden, maar wellicht daardoor zo ‘sprekend’. We hebben echter geen tijd genoeg om alles op ons te laten inwerken, want Karel en Toby wachten op ons. We beloven elkaar eens terug te komen. We willen de ’tijd’ nemen om alles te beluisteren, alles te lezen en met de nodige aandacht bij de kleine relieken te verwijlen. Want het gaat niet om ‘objecten’ maar om mensen die toen, in grote nood soms, met die dingen zijn omgegaan.
Wanneer we naar huis gaan, voel ik me zowat onderste boven: dat prachtige werk in de kapel, de ontmoeting met mensen van vroeger en dan dat belevingscentrum. Ik heb nood aan tot rust komen … maar ik heb ook honger en we in een restaurantje gereserveerd. Dat zal ook opkikkeren.
|