Familie Iding ten Bosch - Varsseveld - Heurne - Huissen - Westervoort - Lichtenvoorde
22-07-2008
Familie historie en cultuur 4
De naweeën van de oorlog waren rampzalig. De Wehlse bevolking leed door de oorlogen groot gebrek. Daar bovenop kwamen ook nog slechte oogsten en barre winters; het volkt had zwaar te lijden. Meer dan een halve eeuw later zat de Wehlse gemeenschap nog zo diep in de schulden, dat men genoodzaakt was de gehele Wehlse heide te verkopen.
Ook in 1795 en 1796 werd men gedwongen tot leveranties en diensten ten behoeve van zowel Pruisische als Franse troepen. Hendricus die in 1794 werd geboren heeft hiervan geen weet gehad, maar zijn ouders Joannes Iding en Joanna Weetings hebben wellicht nog te lijden gehad van de nasleep van de zevenjarige oorlog.
Hendricus verliet Wehl en trouwde in Arnhem met zijn Petronella die uit het al even armetierige Huissen kwam en vestigde zich in Rheden. Hoewel Stephan, de vader van Aleida van Uum - moeder van opa Iding - uit Emmerik kwam is diens vader, Adam van Uem, wellicht ook afkomstig uit Wehl. In het R.K.K.doopboek van Wehl 1715-1761 komen enkele tientallen van Uums voor
W.J. van Uhm Hotel Pension De Zwaan
Niet ontkend kan worden dat de oude Wehlenaren een dorstig volkje moeten zijn geweest.
In 1789 bijvoorbeeld telde men álleen al in de kom van het dorp níet minder dan zes herbergen of tapperijen zoals ze destijds ook wel genoemd werden.
Ze stonden bekend onder de namen DE DRIE ZWANEN, DE PLOEG, DE PELIKAAN, HET HERT, DE ROSKAM en DE ZWAAN.
Vier van de tappers oefenden ook een nevenberoep uit: één was schoenmaker, één brouwer en twee waren winkelier. In 1810 bestonden er 9 of 10 tapperijen.
Twee van de toen bestaande herbergen hadden in 1827 de beschikking over een BEUGELBAAN, waar een balspel kon worden gespeeld, waarbij de bal door een beugel moest gaan.
Medegedeeld werd echter: ‘de beugelbanen zijn zeer gering in een hoek achter op de deel daargesteld en moeten meer als eene uitspanning voor kinderen dan wel als een winstaanbrengend spel voor volwassenen worden beschouwd'.
In deze straat waren Cafe de Zon en cafe de Zwaan van Uhm gelegen.
De Geschiedenis van Wehl
De naam Wehl kwam pas voor het eerst voor in een akte uit 1200. Tot aan de Franse Tijd was Wehl Duits gebied; sinds 1816 is het Nederlands.
1200-1647. In de late middeleeuwen kan men nog niet van de Duitse of Nederlandse nationaliteit spreken. Het zijn de graven (later hertogen) van Kleef en Gelder, en zijdelings ook de graaf van Bergh, die hier hun bezittingen en belangen hadden.
Door oorlogen, vererving en verpanding traden verschuivingen in de machtsverhoudingen op. Zo behoorde in 1405 de helft van de nederzetting Wehl (kern) aan Kleef en de andere helft (buitengebied) aan Gelder.
In de loop van de vijftiende eeuw kreeg Kleef echter vastere voet in het gebied. Wehl had toen een eigen gericht.
Het gericht had overigens óók andere taken dan rechtspreken, zoals het vastleggen van boedelscheidingen en kooptransacties van onroerende goederen. Het jaar 1487 bracht verandering: Zevenaar kreeg stadsrechten.
Dat had de opheffing van het Wehlse gericht ten gevolge, of liever gezegd de verplaatsing naar Zevenaar, waar van toen af de bestuurszaken geregeld werden voor de stad Zevenaar en het ambt Liemers (dat waren de plaatsen Oud-Zevenaar, Groessen, Loo, Duiven en Wehl). Dit duurde zo’n 160 jaar
1647-1765.
Tegen het einde van de Tachtigjarige oorlog in 1647 splitste de Kleefse hertog Wehl van het ambt Liemers af. Hij verpandde de plaats aan de graaf van Bergh.
Daardoor kwam Wehl in bestuurlijk opzicht los te staan van het ambt Liemers, waarvan het aardrijkskundig gezien al lang los stond. Het werd een aparte heerlijkheid; Heerlijkheid Wehl.
De landsheer bezat daarmee alle rechten en inkomsten die betrekking hadden op het kerspel (plattelands district) Wehl. De belangrijkste van die rechten en inkomsten waren o.a. de hoge en lage rechtspraak, de plaatselijke tienden, de tol, het jachtrecht in de hele heerlijkheid, de inkomsten uit de molen en uit verscheidene goederen.
De graaf van Bergh moest hier als pandsom het bedrag van tienduizend rijksdaalders tegenoverstellen. De verpanding was aanleiding, de grenzen van de heerlijkheid eens nauwkeurig vast te leggen op kaart door een landmeter.
Vanaf 1647 kende Wehl, ondanks protest van Zevenaar, weer een eigen gericht: het werd uitgeoefend door de landdrost van Bergh als richter, bijgestaan door enkele plaatselijke schepenen.
De verpanding werd van 1661 tot 1673 overgenomen door het geslacht Bentinck en van 1673 tot 1729 door het geslacht Van Wylich van Lottum. Inmiddels was er in groter verband het één en ander gebeurd.
Het hertogelijke Kleefse Huis was in 1619 uitgestorven en de titel ‘Hertog van Kleef’, inclusief bezittingen en rechten, was overgegaan op de markgraaf van Brandenburg.
Dit markgraafschap, tevens keurvorstendom, groeide in 1701 uit tot het koninklijke Pruisen. Eigenlijk was Berlijn daarmee voor Wehl de hoofdstad geworden, maar de meeste aangelegenheden waarvoor men een hogere overheid nodig had, konden in Kleef (de provincie-hoofdstad) of in Emmerik worden afgedaan.
Een belangrijk bestuurscollege was de ‘Krieges- und Domänen Cammer’ te Kleef, die zich overigens in de loop der tijd met heel wat meer dan alleen oorlogs- en domeinzaken was gaan bezighouden. Bepaalde plaatselijke belangen, zoals het onderhoud van wegen en waterleidingen, werden door de Wehlse geërfden-organisatie behartigd.
De naweeën van de oorlog waren rampzalig. De Wehlse bevolking leed door de oorlogen groot gebrek. Daar bovenop kwamen ook nog slechte oogsten en barre winters; het volkt had zwaar te lijden. Meer dan een halve eeuw later zat de Wehlse gemeenschap nog zo diep in de schulden, dat men genoodzaakt was de gehele Wehlse heide te verkopen.
Ook in 1795 en 1796 werd men gedwongen tot leveranties en diensten ten behoeve van zowel Pruisische als Franse troepen. Hendricus die in 1794 werd geboren heeft hiervan geen weet gehad, maar zijn ouders Joannes Iding en Joanna Weetings hebben wellicht nog te lijden gehad van de nasleep van de zevenjarige oorlog.
Hendricus verliet Wehl en trouwde in Arnhem met zijn Petronella die uit het al even armetierige Huissen kwam en vestigde zich in Rheden. Hoewel Stephan, de vader van Aleida van Uum - moeder van opa Iding - uit Emmerik kwam is diens vader, Adam van Uem, wellicht ook afkomstig uit Wehl. In het R.K.K.doopboek van Wehl 1715-1761 komen enkele tientallen van Uums voor
W.J. van Uhm Hotel Pension De Zwaan
Niet ontkend kan worden dat de oude Wehlenaren een dorstig volkje moeten zijn geweest.
In 1789 bijvoorbeeld telde men álleen al in de kom van het dorp níet minder dan zes herbergen of tapperijen zoals ze destijds ook wel genoemd werden.
Ze stonden bekend onder de namen DE DRIE ZWANEN, DE PLOEG, DE PELIKAAN, HET HERT, DE ROSKAM en DE ZWAAN.
Vier van de tappers oefenden ook een nevenberoep uit: één was schoenmaker, één brouwer en twee waren winkelier. In 1810 bestonden er 9 of 10 tapperijen.
Twee van de toen bestaande herbergen hadden in 1827 de beschikking over een BEUGELBAAN, waar een balspel kon worden gespeeld, waarbij de bal door een beugel moest gaan.
Medegedeeld werd echter: ‘de beugelbanen zijn zeer gering in een hoek achter op de deel daargesteld en moeten meer als eene uitspanning voor kinderen dan wel als een winstaanbrengend spel voor volwassenen worden beschouwd’.
De huidige rooms-katholieke Sint Maartens resp. St. Martinus Kerk is zonder twijfel het oudste gebouw van de gemeente Wehl.
De oudste delen, waaronder het onderste gedeelte van de toren, stammen zeer waarschijnlijk uit de 12e eeuw. Wehl wordt in 1234 als een zelfstandige parochie vermeld.
Omstreeks 1480 is het kerkgebouw met uitzondering van het onderste deel van de toren, die een vierkante traptoren bevat, geheel in Gotische stijl herbouwd. In 1854/1855 werd de kerk belangrijk vergroot.
Daarna volgden ingrijpende verbouwingen in resp. 1894/95 en 1915/16. Bij deze laatste restauratie werd een grafzerk van Henrick van Hackfort ontdekt, die thans buiten de kerk ligt, alsmede een altaartafel, daterende uit 1483, en een geheel gemummificeerde kat.
In 1467 moet er in Wehl al een molen hebben gedraaid op de plaats van de latere standerdmolen (windmolen op een voetstuk van balk- of metselwerk).
Een bijbehorende molen voor het maken van rosolie (Italiaanse brandewijn van rozenbladeren) werd in 1855 gesloopt.
Enkele decennia en eigenaren verder werd in 1910 een machinale graanmaalinrichting ernaast gezet.
In de nacht van 11 op 12 februari 1924 werd de grote standerdmolen geheel in de as gelegd. De oorzaak van de brand heeft men nooit kunnen ophelderen. De molen werd niet meer herbouwd.
De standerdmolen, standaardmolen of staakmolen is het oudste houten type windmolen in de Lage Landen. De naam is afkomstig van het feit dat de kast van de molen op een standerd, een rechtopstaande, ongeveer 60-80 cm dikke stam zit.
De kast rust op de bovenkant van de standerd op een stormpen. Een tweede steunpunt voor de kast om de standerd is de zetel halverwege de standerd. Het midden van de kast zit niet op de standerd, maar meer naar achteren ter compensatie van het gewicht van het wiekenkruis. Hierdoor is de molen afhankelijk van de hoeveelheid in de kast opgeslagen maalgoed min of meer in evenwicht.
Uit de standerdmolen is de wipmolen ontstaan. Aan de vorm van het dak, de hoogte van de voet, de vorm van de trap, de lengte/breedte verhouding van de kast en het afdak boven het luiwerk kan men zien in welke streek de molen staat.
Van Selig Salomon, Herts Levi en Levi Meijers is uit ca. 1798 een notitie bewaard gebleven van de rentmeester van de Nassau-domeinen. Zij betaalden op Martinij (11 november) elk het jodentribuut (cijns, heffing) met twee vette ganzen (ter waarde van ƒ 1 en tien stuivers) en bovendien ƒ 6 in contanten.
Hartog Philip, Benjamin Levi en Salomon Selig (zoon van Selig die in 1781 te Groenlo was gehuwd met vogeltje Moses), woonden omstreeks 1783 eveneens in Lichtenvoorde. Benjamin Levi vertrok naar Dinxperlo. In 1825 droeg Vogeltje Moses onroerende goederen over aan de familie Frankenhuis-Salomons in Groenlo.
De Klomp
De klomp, in zijn tegenwoordige vorm, werd sinds de late middeleeuwen 1300-1555 op vele plekken in Europa gedragen. Hier en daar komt hij nu nog voor, het meest in Nederland.
Vooral door de drassige bodem van Nederland, en mede door het feit dat in Holland de juiste houtsoorten (wilgen en populieren) in overvloed beschikbaar waren, bleef dit eenvoudige schoeisel lange tijd populair, overal in Nederland.
Zelfs toen de waterdichte rubberlaars ontworpen werd, bleef de klomp, omdat hij zo gemakkelijk in het gebruik was.
1797* Huissen Familie Jorissen Derkzen
Gerarda Jorissen wordt te Huissen (Koninkrijk Pruisen) geboren uit het huwelijk van Joannes Jorissen en Elisabeth Derkzen
Grootouders van Stephanus Henricus Iding (probant) vaders kant
1797 Mei 1 Lichtenvoorde Fam. ISAÄKS MOIJSES
Symon ISAÄKS Izak trouwt met de uit Bretsenheim/Hannover afkomstige Rachel Moses.
Zij zijn de overgrootouders van Johannes Bernardus Franciscus en Johanna Geertruide ten Bosch (probanten) van vaders kant.
Compareerde voor Henricus Sterenborg en Arnoldus Balster, commissariën van huwlijks saaken 01.05.1797 - 1 maij
- Bruijdegom - SIMON ISAÄKS, jongman, oud 23 jaaren, soon van wijlen Isaäk Meijer en Ruesken Jacops, gebooren en woonagtig alhier
- Bruijd - RACHEL MOIJSES, oud 25 jaaren, jonge dogter van wijlen Moses Zelig en Adel
Benjamins, gebooren te Bretzenin en woonagtig te Lochem
- Getuijgen - Ruesken Jacops - volgens certificaat der Burgers Representanten der stad Lochem, dat voor haar gecompareerd is Adel Benjamins, weduwe van Moses Zelig , dat zij als moeder volmaakt consenteerd in het huwlijks engagement van haar dogter Rachel Moses enz., was geteekend J.L.
Solner, secret. Lochem, den 25 april 1797
- 1e gebod - 7 maij
- 2e gebod - 14 maij
- 3e gebod - 21 maij
- Solemnisatie - den 3 junij door Simon Horn, Joode kopulier, in Gendringen woonagtig
Quod testor Jan Willem te Welscher, secretaris. Lichtenvoorde - Trouwboek van
huwelijkscommissarissen 1796-1802
1798 Mei 11 Lichtenvoorde Fam. Hulshof Kolkman
Te Lichtenvoorde trouwen Harmanus Hulshof en Aleida Kolkman
Zij zijn de overgrootouders van Johannes Bernardus Franciscus en Johanna Geertruide ten Bosch (probanten) van moeders kant
Compareerde voor Henricus Sterenborg en Arnoldus Balster, commissariën van huwlijks saaken 11.05.1798 - 11 maij
- Bruijdegom - HARMEN (Harmanus) HULSHOF, jongman, oud 34 jaaren, soon van Jan Hulshof en Leide Holkenborg, gebooren en woonagtig onder Ligtenvoorde
- Bruijd - AALTJEN (Aleida) KOLKMAN, oud 24 jaaren, jonge dogter van Derk Kolkman en Tönne Storkhorst, gebooren en woonagtig onder Ligtenvoorde
- Getuijgen - Jan Hulshof - Derk Kolkman
- 1e gebod - 13 maij
- 2e gebod - 20 maij
- 3e gebod - 27 maij
- Solemnisatie - den 1 junij door Willem Gertzen, pastor
Quod testor Jan Willem te Welscher, secretaris.
Lichtenvoorde - Trouwboek van huwelijkscommissarissen 1796-1802 Tijdvak 1796-1798
Huissen
Huissen 1798 Familie Jorissen Derkzen
Petronella Jorissen wordt te Huissen (Koninkrijk Pruisen) geboren
uit het huwelijk van Joannes Jorissen en Elisabeth Derkzen
Grootouders van Stephanus Henricus Iding (probant) vaders kant
Huissen Taufen 1660-1900
REC. 5856 - NAAM JORISSEN, Petronella –
GEB.1798 - PLAATS Huissen - OUDERS 5851 en 5852
Huissen Dominikaner klooster
DE GESCHIEDENIS VAN HUISSEN
De Vroege Middeleeuwen.
In tegenstelling tot de rest van de Betuwe heeft Huissen doorlopend bewoning gehouden vanaf de Romeinse Tijd. In een oude meander van de Rijn lag een groep boerenhoeven, ter hoogte van het huidige Kempke. In 814 wordt deze nederzetting onder de naam Hosenheim voor het eerst genoemd. In de tiende eeuw werden er twee versterkingen bij gebouwd: de Grote Toren, die eeuwenlang het silhouet van Huissen bepaalde en de Dannenberg, een tufstenen rechthoekige burcht.
1242-1368
In 1242 blijkt Huissen in het bezit te zijn van de graven van Kleef. Deze hieven een tol op de Rijn. Bij die tol werd een burcht gebouwd en al spoedig ontstond een handelsnederzetting. Graaf Dirk IX (1310- 1347) heeft die handelsnederzetting rond 1319 tot stad verheven. De stad werd voor een groot deel in de veertiende eeuw aangelegd. De huidige hoofdstraten in de kom van Huissen zijn toen ontstaan.
1368-1502
Van 1368-1371 behoorde Huissen korte tijd bij het hertogdom Gelre. In diezelfde tijd leefde er Gravin Mechteld van Kleef, die het als weduwegoed mocht gebruiken. Zij stierf in 1384 op de Huissense burcht. Vanaf dat moment was Huissen weer Kleefs. Het werd in de vijftiende eeuw vooral een militaire voorpost voor de graven (sinds 1417 hertogen) van Kleef in hun vele oorlogen met de hertogen van Gelre. De handel had van die oorlogen zeer te lijden. Belangrijke bron van inkomsten vormde in die dagen de kersenteelt.
1502-1609
Maar net bleef Huissen in 1502 voor Kleef behouden. Ruim een maand werd de stad belegerd door de troepen van hertog Karel van Gelre. Een Kleefs ontzettingsleger versloeg de Geldersen op 26 juni 1502. Dit feit wordt nog jaarlijks herdacht! In de zestiende eeuw werd Huissen betrokken in de strijd om de Nederlandse onafhankelijkheid. Nederlandse en Spaanse troepen gebruikten de Betuwe vanaf 1568 regelmatig als gevechtsterrein. De zwakke hertogen van Kleef konden Huissen daarbij niet beschermen.
1609-1701
In 1609 stierf de laatste hertog van Kleef. Na een korte periode van onzekerheid kwam het land van Kleef en dus ook Huissen in het bezit van de keurvorst van Brandenburg. Vanaf dat ogenblik zetelden de landsheren van Huissen in Berlijn! Toch probeerde keurvorst Friedrich Wilhelm greep te krijgen op de gang van zaken in de steden. De stad Huissen kreeg een protestant stadsbestuur, terwijl de bevolking merendeels katholiek bleef. Met het St.-Elisabethsconvent (zustersklooster) als centrum werd Huissen belangrijk als vrijplaats voor de katholieken in Gelderland.
1701-1795
In 1701 verkreeg de keurvorst van Brandenburg het recht zich koning in Pruisen te noemen. Daarmee hoorde Huissen tot dat koninkrijk. De koningen streefden ernaar om hun land economisch af te schermen. Voor de enclave Huissen was dat een ramp. De plaats verarmde snel. Het enige produkt, dat op grote schaal kon worden verbouwd was tabak. Verder moest de bevolking ookhoge lasten opbrengen voor de vele oorlogen van koning Frederik II de Grote. De stad zelf verviel tot een bedenkelijk niveau.
1795-1816
Vanaf 1795 werd gesproken over de overdracht van Huissen aan Nederland.
Dat leidde tot een groot aantal wisselingen van soevereiniteit:
Tot 1806: Koninkrijk Pruisen
1806-l808: Groothertogdom Berg
1808-1810: Koninkrijk Holland
1810-18l3: Keizerrijk Frankrijk
1813 (dec): Vorstendom der Nederlanden
1813-l816: Koninkrijk Pruisen
Vanaf 1816: Koninkrijk der Nederlanden
1890-1940
In de eerste decennia van de twintigste eeuw onderscheidde Huissen zich niet echt van andere Nederlandse gemeenten op het platteland. Er werden diverse ambachten uitgeoefend, zoals het mandenmaken. Vooral in de jaren twintig en dertig kwam er een steeds rijker verenigingsleven op. In 1923 was het tuinbouwgebied van Huissen zo sterk gegroeid, dat de aartsbisschop van Utrecht een tweede parochie instelde: die van de H. H. Martelaren van Gorcum in Huissen-Zand. Daardoor ontstond eigenlijk het afzonderlijke kerkdorp Huissen-Zand. Pastoor A.A. van Wijk bevorderde het onderscheid tussen Zanden Stad bijzonder. Zijn neef en tegenspeler in Huissen-Stad, pastoor Th. Van Wijk, deed daar zijn best om het parochieel leven te versterken. Het was voor Huissen echt “Het Rijke Roomsche Leven”!
Huissen Processie
1799 Mei 29 Familie Hulshof Kolkman
Lichtenvoorde Harreveld Zieuwent
Jan Berend Hulshof wordt geboren uit het huwelijk van de lanbouwer Harmanus Hulshof en Aleida Kolkman, overgrootouders van Johannes Bernardus Franciscus en Johanna Geertruide ten Bosch (probanten) van haar moeders kant.
R.-K. Statie HARREVELD - ZIEUWENT
Doopboek 1759-1811 (R.B.S. 1051)
29.05.1799 baptizatus est JOANNES BERNARDUS HULSHOFF
cujus parentes Hermanus Hulshof et Aleijda Kolkman
patrini Derk Hulshof et Hermina Kolkman
De naam Hullshoff werd hier met dubbel f geschreven.
1800 Januari 14. Fam. Isaäks (Izak) Moses
Te Lichtenvoorde wordt Mozes Symon Izak (later ten Bosch zie 24-12-1812) geboren uit het huwelijk van Symon Izak (Isaäks) en Rachel Moses, overgrootouders van Oma Iding en haar broer Johannes Bernardus Franciscus.
De eeuwwisseling
Boerderij bij Vorden
J.G.B. Tenkink, het prototype scholteboer kijkt toe hoe Tolkamp een borrel inschenkt
Rond de eeuwwisseling zal de macht van de adel grotendeels verdwenen zijn.
Er zullen andere afhankelijkheden voor in de plaats komen.
Van textielfabrikanten en andere baronnen en van de scholteboeren, de nieuwe grondbezitters die vooral in het gebied rond Winterswijk het talrijkst zijn en door hun bezittingen een voorname rol in het dagelijks leven van de buurtschappen spelen.
Een scholtedochter trouwt met een scholtezoon op straffe van onterving, want grond hoort bij grond en geld bij geld.
Gelderland
De pachter heeft verplichte “helpedage” waarop hij gehouden is boven de normale pachtgelden, de scholteboer te helpen in drukke tijden zoals bij de oogst. Als de bel op het dak van de scholteboerderij wordt geluid heeft de pachter maar te komen en moet zijn eigen oogst in de steek laten.
Als de weinig gemotiveerde pachters streken uithalen bij de oogst op het land van de scholteboer moeten zij leven met de angst dat de man met de “hoge hoed” (de deurwaarder) komt om de pacht los te zeggen en de boerderij per volgend jaar met St. Peter ontruimt moet worden.
Bij een bezoek van de scholteboer wordt de suikerpot (een luxeartikel) snel van tafel gehaald om te voorkomen dat er iets bij de pacht zal worden opgezet. Goede verhoudingen zijn er ook. Veel scholteboeren leven en laten leven en houden hun boerderijen in goede staat.
In 1810 volgt de inlijving van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk. Keizer Napoleon Bonaparte geeft opdracht tot invoering van de burgerlijke stand en het kadaster. Deze zijn na het vertrek van de Fransen - met kleine aanpassingen - blijven bestaan.
Strafrecht
Het Burgerlijk Wetboek voor het Koninkrijk Holland is slechts korte tijd van kracht geweest want in 1810 moet koning Lodewijk Napoleon op last van zijn keizerlijke broer het veld ruimen en wordt het land ingelijfd bij het Franse rijk.
Hierdoor wordt automatisch het Franse rechtssysteem van kracht zoals dat ligt vervat in de Code Civil (burgerlijk wetboek) en de Code Pénal (wetboek van strafrecht).
De Code Pénal is veel strenger dan het Burgerlijk Wetboek. Het aantal misdrijven waarop de doodstraf staat, is groter.
Het Franse systeem kent straffen als levenslange vrijheidsberoving in de vorm van deportatie en dwangarbeid.
Na het vertrek van de Fransen blijft de Code Pénal nog een tijdlang van kracht. Eerst in 1886 zal het Franse wetboek vervangen worden door een Wetboek van Strafrecht van eigen bodem.
1810
Levij Windmuller was 30 jaar voorzitter van de van de kille Hengelo, namelijk van 1810-1840.
Hij was geboren te Frankenberg aan de Eder (RAG, RBS, DTB Hengelo) , een klein stadje in het Keurvorstendom Hessen. In 1808 was hij getrouwd met de Harlingse Betje liefmans.
Levij ondertekende in 1813 een lijst met familie’s die tot de kille behoorden
1 Sander Philips (geb. 26 juni 1760) en zijn vrouw Lena Samuels (38 jr.) en hun kinderen Philip 10, Jacob 2 en Sara 12 jaar.
2 Jude Jacobs (geb. 31 maart 1776) en zijn vrouw Dina Levy Heilbron (29 jr.) met hun kinderen Simon 3, Joseph 1, en Judith 5jaar.
3 Levij Windmuller (geb. geb. 7 september 1777), zijn vrouw Betjen Liefmans en hun kinderen Joseph 3 en Judith 5 jaar.
4 Salomon Levi Marchant (geb. 15 januari 1779), zijn vrouw Betje Harz (24 jr.) en hun kinderen Samuel 2 jaar en Meijer 10 weken.
5 Victor Hanau (geb. 28 mei 1761), zijn vrouw Hanna (44 jr.) en hun kinderen Eddele 14, Abraham 12, Joseph 7, Eva 5 en Judith 4 jaar.
6 Joseph Meijer (geb. 19 januari 1761) en zijn vrouw Siela (54 jr.)
7 Aron Philip (geb. 6 mei 1779)
8 Elias Philip, 22 jaar.
De Synagoge
In Hengelo was al omstreeks 1790 een gedeelte van een huis door de joden gehuurd om gebruikt te worden als sjoel. In 1810 betaalde men daarvoor F 14 per jaar.
Die huur werd voor de helft opgebracht door joden uit Zelhem. Als chazzan was Naphtali Herz in dienst voor F 7 per jaar. Na de huiskamersjoel kwamen de joden vanaf 1822 bij elkaar in een klein schuurtje.
Kerkmeester was de 50 jarige Levij Windmuller, die twaalf jaar later subsidie kreeg van Rijksinstandties. In 1837 werd de kleine schuursynagoge in de Hofstraat geheel vernieuwd. De oude slager Levij Windmuller trok in 1844 met zijn vrouw en dochter Esther naar Vorden en begon op 67 jarige leeftijd nog een slagerij.
In 1875 werd een regelement door het kille bestuur opgesteld, ondertekend door Joseph Windmuller. De naam van de kille luidde toen officieel “Nederlands Israëlietische Bijkerk Hengelo in Gelderland”. zolang de kille minder dan 50 contribuerende leden had, zouden de drie bestuurders de bijkerk leiden.
Met Pesach verstrekte het bestuur paasbroden aan armen, zieke militairen en gevangenen. Zitplaatsen werden zoals overal gebruikelijk was, voor één jaar verhuurd. Armlastigen konden gratis onder in de sjoel trouwen.
1811 November 18
Volgens een decreet van Napoleon dat op 18 november 1811 in werking trad, moest iedereen een familie of achternaam laten registreren. In Doetinchem geschiedde dat op 30 oktober 1812
1812 December 24 Lichtenvoorde.
Op het Lichtenvoortse gemeentehuis leggen twee joodse familiehoofden en een vrijgezel verklaringen af omtrent het aannemen of behouden van hun familie en (of) voornamen. Koopman Symon Izak, grootvader van Oma Iding en haar broer Johannes Bernardus Franciscus ten Bosch, neemt bij deze gelegenheid de achternaam Ten Bosch aan, die ook overgaat op zijn twaalfjarige zoon Mozes Symon.
(RAG,BFA, inv.nr. 4696;1181-1184)
Koninkrijk 1814-1914
1815 Mei 5 Lichtenvoorde. Fam. Wieggers Spekschoor.
Antonij Wieggers landbouwer 40 jaar en geboren te Lichtenvoorde trouwt met Aaltjen Spekschoor 23 jaar, eveneens geboren te Lichtenvoorde.
Zij zijn de overgrootouders van Oma Iding en haar broer Johannes Bernardus Franciscus ten Bosch moeders kant.
De ouders van de bruidegom zijn Jan Hendrik Wieggers en Johanna Klein Tiller
Die van de bruid, Derk Jan Spekschoor en Hendrina Storkhost.
Genlias
Huwelijk Antonij Wieggers Aaltjen Spekschoor
Bron Burgerlijke stand - Huwelijk
Archieflocatie Gelders Archief
Algemeen Toegangnr: 0207
Inventarisnr: 3836
Gemeente: Lichtenvoorde
Soort akte: Huwelijksakte
Aktenummer: 12
Datum: 05-05-1815
Bruidegom Antonij Wieggers
Leeftijd: 40
Geboorteplaats: (Lichtenvoorde)
Bruid Aaltjen Spekschoor
Leeftijd: 23
Geboorteplaats: (Lichtenvoorde)
Vader bruidegom Jan Hendrik Wieggers
Moeder bruidegom Johanna Klein Tiller
Vader bruid Derk Jan Spekschoor
Moeder bruid Hendrina Storkhost
Nadere informatie beroep bg.: landbouwer
1816 Juni 1 Huissen. Huissen wordt Nederlands gebied.
1820 Een pluk hondenhaar.
In 1820 speelden twee rechtszaken waarbij de de joden Samuel Hertz de Winter en Levie Joseph Stern waren betrokken.
Koopman de Winter was namelijk op 30 augustus 1820 in zijn been gebeten door een “geelachtige’’ hond van Boer Frederik Groot Nibbelink, die in de buurt van Varsseveld woonde (zie kaart verderop).
De zonen van de boer hadden Samuel een lapje en een pluk hondenhaar gegeven om op de wond te leggen.
Dat nam niet weg dat Samuel zich moest laten behandelen door chirurgijn Johannes Welbrink te Ulft.
Vrederechter Constant Sigismund Willem Jacob van Nagell veroordeelde boer Groot Nibbelink tot een boete van f 2,37 omdat hij zijn hofhond had laten loslopen.
Bovendien moest de boer Samuel nog eens f 25,- smartengeld betalen en
f 20,44 voor ongemak en gemaakte onkosten betalen.
1614 Blad uit: Boecxken, genaemt Sinnepoppen van Roemer Visscher.
Lof Meulenaers acker / by Heeren poppegoedt*
Men mach den Diamant prysen om datse van de Heeren panlickers
(tafelschuimer bij Yorsten en voorname personen.) hoogh gheacht
wordt, als een dingh dat raer is, soo zy quaecken, 'twelck na haer oude
gewoonte onwaerachtigh is: want daer gheschiedt qualijck een
houwelijck, of de Bruyt moet een Diamant ontfanghen van haren
Bruydegom, tot een teecken van bestandighe trouwe, die met ghifte in
de plaetse van liefde gheknoopt wordt: soo datter meer Diamanten in
't landt zijn, dan Meulensteenen: Sulcx* dat men sustineren mach, dat
een Meulensteen (boven den dienste die de Ghemeente daer af
gheschiedt) veel raerder is, als een Diamant. Ende: Gheen dingh en is
prijselijck / dan dat nut is.
* (Lof zij de akker (d.i. de molensteen) van de rnolenaar vergeleken bij de edele gesteenten van de heeren.)
* (in die mate, zozeer dat.)
"Ik zal wal is zeen"
“Ik zal wal is zeen”, “dat zal ik wal is ne kaere doon”, “Menaer kon wal is geliek hebben”. De achterhoeker heeft een bepaalde opvatting van beleefdheid. Het is niet beleefd en verstandig om iemand tegen te spreken.
Zeker niet als het mensen zijn, die je niet kent. Dat doe je gewoon niet, zegt de boerenvoorzichtigheid.
Een voorzichtigheid die voortvloeit uit het heilig respect voor de “heren” die het voor het zeggen hebben.
“Jao jao” kan gewoon “nae”betekenen. Met “wi-j zölt wal zeen” worden zaken op de lange baan geschoven.
En “dat kon wal is waor wezzen” klinkt ook niet erg overtuigend. Maar is het werkelijk ja, dan komt het ook voor elkaar.
Men houdt de vuile was het liefst binnenshuis en heeft een afwerende houding ten opzichte van wat als vreemd wordt beschouwd.
Zo ook in de buurtschappen dezelfde houding tegenover alles wat van over de IJssel komt. “Dee bunt zo rap met de mond” of “Hee kump neet van hier”. Bij getrouwden loopt vaak de man drie passen vooruit en is aan de vrouw de tweede partij toegedacht, “waor boksen (broeken) bunt, geldt gin rökke” luidt het spreekwoord.
Er zijn veel gedwongen huwlijken, wat niet wordt toegejuigd maar die zonder al te veel woorden worden afgedaan als een menselijk gebeuren.
Behalve verstandshuwelijken die gesloten worden op het principe geld hoort bij geld en grond bij grond, geldt de ongeschreven wet dat je een meisje in verwachting niet laat zitten.
Dat zal de omgeving niet zo gemakkelijk accepteren. De betreffende jongeman kan het dan erg moeilijk krijgen in zijn buurt.
Komt het kind binnen korte tijd na het huwelijk dan heet het een “veurgekienden” zoals voorgekiemde aardappelen ook eerder opkomen.
Niettemin zijn veel huwlijken standvastig in een kalme tevredenheid met elkaar.
Zo gaat er het verhaal van de vrouw die boter karnde terwijl haar man op sterven lag. Toen ze de boter “groot” had, ging ze er mee naar haar man en vroeg: “Jan, wat ducht ow, he’w zo genog veur de grove?”. (begrafenis)