De collectie Arbeidsinspectie is ontstaan tijdens diverse onderzoeken naar de arbeidsomstandigheden in verschillende bedrijven aan het begin van de twintigste eeuw. De collectie Arbeidsinspectie bevat ongeveer 5000 fotos uit de periode 1900 tot 1955. De collectie bevat naast veel fotos van machines ook mooie tijdsbeelden van niet meer bestaande industrietakken. Inspecteurs van de Arbeidsinspectie maakten gebruik van fotografie om arbeidsomstandigheden en eventuele misstanden in bedrijven vast te leggen en konden met hun fotos hun rapporten kracht bijzetten met als doel de arbeidsomstandigheden te verbeteren. De fotos hebben een voorlichtende en educatieve functie en werden daarnaast ook gebruikt als bewijsmateriaal bij overtredingen.
VOORWOORD.
De Commissie van Enquête naar de Huisindustrie in Nederland heeft, in overleg met het Bureau, gemeend naar aanleiding van de Opening der Tentoonstelling van Huisindustrie eenige gegevens te moeten publiceeren, die als voorloopige resultaten der enquête zijn te beschouwen. In deze korte rapporten worden een vijftigtal takken van huisindustrie in ons land behandeld. Daarmee wordt geenszins het algemeene rapport, dat echter op zijn vroegst in den loop van het jaar 1910 zal kunnen verschijnen, overbodig gemaakt. Het hierachter afgedrukte bedoeld slechts een zeer algemeen beeld van de betreffende industrieën te geven en put in geenen deele het rijke materiaal uit, dat de Enquête-Commissie tot haar beschikking heeft. Ook worden in deze rapporten niet alle branches van huisindustrie behandeld, daar de Enquête-Commissie nog niet met haar onderzoek over geheel Nederland gereed is. Naar schatting is eerst de helft der huisarbeiders bezocht, zoodat het ontbreken van veleen soms belangrijke takken van huisindustrie hier niet behoeft te verwonderen.
Bij het verschijnen van dit werk moet nog dank betuigd worden aan de velen, die bij de samenstelling ervan behulpzaam zijn geweest, met name aan den heer J. G. VAN DILLEN, docts. i d Stw., te Amsterdam.
Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 1.
Het vervaardigen van meubelen te Amsterdam.
Aantal: Ongeveer 160 thuiswerkende meubelmakers, die voor een groot deel in de Jordaan wonen, werden bezocht. Onder dit getal zijn ook 27 houtdraaiers begrepen, die in een eenigzins afwijkende positie verkeeren, evenals de huisarbeiders, die zich vooral met houtsnijwerk en het beeldhouwen van meubelen bezighouden.
Onder de eigenlijke meubelmakers vindt men een aantal, die allerlei meubelen maken, maar daarnaast bestaat in dit vak een vrij groote specialisatie, zoodat men afzonderlijke stoelenmakers, tafelmakers, kastenmakers en witwerkers onderscheidt. Ook het restaureeren en vervaardigen van antieke meubelen is een afzonderlijk vak.
Bedrijfsvorm: Deze meubelmakers staan op de grens tusschen huisindustrie en kleinindustrie. Zij onderscheiden zich van de gewone huisindustrieele arbeiders hierin, dat zij niet in vasten dienst van een patroon staan, maar hetzij werk aannemen hetzij op eigen risico meubelen vervaardigen en deze dan bij grossiers en winkeliers trachten te slijten.
Meestal koopen zij zelf het benoodigde hout in. Soms werken zij ook wel voor paticulieren. Vooral als zoo'n meubelmaker met een of meer knechts werkt, nadert hij zeer sterk het zelfstandige baasje. Echter staan de meesten in zóó groote afhankelijkheid van de grossiers, winkeliers en fabrikanten, voor wie zij werken, en vertoont hun toestand een zóó groote gelijkenis met dien der eigenlijke huisindustrieelen, dat men hen bij een beschrijving van de huisindustrie niet over het hoofd mag zien. De houtdraaiers en houtsnijders werken gewoonlijk voor de meubelmakers.
Arbeidsduur: Het voornaamste kenmerk van den arbeidsduur dezer meubelmakers is de groote ongeregeldheid; als zij werk hebben, werken zij lang, maar zeer dikwijls hebben zij gebrek aan arbeid. Dit is het gevolg van den achteruitgang van hun toestand in de laatste jaren en van de groote concurrentie, die in hun vak heerscht. In zeer vele gevallen bedraagt de gemiddelde arbeidsduur per week ongeveer 60 uur; door sommigen wordt echter 70 a 100 uur per week gewerkt, terwijl verscheidene meubelmakers door gebrek aan werk gemiddeld slechts 30 a 40 uur per week arbeiden. Als er werk is, worden vaak lange dagen gemaakt en komt ook Zondagsarbeid en nachtarbeid voor; vooral in de nacht van Vrijdag op Zaterdag wordt soms zeer laat gewerkt. Met inleveren en houtkoopen gaan nog ? uur per week verloren.
Loon: De loonen zijn buitengewoon laag. Van ongeveer 55% varieert het gemiddelde weekloon (het netto inkomen) van f 5 tot f 10.50, terwijl van 70% het loon f 12 of minder bedraagt.
Heel dikwijls komt een weekloon voor van f 7 a f 8, een bedrag, dat in verband met het dure Amsterdamsche leven, zeker zeer laag mag genoemd worden. Ongeveer 30 % verdient meer dan f 12 per week.
Door het geringe aantal uren, dat gemiddeld per week gewerkt wordt, is het uurloon hooger dan men zou verwachten. Toch blijft het meestal ver beneden het gemiddelde uurloon van 24 cent, dat op de meubelfabrieken te Amsterdam betaald wordt. Voor de thuiswerkers varieert het uurloon gewoonlijk tusschen 14 en 22 cent, soms echter is het hooger, soms lager.
Woning: De woningen zijn gewoonlijk niet slecht; steeds is er een afzonderlijke werkplaats, die dikwijls vrij goed is, maar ook in verscheidene gevallen niet aan redelijke eischen voldoet. Dikwijls wordt een zolder als werkplaats gebruikt en in verscheidene gevallen een onbewoonbaar verklaarde woning.
Vrij algemeen zijn deze meubelmakers lid van ziekenfonds maar bijna nooit van een vakvereeniging.
Het klompenmaken te Best en omstreken.
Aantal: 30 huisindustrieele klompenmakers werden in deze streken bezocht. Zij beschikken zonder uitzondering over een stukje land, soms over een vrij groot stuk van 100 a 175 roe.
Verhouding tot den werkgever: Zij werken uitsluitend thuis, direct voor den werkgever.
Arbeidstijd: De meesten werken 10 of 11 uur per dag, slechts enkelen langer of korter.
Loon: De meeste klompenmakers werken met een huisgenoot of knecht. Zij verdienen gewoonlijk van f? tot f 13 per week, maar de klompenmakers, die met een vreemden knecht werken, moeten daarvan nog f 5 a f 6 loon betalen. De enkele klompenmakers, die geheel alleen werken, verdienen slechts f 6 a f 7 per week.
Voorts zijn er nog enkele klompenschrabbers, die met een werktijd van 9 a 10 uur per dag slechts f 2 en f 2.50 per week verdienen.
Woning: De woning bevat meestal 3, soms echter 2 vertrekken. Van een afzonderlijk werkvertrek wordt slechts zelden melding gemaakt.
Roopdraaien te Den lip.
Aard van het bedrijf: Een zeer eigenaardige, doch uitstervende huisindustrie wordt nog gevonden te Den lip. Het is het z.g. roopdraaien.
Roop wordt gebruikt om het riet te bevestigen op molens en boerenhuizen en wordt vervaardigd van biezen. Deze biezen worden met de hand stevig in elkaar gedraaid op dezelfde wijze als touw gedraaid wordt. Wanneer door steeds nieuwe biezen te nemen, een lang eind verkregen is, wordt dit 50 maal om een gewone plank gewonden. Deze 50 windingen worden vastgebonden tot een bos. Vier bossen vormen een z.g. bond. Hiernaar wordt de stukprijs bepaald. Een bond wordt betaald met f ? Het werk is hoofdzakelijk vrouwenarbeid.
Een gewone roopdraaister vervaardigd 1 bond in 2 uur. Nooit is er echter dagen achtereen werk. Er is slechts één patroon die het doet vervaardigen en deze laat slechts dan werken als zijn voorraad bijna ten einde raakt.
Het draaien wordt in de huiskamer gedaan. Vele vrouwen willen het echter niet meer in huis hebben.
Het maken van stalen en sneuen te Maassluis.
Techniek: Stalen zijn gedraaide einden touw, die op de loggers, die ter haringvangst uitgaan, gebruikt worden om de hoeken aan de lijn te bevestigen.
Sneuen zijn dunnere en langere einden touw ; deze worden bij de beugelvisscherij gebruikt.
Het maken van stalen en sneuen is vrij licht werk en geschiedt met behulp van een wiel.
Bijverdienste: Dit bedrijf is meestal een bijverdienste en brengt een paar guldens in de week op. Maar voor enkele ouden van dagen is het vaak de voornaamste bron van inkomsten. Het maken van sneuen geschiedt dikwijls door de visschers in den tijd (December tot Juni), dat zij geen werk hebben.
Verhouding tot den werkgever: Deze huisarbeiders staan soms in dienst van een touwslagerij, die hun het touw levert. Het gebeurt echter ook wel, dat zij de stalen en sneuen direct aan de reeders leveren; hun verdienste is dan grooter, maar zij moeten dan, als ze een bestelling krijgen, dikwijls in korten tijd een massa afleveren, zoodat ze dan vaak 's nachts doorwerken.
Loon: Door den touwslager wordt voor 100 stalen 5 cent betaald. Een laag loon; immers het maken van 100 stalen kost ongeveer ? uur arbeid.
Zij, die direct voor de reeders werken, verdienen meer. Hun verdienste (dus na aftrek der kosten) bedraagt ongeveer f ? per 1000 stuks.
Het maken van sneuen (meestal direct voor de reeders) levert een verdienste van ±90 cent per 1000 stuks op. Een visscher, die 's winters den heelen dag, ± 15 uur werkte, verdiende met dit sneuenmaken f 3.50 per week.
Arbeidsduur: Hierover zijn weinig gegevens aanwezig. Door sommigen wordt den heelen dag van 's morgens vroeg tot 's avonds laat gewerkt, door anderen slechts een paar uur. Zooals gezegd, komt soms ook nachtarbeid voor.
Kinderarbeid: Het is een werk, dat gemakkelijk door kinderen kan worden gedaan. Kinderarbeid komt dan ook veel voor. Soms werken kinderen van 6 en 7 jaar al mee.
De stoelenindustrie te Noordwolde (Fr.)
Omvang: De stoelenindustrie te Noordwolde, Vledder en Beuil, het vervaardigen van wilgenhouten tuinstoelen, is in het jaar 1872 in het leven geroepen door den toenmaligen Noordwolder predikant Van der Tuuk en is uit de manden-vlechterij voortgekomen. Ze wordt deels in huisindustrie, deels in werkplaats gedreven door een twintigtal ondernemingen van grooter of kleiner omvang, die een 300 werklieden omvatten; daarvan is het aantal thuiswerkers ongeveer 80. Van hen zijn 70 stoelenmakers en 10 ruggenvlechtsters en roopdraaiers.
Organisatie: De meest gebruikelijke vorm van huisindustrie is het z.g. koopsysteem: de arbeiders koopen bij den patroon de grondstoffen en verkoopen aan hem de afgewerkte stoelen. Een klein deel werkt volgens het z.g. loonsysteem: de patroon verschaft hun de grondstoffen en betaalt voor de afgewerkte stoelen het standaardloon, dat voor de fabrieksarbeiders geldt en dat onlangs bij de regeling van het arbeidskontrakt opnieuw is vastgesteld. Zij, die volgens het koopsysteem werken, klagen algemeen dat ze niet uitkomen, d. w. z. door de duurte der grondstoffen het standaardloon niet kunnen verdienen.
Het uurloon varieert, al naar de werkvaardigheid van den arbeider, van 11 tot 15 cent, zoodat bij een gemiddelden arbeidstijd van 65 uur per week (Zaterdagmiddags worden geen stoelen gemaakt en ook op andere dagen kost hun land en vee hun, al naar den tijd van het jaar en de weersgesteldheid, eenigen tijd), ongeveer 9 gulden kan worden verdiend.
Vrouwen- en kinderarbeid: Er zijn 17 kinderen beneden 16 jaar in het bedrijf in huisindustrie werkzaam; ze maken meest het onderstel van den stoel of kinderstoeltjes en werken ongeveer even lang als de volwassenen. Vrouwenarbeid komt alleen bij het ruggenvlechten voor, maar dit wordt langzaam verdrongen door het steeds toenemend gebruik der z.g. Japansche matjes.
Woningtoestanden: De woning- en gezondheidstoestanden zijn bij de stoelenmakers veel gunstiger dan bij de mandjesvlechters; bijna allen hebben een afzonderlijk werkvertrek en sommigen 2 of 3-kamerwoningen. Degenen, die lid der vakvereeniging zijnen dat is ongeveer 60% der mannelijke thuisarbeiders boven 16 jaargenieten bij ziekte een wekelijksche ondersteuning van f 2.50.
Gedwongen winkelnering: Evenals de mandenvlechters zuchten ook de stoelenmakers onder de winkelnering al is de dwang dan ook niet zoo direkt: als bij genen, ze bestaat toch indirekt. Op 2 na hebben alle patroons, die thuiswerkers hebben, een winkel, waar allen zich vrijwel verplicht voelen te koopen, daar anders bij slapte ontslag pleegt te volgen. Bij sommigen betalen zij koffie 10%? (,suiker 20% en zeep 10 a 20% duurder dan in de vrije winkels te Noordwolde.
Dit en de omstandigheid, dat zij dikwijls grondstoffen te duur moeten betalen, zijn de bezwarendste toestanden, die op de huisindustrie in dit bedrijf drukken; de winkelnering drukt de geheele industrie. In andere opzichten is de toestand der huisarbeiders lang niet zoo ongunstig als meestal in de huisindustrie voorkomt. Behalve de iets geringere verdiensten is hun toestand in veel opzichten beter in ieder geval niet slechter dan die van de fabrieksarbeiders. Ten opzichte van andere huisindustrieele arbeiders hebben ze dit groote voordeel, dat de industrie een plattelandsche is; bijna allen hebben schapen of geiten of één of zelfs meer koeien en evenzoo een grooter of kleiner stuk land; door de opbrengst hiervan worden hun inkomsten vermeerderd en wordt hun leven minder eentonig gemaakt.
Uitvoer: Ten slotte zij opgemerkt, dat jaarlijks ongeveer 350,000 stoelen worden uitgevoerd uit Noordwolde. Venters, die op de Belgisch-Fransche grens wonen, in Rousselare en Dixmuiden, koopen ze op en trekken dan op wagens heel Frankrijk tot de Pvreneeën door om ze te slijten. In de laatste jaren worden ze ook afgezet in Italië en Engeland.
De mandenindustrie te Noordwolde (Fr.)
Organisatie: Het vervaardigen van mandjes geschiedt alleen in huisindustrie en is naar de grondstof in 2 verschillende deelen te onderscheiden: de teenen of twijgmandjes en de z.g. sportmandjes. De eersten worden door een groot deel van de Noordwolder bevolking alleen 's winters gemaakt en is dan voor hun het eenige bestaansmiddel; het laatste geschiedt gedurende het geheele jaar door vrouwen en meisjes en is meer een bijverdienste.
In het voorjaar gaan de mannen, die s winters twijgmandjes hebben gevlochten, overal heen om te werken als maaiers, zandgravers enz. Daardoor is het geheele aantal arbeiders, dat in deze industrie werkzaam bij uitstek lastig te bepalen.
Loon: Het loon, dat met het vlechten der mandjes verdiend wordt, bedraagt voor de teenen mandjes ongeveer per uur 5 cent, zoodat bij een gemiddelden werktijd van 70 uur per week ongeveer f 3.50 verdiend wordt. Arbeid van kinderen, beneden den leeftijd van 12 jaar komt bijna niet voor; boven dien leeftijd helpen zij hun ouders door het maken van bodems en het afknippen der randen; zelfstandige verdienste kan men aan de meesten niet toerekenen.
De mandenvlechters en vlechtsters behooren tot het armste deel der Noordwolder bevolking; hoewel bijna allen in het bezit van een stukje land (met of zonder hypotheek) laten de woningtoestanden nog veel te wenschen over. Verreweg het grootste deel leeft in éénkamerwoningen, terwijl een deel der huizen nog van riet en hout gebouwd is. Hun gezondheidstoestand is dan ook niet in alle opzichten bevredigend; het vlechten der mandjes is op zichzelf geen ongezond werk, maar des te meer is dit het koken en schillen van de twijg, dat een buitengewoon vieze lucht en damp verspreidt en meestal in dezelfde kamer wordt gedaan waarin ze huizen en slapen: slechts enkele doen het daarbuiten.
Vakvereeniging. Een vakvereeniging of ziekenfonds bestaat er onder hen niet, zoodat ze bij ziekte geen ondersteuning genieten.
Gedwongen winkelnering. Ten slotte de gedwongen winkelnering. Hoewel sinds 1 Februari 1909 wettelijk verboden, bestaat te Noordwolde nog de gedwongen winkelnering; deze, gevoegd bij het z.g. touwgeld, een korting van 10% door de meeste patroon-winkeliers in rekening gebracht, doet de schamele verdiensten tot het minimum dalen. Terwijl uitsluitend winkeliers de mandjes koopen, zijn de arbeiders verplicht bij hen te winkelen.
Geld wordt hun voor hun arbeid nooit betaald; met de mandjes betalen ze het over de afgeloopen week verbruikte en zelfs wanneer dat minder is dan de waarde der ingeleverde mandjes, wordt hun dat niet uitbetaald, maar als tegoed geboekt.
Uit de opgaven der arbeiders blijkt, dat voor koffie bij sommige winkeliers 10 % voor zeep 20 % en voor suiker bij sommigen ? % meer wordt betaald, dan in devrije winkels te Koordwolde.
Toekomst: In de Rijksrietvlechtschool wordt thans een geslacht opgekweekt, dat de oude mandenvlechterij in nieuwe meer kunstindustrieele banen kan leiden. In deze richting ligt onweersprekelijk de toekomst der manden vlechterij.
Het vervaardigen van stroohulzen te Oisterwijk en te Leende (N.B.)
Aantal: Hier werden 15 gezinnen bezocht, die zich bezig houden met het maken van stroohulzen voor flesschen enz.
Door middel van een ijzeren plaat wordt het stroo dubbel geslagen, waarna het met de machine gestikt wordt. Ten slotte wordt de huls gebonden.
Bijverdienste: Dit werk is een bijverdienste; het geschiedt meestal door vrouwen en kinderen, soms echter ook door mannen. De man is vaak schoenmaker (loon f 6 a f 7 per week). Deze gezinnen beschikken steeds over een stukje land.
Kinderarbeid: Een twaalftal kinderen beneden 14 jaar werken mee, waaronder kinderen van 8 en 9 jaar. Het aantal is misschien wel grooter.
Arbeidstijd: De arbeidstijd is zeer verschillend; meestal 7 a 14 uur per dag, soms echter maar 4 a 5 uur. De schoolgaande kinderen werken 4 uur per dag.
Loon: Voor het maken van 1000 stroohulzen wordt 90 cent betaald. Sommigen houden zich alleen met het binden bezig, waarvoor 40 cent per 1000 betaald wordt. Het uurloon varieert van 2, tot 5 cent.
Per week wordt door een gezin met dit werk meestal f 2 a f 3 verdiend.
Woning: De woning bevat meestal 2, soms 3 kamers. Slechts in een paar gevallen is er een werkschuur, meestal geschiedt het werk in het woonvertrek, dat dikwijls ook keuken en slaapkamer is.
Het reepschrabben te Oss (N.B.)
Techniek: Het reepschrabben is het van de schors ontdoen van dunne takken.
Aantal: Het reepschrabben geschiedt te Oss door ruim 30 vrouwen, die echter meestal door gezinsleden worden geholpen.
Kinderarbeid: In dit bedrijf bestaat zeer veel kinderarbeid. Er werden 28 kinderen beneden 14 jaar opgegeven, waaronder kinderen van 9, 8 e n 7 jaar. Deze kinderen werken na schooltijd, dikwijls 4 uur per dag.
Bijverdienste: Het reepschrabben is bijna steeds een bijverdienste. De man is soms hoepelmaker of los arbeider of klompenmaker; het meeste verdienen zij, die op een boterfabriek werken. Bijna steeds beschikken deze gezinnen over een stukje land. Het reepschrabben geschiedt alleen 's winters.
Arbeidsduur: De arbeidstijd van 15 dezer vrouwen is 4 a 6 uur per dag en van 9; 8 a 10 uur; enkele vrouwen werken echter langer dan 10 en enkele korter dan 4 uur.
Loon: Het stukloon bedraagt voor de verschillende soorten resp. 8, 12 en 14 cent per bos. Het uurloon is ten hoogste 3 ½ cent.
Het weekloon varieert natuurlijk zeer naar gelang er meer of minder door gezinsleden wordt meegewerkt en in verband met het verschil in werktijd. Een vrouw, die zonder hulp werkt, verdient met een arbeidstijd van ? uur per dag f 1.25 per week. Een andere vrouw, die 8 uur per dag werkt f 1.75 per week. Vaak verdienen zij, met hulp van gezinsleden, f 1.50 a f 2 per wreek, maar soms ook minder; een enkele bereikt met veel hulp een loon van f 3, f 5 of f 6 per week.
Woning: Steeds bevat de woning twee vertrekken, en bijna altijd wordt in het werkvertrek tevens gewoond, gekookt en geslapen.
Het vervaardigen van matten in het Noorden van Overijsel.
Aantal: Volgens een schatting in de Verslagen van de arbeidsinspectie, waaruit voor het volgende een en ander is overgenomen, zijn in de mattenindustrie in Overijsel ongeveer 1800 personen werkzaam. Vooral in de gemeenten Genemuiden, Hasselt, Wilsum en Grafhorst wonen zeer vele matters.
Techniek: De grondstoffen voor het maken van vloermatten zijn bies en rusch. Het snijden en bewerken van biezen en russchen wordt meestal des zomers door de matters gedaan. Het biezensnijden, waarbij men 8 a 9 uur per dag in het water staat, is een zwaar en ongezond werk.
De rolmatten worden geweven met behulp van een matten-raam, waarop een aantal draden van dun touw gespannen zijn, tusschen welke de biezen of russchen gevlochten worden.
Bedrijfsvorm: In de tweede helft der 18 de eeuw is de bedrijfsvorm der mattenindustrie zeer veranderd. Het is tegenwoordig niet meer een zuivere huisindustrie. Dat is ten deele het gevolg van een nieuwere wijze van verpachting der biesvelden, namelijk een verpachting in kleine perceelen met betaling eerst na maanden. Nu kan elk arbeider zich het noodige bies aanschaffen. Dientengevolge zijn de groote mattersbazen, die vele huisarbeiders in dienst hadden, voor een groot deel verdwenen en werken de matters voor eigen rekening. In plaats van de afhankelijkheid van de mattersbazen is nu een groote afhankelijkheid der matters van de opkoopers-handelaars getreden. Wel is het loon der eigenwerkers iets hooger, maar zij moeten nu het risico dragen van den biezenoogst en van de prijswisseling der matten. Echter komt ook nog wel het matten voor rekening van een patroon voor.
Arbeidsduur: De werktijd der matters is zeer lang.
Velen beginnen reeds om 4 a 6 uur 's morgens en werken dan tot 's avonds door.
Loon: Het weekloon van een matter, die voor een ander werkt, bedraagt ongeveer f 3 voor een biezenmatter en f 2 voor een russchenmatter. Voor eigenwerkers zijn deze cijfers ongeveer f 4 en f 2.80. Wel ontvangen de eigenwerkers wekelijks veel meer, maar daarvan moet worden afgetrokken het bedrag van de pachtsom van het bies en van het loon voor het biezensnijden.
Terwijl het uurloon der loonarbeiders 4 a 4,1 cent bedraagt, is dit cijfer voor de eigenwerkers 5 a 5,1 cent.
Kinderarbeid: Doordat het maken van kleine matten veel minder loonend is geworden, is de kinder-exploitatie veel geringer dan vroeger. Toch werken nog ongeveer 200 kinderen mee.
Andere inkomsten: Het mattenvlechten geschiedt alleen des winters en is dan voor de meeste gezinnen de eenige bron van inkomsten. Wel vindt men onder de matters enkele kleine boertjes, maar meestal zijn het losse arbeiders, die 's winters geen werk hebben. Des zomers verhuren zij zich bij een boer voor ongeveer f 6 per week; alleen in den hooitijd en in den tijd van het biezen snijden verdienen zij veel meer.
Gezondheid: De heer Meijers heeft aangetoond, dat de sterfte aan tuberculose in de mattersgemeenten meer dan tweemaal zoo hoog is als de gemiddelde sterfte aan deze ziekte in Nederland.
In het naburige Zwartsluis, waar grootere welvaart heerscht en dus niet gemat wordt, is het tuberculose-sterftecijfer slechts 1/3 van het cijfer voor Genemuiden. Dit is waarschijnlijk niet een gevolg van het mattersbedrijf zelf, maar van de armoede, de ondervoeding en de slechte woningtoestanden. De woning bevat meestal slechts één klein vertrek.
Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 2.
Het stoelenmattersbedrijf te Utrecht.
Aantal: Ongeveer 15 gezinnen, die zich met rietvlechtwerk voor stoelzittingen en ruggen bezighouden, werden door ons bezocht.
Zij werken voor eenige stoelenfabrikanten. De werkgever levert het riet.
Arbeid van schoolgaande kinderen komt in dit bedrijf nog al eens voor.
Arbeidsduur: De werktijden zijn zeer verschillend. Dikwijls wordt 10 a 12 uur per dag gemat.
Het stoelenmatten wordt meestal voornamelijk door de vrouw of door een volwassen zoon of dochter gedaan, die dan des avonds door den man of den vader geholpen worden.
Loon: Per stoelzitting wordt 10 a 13 cent betaald en voor een stoelrug 6 a 10 cent.
Als arbeidstijd voor het vlechten van een zitting wordt vaak 3 a 4 uur opgegeven en voor het vlechten van een rug 2 a 3 uur,
Het uurloon varieert van 2 tot 6 cent.
Het weekloon is meestal f 2,50 a f 4, maar in enkele gevallen f 5 a f 6.
Bijverdienste: Behalve in een paar gevallen is het stoelenmatten steeds een bijverdienste. De algemeene toestand dezer gezinnen is dan ook niet slecht.
Woning: De woning bevat meestal 2 kamers en een zolder. Het matten geschiedt steeds in de woonkamer, die dikwijls tevens slaapkamer is.
Ijzerindustrie te Nieuwkoop.
Omvang: Een dertigtal smederijen bevinden zich in dit afgelegen dorp, wier eigenaars, meest bijgestaan door eigen kinderen of familieleden, hard mede werken om den kost te verdienen. Enkele grootere bazen houden er vreemd personeel op na.
Organisatie: De smeden bezitten een zekere zelfstandigheid, zoodat de aard van hun bedrijf hierdoor eenigszins afwijkt van dien in andere huisindustrieën. Alle produkten worden op bestelling gemaakt en geleverd aan groote en kleine afnemers. Enkelen zelfs venten hun waren langs de winkels uit.
Arbeidstijd: Deze bedraagt gemiddeld 70 a 72 uur per week, als volgt verdeeld : 's Maandags van 6 tot 8, Dinsdags tot Vrijdag; van 5 tot 8 en Zaterdags van 5 tot 2 of 3 uur in den namiddag. Hier en daar eindigt de werktijd des Zaterdags reeds om 12 uur. Per dag houdt men 2 uur schafttijd.
Loon: De prijzen van het werk zijn laag en de loonen, die aan de helpers werden betaald, eveneens.
Installatie: De inrichting der smederijen is zeer primitief en geheel ingericht voor het maken van vuurwerk. Bankwerk bepaalt zich tot grof werk, plaatwerk komt nergens voor. Boormachines zijn meestal niet aanwezig.
Producten: Deze allen kleinwerk bestaan uit gereedschappen voor het landbouwbedrijf, klein smeedwerk, benoodigd voor het bouwen van huizen en schepen en verder artikelen voor verschillende doeleinden.
Concurrentie: De. Nieuwkoopsche huisarbeiders voeren een sterken strijd tegen de concurrentie uit het buitenland. Te Nieuwkoop zelf is één smid reeds begonnen zich toe te leggen op het machinaal vervaardigen van enkele voorwerpen.
Goud en Zilverindustrie te Schoonhoven.
Karakter: Men kan in dit bedrijf niet spreken van huisindustrie in den gewonen zin des woords. Het is oppervlakkig gezien een kleinbedrijf met zelfstandige patroons, werkend voor iedereen, die bij hun een of ander bestelt. Inderdaad echter zijn het grootste deel dezer zelfstandigen afhankelijk van enkele grossiers in gouden en zilveren werken. Afhankelijk zóó sterk, dat vaak eerst materiaal moet verschaft worden, vóór de gegeven bestelling kan worden uitgevoerd. Zeer zeker heeft men in zoo'n geval met gewone huisindustrie te doen, immers het kenmerkende karakter: het afwentelen van de bedrijfsrisico op de schouders van den arbeider, is hier aanwezig. En ook den meer zelfstandigen wordt op alle mogelijke wijzen met prijsbepalingen, lang op afrekening laten wachten, ongeregeld bestellen enz., duidelijk gemaakt, dat hun onafhankelijkheid meer fictief dan werkelijk is.
Techniek: Na smelting van het materiaal, zilver met rood koper, of goud met zilver en koper wordt het tot platen of draad gegoten. Daarna geplet en dan verwerkt tot draadwerk (Zeeuwsche branche in 't zilver, parures, enz. van cantille in 't goud) of tot glad- of plaatwerk (imitatieantiek, lepelwerk, flacons, monteering van glaswerk, lijfsieraden enz. in 't zilver, lijfsieraden in 't goud). Niet zooals in groote bedrijven, waarvan men er in Schoonhoven ook enkele aantreft, is de arbeidsverdeeling zeer doorgevoerd, maar ieder werkman maakt vrijwel zijn artikel kant en klaar. In den laatsten tijd wordt veel direct werkbaar zilver verkocht, dat veel arbeidstijd van smelten, pletten, enz. uitspaart. Doordat echter vaak een gedeelte van de rekening in oud zilver uitbetaald wordt, kan men er niet altijd gebruik van maken.
Aantal werkplaatsen: Het aantal werkplaatsen is 1130?, terwijl er aan arbeidskrachten ongeveer 500 mannen of jongens in 't bedrijf werkzaam zijn. Op de draadwerkerwinkels is het aantal jongens onevenredig groot, minder is dit het geval op de andere. Dit zit voornamelijk hierin, dat de jongens in 't kleinere draadwerk hetzelfde presteeren als een volwassen knecht en natuurlijk veel minder loon ontvangen. Vrouwenarbeid komt slechts in zeldzame uitzonderingsgevallen voor.
Loonen: Deze zijn zeer afwisselend. Er zijn patroons, die met geregeld f 10 in de week zeer tevreden zijn, er zijn er ook wel, die f 24 en meer verdienen. Het loon der arbeiders bedraagt ±143. 17 c. per uur. Er wordt veel overgewerkt, zoodat het gemiddelde loon van een volwassen arbeider ± f 9 a f 10 zal bedragen. Jongens verdienen al gauw f 1 a f 2.
Arbeidstijd: Deze is gewoonlijk zeer groot. De week wordt op 60 uren gerekend, maar er wordt vaak 12, soms 14 uren per dag gewerkt. Vooral Vrijdags als men goed klaar moet hebben, wordt er op een uur of wat niet gekeken.
Kinderarbeid: Kinderen werken door 't niet aansluiten van Leerplicht- en Arbeidswet vaak al in de werkplaatsen, als zij nog leerplichtig zijn, maar toch den 12-jarigen leeftijd al bereikt hebben. Overigens werken zij ±10 uren per dag. Na afloop daarvan gaan de meesten naar de Teekenschool voor Goud- en Zilversmeden, zoodat van ontspanning al weinig sprake is, daar deze duurt van 7:15 uur tot 9:15 uur 's avonds.
Woningen: De woningtoestanden zijn over 't geheel niet slecht, de werkplaatsen zijn in 't algemeen afzonderlijke, weliswaar kleine, gebouwtjes, die achter de woning zijn geplaatst. De huren wisselen voor de arbeiders af van f 1.25 tot f2.25, voor de patroons van f2.25 tot f 4.00 (Voor de werkplaatsen wordt f 0.50 a f 1 extra huur betaald. De grootere patroons wonen natuurlijk beter.
Gezondheidstoestand: Deze is niet ongunstig te noemen, hoewel een voortdurend zittend leven in een vooral 's winters bedompt werkplaatsje, nu juist niet tot het verkrijgen van een bloeiende gezondheid meewerkt. Tegenwicht wordt hier echter uitgeoefend, doordat het een vaste gewoonte is, in de schafttijd wat rond te wandelen, gevolg waarschijnlijk van de noodzakelijke reactie op het lange zitten.
Ondersteuning bij ziekten: Voor de gezellen is er een ziekenfonds. In de verschillende arbeidscontracten, die na 1 Febr. 1909 gesloten zijn, zijn vrijwel de gunstige bepalingen van 16380? en d uitgeschakeld, wat niet te verwonderen is: waar zou de kleine patroon het van betalen. In de grootere bedrijven is dit dan ook beter.
Zeer zeker zou door samenwerking, waardoor aan de moordende concurrentie een einde kwam, een betere toestand intreden voor de kleine patroons, terwijl velen ook met een goed bezoldigde plaats als arbeider op een fabriek ten zeerste gebaat waren. Voor velen toch is het leven één tredmolen van hard werken en zware zorgen.
Het tabakstrippen in de omstreken van Eindhoven.
Techniek: Anders dan te Wageningen, wordt in de omstreken van Eindhoven alleen binnengoed gestript, d.w.z. de tabak, die voor het binnengoed van de sigaren bestemd is, wordt van de stelen getrokken. Eerst wordt de tabak ingevocht, daarna gestript en dan gedroogd.
Aantal: In Eindhoven zelf wordt bijna niet gestript, maar des te meer in de dorpen in den omtrek; in Stratum b.v. werden gevonden 33, in Bladel 15, in Reuzel 5, in Valkenswaard 34 en in Woensel 55 stripsters. In het geheel wordt in 't zuid-oostelijk deel van Brabant door meer dan 160 personen, in enkele gevallen met hulp van leden van het gezin, gestript.
De toestanden in de Brabantsche tabakstripperij verschillen in menig opzicht van die, welke in Wageningen gevonden worden, in Wageningen b.v. stript na fabrieks- en schooltijd het heele gezin, meestal tot 9 uur 's avonds, in Brabant echter komt deze gezinsarbeid bij het strippen weinig voor. De kinderarbeid heeft geringen omvang.
Vrouwenarbeid: Het tabakstrippen is hier overwegend vrouwenarbeid. In twee derde van het aantal gevallen stripte de vrouw zonder eenige hulp van gezinsleden.
Kinderarbeid: Uit het voorgaande volgt reeds, dat kinderarbeid in de Brabantsche stripperij slechts sporadisch voorkomt, nl. in 10 gevallen. Voorzoover kinderarbeid voorkomt, werken de kinderen veel korter dan te Wageningen, gemiddeld 2 uur per dag. Het betrof meestal kinderen van 11 tot 14 jaar; slechts 3 kinderen van 8 en 9 jaar strippen mee.
Bijverdienste: De stripperij is ook hier overwegend een aanvulling van de lage loonen van man of zoon. Slechts in 14 gevallen was het striploon het eenige inkomen en dat betrof meestal weduwen of oude menschen. In vele gevallen is de man sigarenmaker, (loon f 6 a f 8.)
Bovendien hebben deze lieden, bijna zonder uitzondering, een stukje grond in bewerking.
Loon: Het loon, dat voor 1 pond gestripte tabak betaald wordt, varieert van ? tot 5 cent. Voor Brazieltabak wordt meer betaald dan voor de andere soorten. Het gemiddelde stukloon is ? a 3 cent per pond. De opgaven over den tijd loopen zeer uiteen; door sommigen wordt, evenals te Wageningen, ? a ? uur, door de meesten echter 1/2 a 3/4 uur opgegeven. In verband hiermee varieert ook het uurloon vrij sterk ; ± 8% der stripsters verdienen 2 of 5 cent per uur, 64% 3 of 4 centen 23 a 25 % ? cent of minder. In 7 gevallen werd slechts 2 en in 2 gevallen slechts ? cent per uur verdiend. Het weekloon varieert meestal tusschen 1 en 2 gulden.
Arbeidsduur: Ook de arbeidstijd is zeer verschillend. In 31 gevallen werd 8 uur of langer gearbeid, in 58 gevallen van 5 tot 8 uur en in 49 gevallen minder dan 5 uur. Slechts bij uitzondering komt een arbeidstijd van 10 uur voor.
Woningtoestanden: Er werden betrekkelijk weinig éénkamerwoningen aangetroffen, n.l. 10; verder 72 twee- en 62 driekamerwoningen. Van een afzonderlijke werkplaats was echter nooit sprake, in 90 gevallen werd de werkplaats als woonkamer en keuken gebruikt en in 55 gevallen zelfs als woonkamer, slaapkamer en keuken tegelijk. Als men hierbij bedenkt, dat het tabakstrippen veel stof verspreidt en de tabak een benauwde lucht veroorzaakt, is het duidelijk, dat dit geen gewenschte toestanden zijn. En ook voor de zuiverheid der tabak zijn dergelijke toestanden niet wenschelijk.
Het tabakstrippen te 's Hertogenbosch.
Aantal: Over het strippen in Den Bosch werden van 57 vrouwen en 5 mannen gegevens verkregen.
Kinderarbeid: Het is opmerkelijk, dat, terwijl in Eindhoven bij het tabakstrippen heel weinig kinderarbeid voorkomt, deze te 's Hertogenbosch zeer verbreid is. Ruim 50 kinderen beneden 14 jaar werden uitdrukkelijk als helpers opgegeven, terwijl bij het onderzoek de indruk verkregen werd, dat nog in verscheidene andere gevallen de kinderarbeid uit vrees werd verzwegen. Van die 50 kinderen was de helft nog beneden 10 jaar en het werken van kinderen van 4,5 en 6 jaar is volstrekt geen zeldzaamheid.
Bijverdienste: Het tabakstrippen is bijna steeds een bijverdienste. De man is in de meeste gevallen sigarenmaker, hoewel ook andere beroepen voorkomen. In enkele gevallen betreft het echter weduwen, die alleen met wasschen of als werkster er nog iets bijverdienen. Het bewerken van een stukje grond, dat onder deze arbeiders op het platteland van Brabant zoo algemeen is, komt te 's Hertogenbosch natuurlijk niet voor.
Verhouding tot den werkgever: De werkgever levert de grondstof; wanneer de werksters daaruit niet het overeenstemmende gewicht aan gestripte tabak afleveren, wordt gedurende eenigen tijd geen werk uitgegeven.
Arbeidsduur: Ongeveer ?o stripsters werken van 8 tot 10 uur per dag, 8 werken langer dan 10 uur, maar de meeste werken korter dan 8 uur. Gewoonlijk strippen zij slechts een dag of vier in de week.
De arbeidstijd van de kinderen werd meestal niet opgegeven; gewoonlijk werken zij een paar uur na schooltijd, soms tot 8 of 9 uur des avonds.
Loon: Het stukloon bedraagt 2 a 3 cent per pond. De tijd, noodig voor het strippen van een pond tabak, wordt hier zeer verschillend opgegeven ; soms wordt gezegd 3/4 en 1/2 uur en soms slechts 20 minuten opgegeven. Vandaar is het uurloon zeer verschillend; meestal varieert het van 3 tot 5 cent, maar soms is het meer (6 en 7 c.) en ook soms minder (2 en 3 c.).
Ook het weekloon is natuurlijk zeer verschillend; meestal varieert het tusschen f 1 en f 2.50 voor het strippen.
Woningtoestanden: Deze zijn in Den Bosch niet gunstig. In 17 gevallen bevatte de woning 3 of 4 kamers; in 27 gevallen 2 kamers en in 13 gevallen slechts één vertrek. Meestal is het werkvertrek tevens woonkamer en keuken en in 25 gevallen wordt in het werkvertrek gewoond, gekookt, gegeten en geslapen. Dikwijls wordt de woning beschreven als donker, vochtig en vuil en is vaak in een nauwe steeg gelegen.
Ziekteverzekering: In 16 gevallen werd, in geval van ziekte, uitkeering genoten uit een of ander fonds.
Vakvereeniging: De stripsters zijn bijna nooit lid van een organisatie.
Conclusie: Behalve het lage loon zijn het vooral de kinderarbeid en de slechte woningtoestanden, die den indruk van het strippen in Den Bosch zoo onaangenaam maken. En hoe slechter de woning, hoe meer kinderarbeid. Juist in de donkere, vochtige, steegwoningen van één of twee vertrekken (zulke woningen worden vaak bewoond door gezinnen van 8, 9 of 10 personen) werd de meeste kinderarbeid gevonden.
Een enkel voorbeeld: een vrouw stript 3 dagen in de week 10 a 12 uur per dag. Ze wordt geholpen door 4 kinderen van 4 tot 13 jaar na schooltijd. Haar man is smidsknecht. Het gezin van 8 personen bewoont één kamer in een steegje.
Een ander geval betreft een vrouw, die 4 uur per dag stript en opgaf door 2 kinderen van 8 en 10 jaar na schooltijd 5 uur per dag (5 dagen per week) te worden geholpen. De enquêteur zag echter nog twee kinderen van 6 en 7 jaar strippen. Het gezin van 10 personen bewoont 2 kamers.
Het tabakstrippen te Kampen.
Aantal: Te Kampen werden 70 gezinnen, die zich met strippen bezig houden, bezocht. Het strippen geschiedt voor het grootst deel door vrouwen, die echter dikwijls door den man of door andere gezinsleden geholpen worden; van 35 kinderen beneden 14 jaar werd het meewerken uitdrukkelijk geconstateerd. Vele dezer gezinnen leven in bittere armoede, de grootste helft behoort tot de bedeelden (50 cent a f 1.50 per week). Het zijn dikwijls oude menschen of weduwen met veel kinderen.
Arbeidsduur. De werktijd bedraagt van 22% minder dan 10 uur per dag, van 14% 10 tot 12 uur, van 26% 12 tot 14 uur, van 37% 14 tot 18 uur per dag. Met inleveren gaat dikwijls 5 dagen per week telkens 1 uur verloren. De stripsters werken vaak tot 12 uur des avonds, in enkele gevallen tot diep in den nacht. Dikwijls wordt nagenoeg geen schafttijd genomen. De werktijd der kinderen varieert van 2 tot 5 uur per dag, meestal naschooltijd.
Loon: Het stukloon bedraagt 2 a 3 cent per pond. Het uurloon varieert meestal van 2 tot 3 cent, soms beloopt het iets meer en soms iets minder. Het weekloon varieert meestal tusschen f 1.50 en f 3.
Woning: In nagenoeg de helft der gevallen bevat de woning één kamer en een zolder, in de overige gevallen twee kamers en een zolder. Steeds wordt gestript in de woon- en slaapkamer of keuken, in 32 gevallen was het werkvertrek alles tegelijk.
Het tabakstrippen te Wageningen.
Techniek: Te Wageningen wordt onder strippen iets anders verstaan dan in andere deelen van ons land.
Gewoonlijk wordt alleen het binnengoed gestript, d. w. z. de tabak, die voor het binnengoed der sigaren bestemd is, wordt van de stelen getrokken. De tabak, die te Wageningen gestript wordt, is voor het omblad der sigaren bestemd. Ook deze tabak moet van de stelen worden ontdaan, maar dat vereischt meer zorg, deze tabak mag niet van de stelen getrokken worden, want dan zou het omblad stukgaan. Vandaar vereischt het strippen van een pond tabak te Wageningen meer tijd dan elders. Het omblad moet worden uitgezocht; er wordt iets meer voor betaald. Wat het strippen betreft, neemt Wageningen een uitzonderingspositie in, omdat hier gewerkt wordt voor Engeland. In Engeland bestaat n.l. een invoerrecht op tabak en daarom laat de importeur in Wageningen de stelen, waaraan hij weinig heeft, uit de tabak verwijderen.
Aantal: Het strippen wordt te Wageningen beoefend door ongeveer loonhuis-industrieelen met hun gezinnen, die in dienst staan van een drietal werkgevers.
Loon: In de sigarenfabrieken wordt meestal niet gestript; waar echter op de fabriek wordt gestript is het loon hooger dan in de huisindustrie, n.l. tot 4 cent per pond, terwijl aan de huisarbeiders meestal of 2,? cent, soms 3 of 3,? cent per pond wordt betaald. Voor omblad wordt in het eerste geval ½ c. p. p. meer betaald. Ten hoogste echter komt op de 80 afgeleverde ponden ± 25 pond omblad voor. Hoe laag zoon loon is kan men pas begrijpen, wanneer men weet, dat een pond afgeleverde tabak 1 a ? uur arbeid kost. Bovendien gaan nog 1 a 2 uur verloren met halen en inleveren der tabak.
Bijverdienste: Gewoonlijk levert het tabakstrippen een aanvulling van de meestal zeer schrale verdienste van het hoofd van het gezin. Onder de tabakstrippers werden slechts enkele sigarenmakers aangetroffen, voor wie het meenemen van werk naar huis na afloop van den fabrieksarbeid niet verplicht is. In 16 gevallen betrof het arbeiders van de steenbakkerijen met een weekloon van f6 a f8; overigens de meest verschillende beroepen. In 9 gevallen bleek het strippen de eenige inkomst van het gezin op te leveren, terwijl voor enkele andere gezinnen de hoofdverdienste was, hoewel ook nog als werkster of als straatventer of door 't houden van een snoepwinkeltje iets werd bijverdiend.
Arbeidstijd: Zooals wij reeds zeiden, is het strippen meestal een bijverdienste; de vrouwen strippen den heelen dag tusschen de huishoudelijke bezigheden door; de mannen des avonds na den fabrieksarbeid en de kinderen na schooltijden in de vacanties vaak den heelen dag. Des avonds wordt gewoonlijk tot 9 en soms tot 10 uur gewerkt en een enkelen keer, wanneer het werk af moet, nog later.
Kinderarbeid: Kinderarbeid komt in deze huisindustrie heel vee! voor. Kinderen van 8 tot 12 jaar strippen geregeld mee en in verscheidene gevallen ook kinderen van 6 en 7 jaar, terwijl één keer zelfs een kind van 3 jaar strippende werd aangetroffen. De kinderen werken dikwijls 5 uur per dag, meestal na schooltijd van 4 tot 8 of 9 uur en soms ook nog des morgens vóór schooltijd.
Woning: De woning der tabakstrippers bestaat meestal uit 2 kamers, dikwijls ook uit slechts 1 vertrek en een bergplaats. Het werkvertrek dient dan ook geregeld tegelijk tot slaap en woonkamer of tot alles tegelijk.
Gezondheid: De vraag of het strippen de gezondheid benadeelt, werd door de strippers meestal ontkennend beantwoord. Slechts in enkele gevallen werd geklaagd over de benauwde atmosfeer, die het strippen veroorzaakt en één arbeider schreef daaraan de ziekelijkheid zijner kinderen toe. Ondersteuning bij ziekte genieten de meeste strippers niet. Slechts enkelen zijn lid van een onderling ziektefonds.
Vooral die gezinnen, die alleen van het strippen moeten leven, vertoonen een beeld van ellende. Dat geldt natuurlijk ook voor de andere arbeiders, (dikwijls losse werklieden), wanneer ze werkeloos zijn. Zoo werd bij de enquête een gezin aangetroffen, bestaande uit man, vrouw en 4 kinderen, welk gezin alleen van het strippen moest leven. De man en de vrouw werkten van half 9 's morgens tot 10 uur des avonds en een enkelen keer ook 's nachts; twee kinderen van 6 en 3 jaar werkten 5 uur. Het gezin leverde 100 pond per week a 3 cent per pond, terwijl voor straf wel eens minder tabak werd gegeven. Geen wonder, dat vraag 40 der vragenlijst beantwoord werd met de woorden veel ziekte onder de kinderen!
Vooral voor de 32 kinderen beneden de 12 jaar, die in Wageningen aan het werk werden gevonden, is dit werk een plaag. Geen vacanties, geen vrije middagen of avonden. De kinderen verfoeien het eentoonige strippen. Om hen tot den grootsten ijver aan te sporen, wordt hun door de ouders een bepaalde taak opgegeven, na afloop waarvan ze mogen gaan spelen. Daar gewoonlijk tot 8 uur of 9 uur 's avonds gestript wordt zal er meestal van dat spelen wel niet veel komen. Het strippen verspreidt veel stof in de kleine woningen. De Wageningsche bevolking heeft een afschuw van het strippen: slechts in den uitersten nood gaan de menschen er toe over de zwijnderij in huis te halen en gaan zij bij een werkgever tabak halen.
Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 3.
Het sigarenmaken in de omstreken van Eindhoven.
Techniek: Nadat de gestripte tabak gedroogd is, komt ze in handen van den poppenmaker, die het zoogenaamde binnen-g p e d met het omblad omrolt en de aldus vervaardigde pop (ook wikkel of bosje genoemd) in een houten vorm drukt. Bij den zoogenaamden handarbeid wordt die houten vorm niet gebruikt. De handarbeid levert een luchtiger sigaar, maar geschiedt alleen bij het maken der beste soorten. Door den eigenlijken sigarenmaker wordt de pop met het dekblad omrold en dan is de sigaar klaar.
De laatste werkzaamheid is het sorteeren, dat echter bijna altijd in de fabriek geschiedt. Het poppenmaken wordt dikwijls door vrouwen of jongens gedaan. Ook in de fabriek staat de jongen niet in dienst van den patroon, maar van den sigarenmaker. Deze arbeidsverdeeling is echter niet zóó streng doorgevoerd, dat het poppenmaken een afzonderlijk vak zou zijn. Integendeel is het meer een overgangsstadium bij het leeren van het sigarenmakersvak, terwijl in de huisindustrie de sigarenmaker dikwijls tevens zijn eigen poppenmaker is.
Aantal: Rondom Eindhoven zijn een driehonderdtal thuiswerkende sigarenmakers. Hierbij zijn nog niet gerekend de gezinsleden, die dikwijls bij het bedrijf behulpzaam zijn. In Eindhoven zelf zijn er weinig, maar des te meer in Stratum, Gestel, Bladel, Valkenswaard en Woensel.
Hoofd of bij bedrijf: In minstens 84 gevallen bleek deze huisindustrie de eenige of althans de voornaamste bron van inkomsten van het gezin op te leveren. Maar meestal is toch de huisarbeid een noodzakelijke aanvulling van het lage loon, dat de man in de fabriek verdient. Het betreft dan ook voor een groot deel vrouwen, die echter meestal na fabriekstijd door haar mannen worden geholpen. De man is dan gewoonlijk sigarenmaker op een fabriek (loon f 7 a 8).
Kinderarbeid: Arbeid van kinderen beneden 12 jaar komt zoo goed als niet voor. Wel doet soms een jongen van 12 of 13 jaar dienst als poppenmaker.
Vreemde helpers: Dikwijls wordt de huisarbeider door de andere leden van zijn gezin geholpen. Soms moet hij echter een vreemden poppenmaker in dienst nemen, die dan gewoonlijk 1/3 van het loon van den huisarbeider ontvangt.
Verhouding tot den werkgever: Meestal levert de werkgever de grondstof en betaalt dan aan den arbeider een vast stukloon. Er zijn echter een paar werkgevers, die de tabak aan de huisarbeiders verkoopen en dan weer de sigaren van hen inkoopen. Het verschil is, dat bij dit laatste stelsel de werkgever de risico van de kwaliteit der tabak afwentelt op den huisarbeider. Het aantal sigaren, dat uit een zekere hoeveelheid tabak kan worden gemaakt is n.l. zeer verschillend en daar de werkgever den arbeider voor tabak van éénzelfde soort een vasten prijs laat betalen, draagt de arbeider de schade als de tabak slecht blijkt te zijn. Ook de risico van de prijsverandering der tabak is bij dit stelsel geheel ten laste van de huisarbeiders. Dit koopsysteem werd o.a. gevolgd door een firma te Roosendaal, die veel in de omstreken van Eindhoven laat werken.
Loon: Het stukloon varieert meestal van 26 tot 35 cent per 100 sigaren. Een vaak voorkomend loon is 29 a 30 cent per 100 sigaren. Wanneer men bedenkt, dat het vervaardigen van 100 sigaren 3 a 3 ½ uur arbeid kost, dan blijkt wel, dat dit loon zeer laag is. Het uurloon is zeer verschillend, varieert meestal tusschen 6 en 12 ct, maar is soms hooger en soms lager. Zij, die alleen van deze huisindustrie moeten leven, kunnen dan ook, al rekken zij hun arbeidsdagen nog zoover uit, niet dan een klein weekloon verdienen. Bij een arbeidstijd van 10 a 12 uur per dag wordt meestal niet meer dan f 6 a f 7 per week verdiend. Lange arbeidsdagen van 14 tot 16 uur zijn noodig cm een weekloon van f 9.50 te bereiken.
Arbeidsduur: Bij de arbeiders, voor wie deze huisindustrie de eenige of voornaamste inkomst is, komen zeer lange arbeidstijden voor; in 35 gevallen wordt 12 uur of langer gewerkt, waaronder werktijden van 15, 16 en in 2 gevallen zelfs van 18 uur per dag voorkomen. In de beide laatste gevallen bedroeg het loon resp. f 6 en f 9 per v/eek.
Voorzoover het huisarbeid der vrouw betreft tot aanvulling van de verdienste van man of zoon komt een arbeidstijd van 8 tot 11 uur per dag voor; het gebeurt echter ook heel vaak, dat in zoo'n geval de vrouw niet meer dan 2 a 5 uur per dag werkt. In vele gevallen werkt de man na een fabrieksarbeid van ongeveer 10? uur nog 2 a 4 uur thuis.
Gedwongen winkelnering: Deze komt voor te Reuzel, Valkenswaard en Woensel. Behalve kleeren zijn de waren te Reuzel duurder dan elders. In Valkenswaard komt bij enkele patroons gedwongen winkelnering voor; het wordt wel niet uitdrukkelijk gezegd, maar de arbeiders merken de gevolgen, wanneer zij niet in den patroonswinkel koopen.
Woningtoestanden: Eénkamerwoningen komen bijna niet voor. Meer dan de helft der huisarbeiders bewoont 3 kamers. Tech werd slechts zelden een afzonderlijk werkvertrek gevonden; dikwijls was het werkvertrek tevens woonkamer, keuken en slaapkamer.
Conclusie: Uit het voorgaande blijkt, hoezeer de toestanden onderling verschillen. Soms werkt alleen de vrouw thuis 2 tot 5 uur per dag, maar voor een groot gezin blijft dan het gezamenlijk loon te laag, zoodat dan de vrouw dikwijls 8 tot 10 uuur werkt en de man nog een paar uur na fabriekstijd helpt. En soms is het loon dan nog onvoldoende.
De grootste wantoestanden vindt men bij de gezinnen, die alleen van den huisarbeid leven moeten. Ook hier bestaan echter groote verschillen. Tot de beste gevallen behooren die, waarin de man met zijn vrouw of zoontje ? of 12 uur werkt en daarmee f 9 tot f 10 per week verdient. Maar ook wordt een jonge vrouw vermeld, die 's avonds zoolang werkt tot ze voor haar werktafel in slaap valt, ongeveer 16 uur per dag, en daarmee f 5.40 verdient. Van drie mannen, die elk 15 uur werken, verdient de één f 8.30, de tweede f 7.54 en de derde f 5.44 per week. In sommige dorpen (echter niet te Valkenswaard) schijnt deze huisindustrie af te nemen, omdat de jongelieden meer in de lampenfabrieken gaan werken, waar ze iets meer kunnen verdienen.
Het sigarenmaken te 's Hertogenbosch.
Aantal: In dat vak werden te 's Hertogenbosch 188 huisarbeiders bezocht. (Zeker een honderdtal weigerde inlichtingen). Onder dit aantal zijn echter 47 arbeiders begrepen, die, meestal na fabriekstijd, des avonds voor eigen rekening een paar uur werken. Vooral in de groote steden komen deze eigen-werkmakers veel voor. Hun positie komt in vele opzichten overeen met die der huisindustrieelen ; zij verdienen iets meer, maar moeten zelf voor den afzet van hun sigaren zorgen en dragen natuurlijk zelf het risico van hun bedrijf.
Hoofd of bijbedrijf: Deze thuiswerkers zijn meestal arbeiders in een sigarenfabriek, die nog eenig werk mee naar huis nemen om aldus het lage fabrieksloon aan te vullen. Het fabrieksloon werd meestal niet opgegeven; in verscheidene gevallen wordt echter een loon van f 9, f 10 of f 11 vermeld.
Ook werden 37 sigarenmakers aangetroffen, die alleen thuis werkten. Een viertal van hen zijn eigenwerkmakers, de overigen volslagen huisindustrieelen.
Arbeidstijd: Van de 37 sigarenmakers, die alleen thuis werken, hebben 25 een arbeidsdag van 12 uur of langer. Zelfs arbeidstijden van 15, 16 en 17 uur per dag komen bij hen voor.
Maar ook de arbeiders, die overdag in de sigarenfabriek werken, maken een langen arbeidsdag. Weliswaar wordt op de sigarenfabrieken in Den Bosch zelden langer dan 11, uur gewerkt, maar het huiswerk bederft weer alles. Het huiswerk is niet verplicht, maar het lage loon dwingt de arbeiders wel om werk mee naar huis te nemen om het in hun vrijen tijd af te maken. Zelfs in het schaftuur wordt door sommigen gewerkt. De helft dezer fabrieksarbeiders, werkt thuis drie uur of langer, 22 hunner zelfs 4 of 5 uur. Het is jammer, dat de enquête geschiedde in een tijd van groote slapte in het bedrijf, zoodat een paar fabrieken te 's Hertogenbosch den arbeidstijd tot 71? 2 uur hadden verkort. Daardoor is het beeld, dat wij zien, niet geheel normaal; sommige arbeiders werken nu thuis langer dan in gewone tijden, maar andere weer korter omdat wegens de slapte niet zooveel werk mee naar huis wordt gegeven als gewoonlijk. Toch kwamen ons vele, blijkbaar normale, gevallen onder de oogen, waarin op de fabriek 10 of 11, uur en thuis 3, 4 of 5 uur gewerkt wordt.
Een arbeidsdag van 13, 14 en 15 uur is dus in dit vak te 's Hertogenbosch blijkbaar niet zeldzaam.
Loon: In 't algemeen is het stukloon hier iets hooger dan in de dorpen rondom Eindhoven. Bleek daar het normale loon 29 a 32 cent per 100 sigaren te zijn, zoo bedraagt dat hier 35 o f 37 ½ cent. Echter komt ook zoowel een lager als een hooger loon voor. Het blijkt niet of hier het huisindustrieloon lager is dan het fabrieksloon. Het maken van 100 sigaren kost 2 ½a 3 uur arbeid; handarbeid duurt langer, maar wordt ook beter betaald.
Het loon, dat de fabrieksarbeiders met hun thuiswerk per week verdienen is moeilijk op te geven, daar zij de wikkels gewoonlijk al op de fabriek maken. Voor deze aldus gedeeltelijk thuis, gedeeltelijk in de fabriek gemaakte sigaren wordt dikwijls f 1.50 a f 3 per week betaald. Ook bestaat de huisarbeid soms geheel of gedeeltelijk uit het dekklaarmaken. Dat maakt, dat de arbeider op de fabriek in denzelfden tijd meer sigaren kan vervaardigen dan anders. Wanneer de arbeider aan dit werk 1 a 2 uur per dag besteedt, verhoogt dit zijn weekloon met ongeveer f 1.20.
Ook het weekloon der sigarenmakers, die alleen thuis werken, verschilt natuurlijk zeer naar gelang zij al of niet door een huisgenoot of leerling geholpen worden. Aan een vreemden leerling wordt van 75 c. tot f 3 per week betaald, maar vaak worden deze sigarenmakers door vrouw of zoon geholpen. Toch verdienen van deze 37 sigarenmakers 27 minder dan f 12 per week en 20 hunner zelfs minder dan f 10. Verscheidene gevallen komen voor, waarin ondanks werktijden van 12, 14 en 16 uur per dag slechts f 6 a 7 per week wordt verdiend.
Woningtoestanden: Deze zijn over 't algemeen niet gunstig. In 87 gevallen bevatte de woning twee en in 27 gevallen slechts één kamer. Bij ongeveer de helft dezer huisarbeiders was het werkvertrek woon- en slaapkamer en keuken tegelijk. Slechts 25 hadden een afzonderlijk werkvertrek. De werkkamer bleek dikwijls laag en slecht verlicht.
Ziekteverzekering: Deze arbeiders zijn bijna zonder uitzondering lid van een ziekenfonds.
Vakvereeniging: Ongeveer 2/3 zijn georganiseerd. Van de sigarenmakers, die uitsluitend thuis werken, ongeveer de helft.
Conclusie: Hoewel het loon iets hooger is dan te Eindhoven, is het toch nog zóó laag, dat alleen door overmatig gerekte arbeidsdagen een nauwelijks voldoende weekgeld kan worden verkregen. De woningtoestanden zijn blijkbaar slechter dan in den omtrek van Eindhoven. Hierbij moet men nog in 't oog houden, dat in de twee vertrekken of in het ééne vertrek, waarin de sigarenmaker met zijn helper werkt en waar het vaak talrijke gezin woont en slaapt en waar gekookt wordt, tevens in verscheidene gevallen door de vrouw en soms ook door de kinderen gestript wordt
Het sigarenmaken te Kampen.
Aantal: Te Kampen werden ongeveer 500 thuiswerkende sigarenmakers bezocht. Hieronder zijn 4- 150 fabrieksarbeiders begrepen, die na fabriekstijd nog eenige uren thuis werken, de overigen zijn volledige huisarbeiders.
In 250 gevallen wordt de sigarenmaker door gezinsleden (meestal de vrouw) geholpen; in 450 gevallen werden vreemde helpers aangetroffen, dikwijls leerlingen van 15 tot 17 jaar. De vrouw of leerling maakt de wikkels of bosjes, stript het dekblad of knipt de sigaren af.
Kinderarbeid werd slechts in enkele gevallen geconstateerd; van ongeveer 40 kinderen beneden 14 jaar wordt uitdrukkelijk gezegd, dat zij na schooltijd een paar uur meewerken.
Arbeidsduur: De arbeidstijden zijn buitengewoon lang. Van de volledige huisarbeiders werkt 9% 12 uur of korter, 43 van 12 tot 15 uur en langer dan 15 uur per dag. Niet zelden komt een arbeidstijd van geregeld 18 uur per dag voor. In de sigarenfabrieken wordt vaak des winters 9 uur, des zomers 10 uur gewerkt. Wanneer men echter ook den huisarbeid in aanmerking neemt, dan blijkt, dat ook deze arbeiders nog ver van den tienurendag verwijderd zijn. Van hen werkt n.l. thuis, (? 30 tot 26%: 1 uur ofkorter, 34%: 3 ½ uur, ? 4 uur ?) en 10%: 5 uur of langer.
Ook nachtarbeid komt dikwijls voor, vooral tegen den tijd, dat het werk moet worden ingeleverd; het is dan een jachten om klaar te komen, want als het te laat wordt ingeleverd, wordt als straf een dag geen tabak gegeven.
Met het inleveren gaat veel tijd verloren; soms geschiedt het 2 keer, maar ook vaak 5 keer per week, waarmee telkens 1 uur gemoeid is.
Ook het bereiden van het dekblad kost veel tijd, namelijk 1 a 2 uur; de overige tabak ontvangen de arbeiders klaargemaakt.
Loon: Ondanks de lange arbeidstijden zijn de loonen laag. Wel schijnt het stukloon vrij hoog, namelijk meestal f 4 a f 5.50 per 1000 sigaren, doch dat komt, omdat in Kampen in de huisindustrie veel handwerk gemaakt wordt, dat veel meer tijd kost dan vormwerk.
Het uurloon bedraagt dan ook voor 63% 10 cent of minder, voor 34%: van 10 tot 15 cent en voor 3%: meer dan 15 cent.
Van de volledige huisarbeiders bedraagt het weekloon voor 9% : f 12.50 of meer, voor 41% (?) : van f 10 tot 12.50, voor 33%: van f 7.50 tot f 10 en 17% (?) minder dan f 7.50.
Ook het weekloon van hen, die én op de fabriek én thuis werken varieert meestal tusschen f 7.50 en f ? (voor fabrieks- en thuiswerk samen); slechts 20% verdient meer dan f 11 per week.
Woning: In ± 60 gevallen bevat de woning 2 kamers, overigens steeds 3 of 4. Toch heeft slechts 45% een afzonderlijk werkvertrek. Terwijl dus in 't algemeen 55% geen afzonderlijk werkvertrek heeft, bedraagt dit getal voor de volledige huisarbeiders 38%. Overigens is dus het werkvertrek ook woonkamer, slaapkamer of keuken, in 120 gevallen zelfs alles tegelijk. In de gevallen, waarin wél een afzonderlijk werkvertrek bestaat, voldoet dit echter volstrekt niet altijd aan billijke eischen; dikwijls is het een klein en laag zoldervertrek, waar veel te veel personen in een kleine ruimte zijn opeengepakt. Het komt namelijk wel voor, dat ongehuwde of kleinbehuisde sigarenmakers bij een ander werken tegen betaling van 40 of 50 cent zitgeld per week.
Het maken van sigarenkistjes te s Hertogenbosch.
Aantal: Dit geschiedt door 76 personen, uitsluitend mannen. Echter werkt de vrouw bij na steeds een paar uur per dag mee.
Kinderarbeid: Over 't algemeen komt kinderarbeid weinig voor. Toch wordt van ongeveer 12 kinderen beneden 14 jaar bericht, dat zij na schooltijd medewerken.
Bijverdienste: Het betreft bijna steeds sigaren-sorteerders op een fabriek werkzaam, die thuis de kistjes maken. Het fabrieksloon werd meestal niet opgegeven; in de enkele gevallen, dat het wel werd vermeld, varieerde het van f 8 tot f 12. Het thuiswerk is niet verplicht.
Arbeidsduur: Door 33 arbeiders wordt 2 of 2 ½uur gewerkt, door 20 arbeiders 3 uur en door 13 arbeiders 3 ½ , 4 of 5uur; slechts 6 personen werken 1 of 1 ½uur. Daar de arbeidstijd op de fabriek soms ? uur, maar meestal 10 of 11 uur bedraagt, is het duidelijk, dat de arbeidsdag van deze arbeiders zéér lang is. Onder hen komt dan ook een arbeidsdag van 13 of 14 uur dikwijls voor. Ook in het schaftuur wordt soms gewerkt.
Men moet voorts in 't oog houden, dat de enquête plaats vond in een tijd van groote slapte, zoodat thuis minder werd gewerkt dan gewoonlijk. Door een arbeider werd verzekerd, dat in den drukken tijd vaak laat op de fabriek gewerkt wordt, zoodat het afmaken van de kistjes thuis dan dikwijls tot in den nacht duurt.
De genoemde werktijden gelden vaak slechts voor 5, soms voor 4 dagen in de week.
De vrouw helpt bij het kistjes maken meestal 1 ½a 3 uur per dag, soms nog langer.
Loon: Het stukloon bedraagt meestal 2 cent per kistje, soms 2 ½en 3 cent al naar de soort. De opgaven van den tijd, noodig voor het maken van één kistje, loopen zeer uiteen; vaak wordt opgegeven, dat één kistje met hulp in 4 a 5 min., zonder hulp in 9 min. gemaakt wordt. Voor het maken van 10 kistjes wordt dikwijls 1 a 1 ½uur arbeid gerekend. Vandaar loopt ook het uurloon zeer uiteen; het varieert meestal van 8 tot 16 cent. Het weekloon bedroeg in 33 gevallen f 3 a f 3.50 en in 15 gevallen f 3.50 a 4, in 7 gevallen f 4 a f 4.50, maar in 7gevallen f 1 a f 3. Hierbij moet men echter in aanmerking nemen, dat de kistjesmaker 15 a 20 c. onkosten (voor stijfsel, enz.) per week heeft.
Woning: In ? gevallen bevatte de woning slechts één kamer en in 32 gevallen twee kamers, overigens gewoonlijk 3 vertrekken. Het kistjesmaken geschiedt meestal in de woonkamer, die meestal tevens keuken of slaapkamer of zeer dikwijls alles tegelijk is.
Ziekteverzekering: Bijna steeds zijn deze arbeiders lid van een ziekenfonds.
Vakvereeniging: Van deze arbeiders is ongeveer de helft georganiseerd.
Het maken van sigarenkistjes te Kampen.
Aantal: Een 6o-tal personen, die des avonds sigarenkistjes vervaardigen, werden bezocht. Het zijn allen sorteerders op een sigarenfabriek, die door dezen huisarbeid het lage loon, dat zij op de fabriek verdienen, aanvullen. Bij de meesten bestaat deze huisarbeid in het plakken der kistjes, slechts enkelen houden zich bezig met het zagen en spijkeren hiervan.
Arbeidsduur: De werktijden zijn van 30 % 2 uur, van 40 % 2 ½uur, en van 90% 3 uur per dag. In de fabriek wordt 10? uur gewerkt. De huisarbeid geschiedt meestal gedurende 4 of 5 avonden per week.
Loon: Het stukloon bedraagt 2, 2 ½ , of 3 cent per kistje. Per week worden gewoonlijk 60 a 100 kistjes vervaardigd, het weekloon varieert van f 1.50 tot f 2.25 (het weekloon in de fabriek bedraagt f 6.50 a f 9.) Het uurloon wisselt tusschen 13 en 22 cent.
Voor stijfsel enz. hebben deze arbeiders ongeveer 10 cent onkosten per week.
Woning: In enkele gevallen bevat de woning één kamer en een zolder, maar meestal 2 kamers en een zolder. Het kistjesplakken geschiedt steeds in de woon- en slaapkamer of keuken.
Het erwtenlezen te Enkhuizen.
Seizoenarbeid: Het erwtenlezen te Enkhuizen geschiedt meestal van October of November tot Februari of Maart, naarmate de grossiers leveranties voor het leger hebben.
Bijverdienste: Het erwtenlezen wordt heel vaak gedaan door de gezinnen van visschers, die, wanneer ze hun jaarlijksche verdienste per week berekenen, gewoonlijk een weekloon van f 7, soms f 8 hebben. Maar ook andere beroepen (o.a. bouwvakarbeiders) komen voor.
Vrouwenarbeid: Het erwtenlezen wordt voornamelijk door vrouwen gedaan, welke echter dikwijls door den man worden geholpen.
Kinderarbeid: Ook kinderarbeid komt voor. De kinderen werken een paar uur na schooltijd. Steeds werd gezegd, dat de kinderen nooit langer dan tot ongeveer 9 uur 's avonds werkten. Ook werd door de erwtenlezers gewoonlijk beweerd, dat de arbeid door kinderen verricht niet veel te beteekenen had. In hoever dit juist is, is zeer moeilijk uit te maken.
Arbeidsduur: Deze is zeer verschillend. Door sommige vrouwen wordt slechts ongeveer 4 uur per dag gewerkt, door vele andere van 9 tot 12 uur per dag. De mannen werken soms slechts een paar uur mee, doch soms ook den heelen dag. Op Zaterdagmiddag wordt over 't algemeen niet gewerkt.
Loon: De wijze van betaling is verschillend; de ééne werkgever betaalt naar het aantal kilo's vuil, dat uit een zak gelezen is, de andere per uitgezochte zak. Per zak wordt gemiddeld 65 cent betaald. Bij de andere wijze van betaling bedraagt het loon per kilo uitgelezen vuil ? cent bij vale erwten en 9 cent bij groene erwten.
De arbeidstijd, noodig voor het uitzoeken van één zak, is zeer verschillend. Een vrouw verklaarde, dat zij met haar man den heelen dag (ongeveer 12 uur) werkte over één zak. In verband hiermede varieert ook het uurloon van 1 tot 6 cent. In elk geval staat vast, dat het loon zeer laag is, meestal 2 a 3 cent per uur.
Per week wordt met erwtenlezen, ook met hulp van man en kinderen, gewoonlijk slechts f 1.50 a f 3 verdiend, soms echter meer en soms minder.
Woning: De woningtoestanden schijnen bij deze gezinnen wat gunstiger te zijn dan elders. Eénkamerwoningen werden bij de bezochten niet aangetroffen. Dikwijls bevat de woning een kamer, een keuken en een zolder. Wel werd bijna altijd het werkvertrek ook als woon- en slaapkamer gebruikt.
Conclusie: Onze gegevens voor de erwtenlezerij te Enkhuizen waren zeer onvolledig. Maar op grond dezer gegevens kan wel worden geconstateerd, dat het erwtenlezen een zeer slecht betaald werk is. Bovendien verspreidt het veel stof in huis.
Het erwtenlezen te Groningen.
In de stad Groningen houden zich een paar honderd gezinnen, voornamelijk in de wintermaanden (September tot Februari of Maart), bezig met erwtenlezen. Het zijn dikwijls gezinnen van losse arbeiders, soms ook van bouwvakarbeiders, gemeentewerk lieden enz. (het loon van den man is meestal f 7 a f 9 per week). Ook is het erwtenlezen een kleine bron van inkomsten voor oude lieden of weduwen, die vaak bovendien nog uit werken gaan.
Het erwtenlezen geschiedt vooral door vrouwen, soms des avonds door den man geholpen. Het is bekend, dat bij dit werk een groote kinderexploitatie voorkomt. Deze wordt echter sedert eenige jaren door de arbeidsinspectie te Groningen zooveel mogelijk tegengegaan. Of dit geholpen heeft, is moeilijk te zeggen; de controle is zeer bezwaarlijk.
Bij de enquête werd opgegeven, dat 51 kinderen beneden 14 jaar (waarvan 39 beneden 12 jaar) meewerken, maar waarschijnlijk is, uit vrees voor de inspectie, dikwijls het meewerken van kinderen verzwegen. Vroeger werden vaak schoolgaande kinderen thuis gehouden om erwten te lezen, dit is echter sedert de invoering der Leerplichtwet veel verbeterd. Maar zij werken nu vóór, tusschenen na schooltijd. Vroeger geschiedde het erwtenlezen in de pakhuizen. Het spreekt van zelf, dat het behandelen van eetwaren in de, vaak onzindelijke, éénkamerwoningen der allerarmsten zeer onhygiënisch is.
Arbeidsduur: De werktijd der meeste vrouwen varieert van 7 tot 11 uur per dag; een twintigtal werkt echter 12 a 16 uur per dag. Sommigen beginnen al om 5 of 6 uur des morgens, anderen werken tot 10 of 11 uur des avonds. In de meeste gezinnen geschiedt het erwtenlezen voornamelijk 's avonds na afloop der andere werkzaamheden. Ook Zondags-arbeid komt voor.
Loon: Voor het sorteeren van groene erwten wordt f 1, van grauwe erwten 75 cent en van groote boonen 25 cent per H.L. betaald. Hoeveel tijd noodig is voor het sorteeren van een H.L. is moeilijk te zeggen; dat hangt veel van de kwaliteit af. In 't algemeen kost het sorteeren van 1 H.L. erwten 20 a 30 uur arbeid, van 1 H.L. boonen 6 a 10 uur. Het uurloon is meestal 2 ½a 3 ½cent, soms 4 cent. Door één gezin wordt per week gewoonlijk 2 a 3 H.L. soms 4 H.L. erwten afgeleverd. De arbeiders hebben dikwijls ongeveer 20 cent onkosten per week voor het huren van een kar en een zeef.
Woning: Deze gezinnen, soms van 8 a 10 personen, bewonen bijna zonder uitzondering éénkamerwoningen; enkele hebben echter nog een keukentje of achterhuis.
Schade voor de gezondheid: Het werk geschiedt vaak 's avonds bij slecht kunstlicht en is daardoor schadelijk voor de oogen. Dikwijls wordt over ziekelijkheid van de vrouw of de kinderen geklaagd.
Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 4.
Het erwtenlezen te Middelburg.
Te Middelburg geschiedt het erwtenlezen door ongeveer 350 gezinnen ten behoeve van eenige graanhandelaars. De toestand der erwtenlezers is zeer slecht; door het groote aanbod van arbeidskrachten is het loon nog lager dan vroeger geworden, terwijl bij een paar firma's het verlezen van erwten reeds met een machine geschiedt.
Soms zijn het de gezinnen van vakarbeiders, voor wie het erwtenlezen een kleine bijverdienste is, maar voor een groot deel betreft het de gezinnen van losse arbeiders, sjouwerlieden en bouwvakarbeiders, die dikwijls Werkloos zijn. Ook is het erwtenlezen de eenige uitkomst voor de allerarmsten, straatventers en weduwen met veel kinderen, die ook als werkvrouw of met wasschen iets verdienen; men treft dan ook onder erwt:nhzers vele bedeelden aan.
Het lage loon maakt een groote kinderexploitatie onvermijdelijk; het meewerken van ongeveer 240 kinderen beneden 14 jaar werd uitdrukkdijk geconstateerd. Dit cijfer is echter veel te laag; de kinderarbeid toch wordt meestal verzwegen, omdat een bezoek van den arbeidsinspecteur, eenige jaren geleden, dees menschen bang heeft gemaakt.
Arbeidsduur: Het zijn vooral vrouwen, die erwten verlezen. Haar arbeidstijden zijn zeer verschillend, sommigen werken slechts 4 of 5 uur per dag, anderen 10 uur, maar ongeveer 50% werkt 12 uur of langer. Een arbeidstijd van 15 of 16 uur per dag komt niet zelden voor, terwijl soms het erwtenlezen tot laat in den nacht wordt voortgezet.
De kinderen werken na schooltijd, vaak tot 10 uur en soms ook des morgens voor schooltijd.
Loon: Het stukloon bedraagt 60 a 85 cent per mud. Hiervan gaat echter 10 cent per mud af voor bezorgloon. De arbeidstijd per mud is moeilijk op te geven; een enkele maal werd geantwoord, dat een persoon over één mud 18 a 20 uur werkt. Het uurloon is ongeveer 2 ½a 3 cent. Per week wordt vaak f 1.50 a f 3 verdiend.
Woning: Meestal bevat de woning 2 kamers, maar in ongeveer 25% der gevallen slechts één vertrek, waarin dus het soms groote gezin woont, slaapt, kookt en erwten verleest. In verscheidene gevallen waren het krotten met slechts enkele stukken haveloos huisraad.
Gedwongen winkelnering: Sedert enkele jaren worden de erwten thuis bezorgd en afgehaald. Deze bezorgers, die ook het loon afdragen, hebben veel macht, hetgeen tot allerlei misbruiken, soms een soort van gedwongen winkelnering aanleiding geeft.
Omvang: Behalve in Middelburg vindt men in Zeeland talrijke erwtenlezers in Vlissingen (± 60), Goes (260), Arnemuiden (140), en Zierikzee (150).
Het koffieverlezen te Venlo.
Aantal: Een twintigtal vrouwen, die zich met koffieverlezen en soms ook met het naaien van zakken voor de koffie bezig houden, werden bezocht. Zij worden soms geholpen door kinderen, die na schooltijd een paar uur meewerken. Het werk wordt vooral des winters veel gedaan, in de maanden Januari, Februari en Maart. Het zijn dikwijls de vrouwen van bouwvakarbeiders, die in den winter werkloos zijn.
Arbeidsduur: Het werk geschiedt zeer ongeregeld; de vrouwen werken tusschen de huishoudelijke bezigheden door of na afloop daarvan tot 9, 10 of 11 uur des avonds.
Loon: Wanneer van een baal (van 75 kilo) 1 kilo uitschot of minder komt, wordt 35 cent betaald. Bij meerder uitschot wordt i cent per ons betaald. Het uurloon bedraagt 3 a 5 cent. Per week bedraagt het loon f 1.20 a f 3.
Woning: De woning bevat soms 2, maar meestal 3 of 4 kamers. Het werk geschiedt gewoonlijk in de woonkamer, die tevens keuken is.
Gedwongen winkelneering: In een paar gevallen wordt melding gemaakt van dwang tot het koopen van kruidenierswaren in den winkel van den werkgever.
Het blauwselinpakken te Westzaan.
Omvang: Het inpakken van blauwsel en potlood was vroeger meer algemeen dan nu. Het aantal gezinnen, waar blauwsel wordt verpakt, bedraagt thans niet meer dan 25. Enkele gezinnen hebben speciaal potlood te verwerken.
Omschrijving: De thuiswerkers (sters) krijgen het blauwsel in platte ronde stukjes van bepaalde dikte in kistjes van de fabriek. Hierbij zijn bedrukte witte stukjes linnen gevoegd. De werkers (sters ) hebben een plank, met holten erin geboord, voor zich liggen. De witte bedrukte linnen lapjes komen over de plankholte te liggen, het ronde stukje blauw wordt tegelijk met het lapje in de holte gedrukt, dan wordt er met een wit koordje omheengeslagen en dichtgeknoopt. Het stukje blauw wordt daarna uit de plankholte getrokken, de koordeindjes dichtgeknoopt en ten slotte een étiquet.
Loon en Arbeidsduur: Vroeger werd 10 cent voor het inpakken van 100 stuks betaald, deze prijs is nu gereduceerd tot 7 cent per 100. De arbeidstijd, daarvoor benoodigd voor twee personen gezamelijk 8 a 9 uur per 1000. Het maximum aantal stukjes ter verpakking uitgegeven, bedraagt wekelijks niet meer dan 2000. Dit geeft een weekloon van f 1.50. Meestal wordt er minder ter bewerking uitgegeven. Het werk wordt veelal des avonds verricht. Onkosten zijn niet te maken daar de fabriek alles levert.
Bijzonderheden: Het inpakken geschiedt in de huiskamer. Bij goede behandeling is het zindelijk werk, in tegenstelling met het potlood inpakken, waarvoor hetzelfde loon betaald wordt en dat zeer vuil werk is. Door de kleine hoeveelheid in huisarbeid gegeven komt kinderarbeid weinig voor.
Loondaling komt soms voor door het maken van platte ronde stukjes op de halve dikte, die voor reclame worden uitgegeven. Om deze pakjes behoeft geen étiquet geplakt te worden. Doch voor de 1000 wordt slechts dan f 0.50 betaald.
Gloeikousjesindustrie te Enschedé.
Omvang: De toepassing der gloeikousjes bij gasverlichting heeft te Enschedé een nieuwe huisindustrie in het leven geroepen. Nog voor een jaar was dit uitsluitend fabriekswerk. Eerst in het najaar van den vorigen winter waren er een vijftig huisarbeidsters in dit nieuwe bedrijf werkzaam. Bij minder groote bestellingen daalde hun aantal snel, en zijn er zelfs zekere rustpoozen waar te nemen. De uitgifte geschiedt door een enkele firma. Het is speciaal vrouwenarbeid, waarbij ook hulp van kinderen kan geconstateerd worden. Doch niet overwegend.
Techniek: Men heeft staande en hangende kousjes. De laatste vooral worden in huisarbeid gegeven. De arbeidsters krijgen de kousjes gebreid van de fabriek met de steenen voetjes en de asbestdraad. Het boveneinde der kousjes wordt ontrafeld, daarna saamgetrokken tot zich een kapje vormt en met de afhangende draad kruiselings vastgehecht. Daarna worden de kousjes gekeerd. Met de asbestdraad wordt het steenen voetje aan het benedeneind bevestigd, doch zoo, dat de afknooping naar binnen komt. In dezen staat gaan de kousjes naar de fabrieken om machinaal gegloeid te worden. Slecht aangehechte kousjes moeten overgemaakt worden.
Loonen: De prijs voor de 100 kousjes is 75 cent; de tijd tot afwerking, hiervoor benoodigd, 8 uur. Geroutineerde werksters maken er 500 en soms meer af in een week van 50 uren.
Het loon bedraagt dan f 4. De meesten echter kunnen dit aantal niet halen en leveren gemiddeld 300 in 25 a 30 uur en bij mindere routine in langer tijdsbestek. Het gemiddelde uurloon is 7 a 10 cent.
De staande kousjes, die zorgvuldiger bewerking vereischen, worden met f 1 per 100 betaald.
Opmerkingen: Algemeen is de klacht over het zenuwachtige van dezen arbeid. Verschillende vrouwen wilden het niet meer aanvaarden, daar hun zenuwgestel er door leed.
De keuring der kousjes is zeer streng. Dikwijls maakt het groote aantal afgekeurde kousjes de werksters afkeerig om denzelfden arbeid weer aan te nemen.
Daar het zindelijk werk is, geschiedt het in de huiskamer; hulp van schoolgaande kinderen had slechts in enkele gevallen plaats.
De kleedingindustrie te Arnhem.
Aantal: Ruim 300 thuiswerkers en -werksters werden in dit vak te Arnhem bezocht. Onder de kleermakers waren zoowel maat- als confectiewerkers.
Maatwerk: Evenals elders zijn ook hier de eersten er het best aan toe, hoewel zij, tengevolge van de wisselende seizoendrukte, maanden lang van 's morgens 5 tot 's avonds 9 of later werken, om daarna weken lang vergeefs op werk te wachten. De hoogste loonen voor een gekleede jas (30 a 40 uur werk) zijn f 8 a f 10 per stuk, voor een broek (14 uur) f 2.25 a f 2.50.
Confectiewerk: De algemeene toestand van deze werkers is minder dan die der eerstgenoemden, wat zoowel uit de huisvesting blijkt als uit het feit, dat hier veel meer hulp van vrouw en kinderen wordt aangetroffen.
Hier komen loonen voor van f 6.50 per week in een gezin, waar de vrouw meewerkt (de man 75, de vrouw 60 uur per week). Voor een gekleede jas werd hier betaald f 2.15 a f 2.95 (7 uur werk met hulp der vrouw), voor een broek f 0.20.
Knechts: Een volwassen inwonende knecht verdiende f 3 per week boven de kost en werkte hiervoor 120 a 130 uur per week.
Zondagsarbeid: Nagenoeg alle kleermakers deelden mede nu en dan Zondags te moeten werken, doch bij verscheidene kwam dit drukker voor, zelfs 26 Zondagen per jaar.
Naaisters: Ook hier evenals elders de bekende lage loonen. Hoewel het aantal werkuren (dikwijls 80 in de week, soms ook meer) er op wijst, dat niet aan bijverdienste gedacht moet worden, wordt veelal een loon gemaakt, waarvan niet geleefd kan worden. Een weduwe met 2 dochters, die 's winters van 's morgens 9 tot 's avonds 12, 's zomers van 's morgens 4 tot 's avonds 7 werken, kunnen zoodoende voor f 10 afkrijgen, waar nog f 1 onkosten afgaat. Uurloonen van 6 cent zijn volstrekt geen uitzondering; er komen er voor van 4 cent, van 3 cent en bij beginsters zelfs van 2 cent.
Kleedingindustrie (confectie) In deomstreken van Eindhoven.
Aantal: In Eindhoven en in de dorpen in den omtrek (Horst, Stratum, Woensel enz.) werden ± 90 thuiswerkende kleermakers bezocht. Hiervan wonen 14 in Eindhoven. Het zijn allen confectiewerkers; slechts enkelen maken ook nog eenig maatwerk.
De werkgevers wonen te Eindhoven, Venlo, Helmond enz , zoodat met de inlevering van het werk heel wat tijd, soms zelfs 10 of 12 uur per week, gemoeid is. Deze arbeiders worden dikwijls door de vrouw en zoon of een dochter geholpen, terwijl ruim 20 met een knecht of leerjongen werken, een dertigtal werkt zonder hulp.
Arbeidsduur: De kleedingindustrie schijnt hier niet zoo sterk het seizoenkarakter te hebben, dat dit vak elders meestal kenmerkt. Er wordt althans slechts zelden van verschil in arbeidsduur in de verschillende jaargetijden melding gemaakt.
In de meeste gevallen wordt 12 uur of langer gewerkt, heel dikwijls 13 of I3 ½uur per dag en in 26 gevallen zelfs van 14 tot 16 uur per dag. In enkele gevallen wordt medegedeeld, dat de drukste tijd tusschen Paschen en Pinksteren is.
Gewoonlijk wordt des morgens om 6 of 7 uur (des zomers ook wel om 5 uur) begonnen en dan tot den avond doorgewerkt met 1 a 2 uur schafttijd. Soms wordt tot laat in den avond gewerkt, nachtarbeid schijnt echter niet voor te komen. Evenmin Zondagsarbeid.
Loon: Het stukloon bedraagt per colbert dikwijls slechts 75 cents a f 1., echter ook wel f 1. a f 2. Per pantalon is een loon van 20 a 30 cent zeer gewoon, soms echter 40 of 50 cent; per vest wordt gewoonlijk 15 a 25 cent betaald. Voor een colbert of vest wordt dikwijls 95 cent a f 1.20 betaald. Het stukloon voor een demi bedraagt vaak 90 cent of f 1., ook wel f 1. a f 2.
Het uurloon is gemiddeld 10 cent, soms iets meer maar ook wel 8 of 9 cent. Eigenlijk is het nog lager, daar de kleermakers meestal f 1. a f 2. onkosten per week hebben.
Natuurlijk is ook het weekloon laag. Van de ruim 30 kleermakers, die alleen werken, varieert het weekloon van f 5tot f 10., en dat ondanks de bovengenoemde zeer lange arbeidsdagen. Wordt met vrouw, zoon of knecht gewerkt, dan bedraagt het weekloon meestal f 12 a f 10., hoewel ook dan in sommige gevallen slechts f 9 a f ?. verdiend wordt.
Indien met meerdere familieleden of knechts gewerkt wordt, maakt men soms f 16. a f 20., in enkele gevallen wel f 25. of f 30. per week. In de 20 gevallen, dat met een leerjongen of knecht gearbeid wordt, moet natuurlijk ook diens loon van het weekloon af; een leerjongen krijgt gewoonlijk niet veel meer dan de kost, een knecht f 3. a f 5. en de kost. Als men hierbij aan de f 1. a f 2. onkosten per week denkt, blijkt, hoe laag het loon van een confectiewerker in Brabant is. Ook moeten zij zelf voor een naaimachine zorgen, die dikwijls minimum f 100. kost. Meestal beschikken deze gezinnen over een stukje land.
Woning: Eénkamerwoningen komen niet voor; de woning bevat dikwijls 2, maar ook vaak 3 en soms 4 vertrekken. Slechts in ongeveer 20 gevallen werd een afzonderlijke werkkamer gevonden, meestal wordt in de woonkamer gewerkt, die bovendien dikwijls tevens keuken en soms de slaapkamer is.
De huisweverij in Eindhoven en omstreken.
Aantal: Huiswevers in Eindhoven en omstreken werden gevonden in Boxtel ± 15, Heeze 10, Geldrop 60, Zeelst ± 50, Meerveldhoven 20, Nunen 30, Zesgehuchten ± 25, Veldhoven 30, Waalre 20, Gerwen 15, Someren 5, Strijp ± 20, Aalst 30, Woensel ± 20, Gemert ruim 100 en in Mierlo ± 60, in het geheel dus tusschen de 500 en 600 wevers.
Loon: Deloonenwisselen uiteraard eenigszins naar de verschillende plaatsen en naar de soort van weefsels, die vervaardigd worden. In het algemeen kan gezegd worden, dat te Mierlo en te Gemert de toestand der wevers het slechtst is. Dit blijkt uit de zeer lage loonen die hier verdiend worden. Voor Gemert verkreeg men b.v. de volgende gegevens betreffende de uurloonen: 13 % verdienen gemiddeld tot 4 cent per uur, 37 % van 4 tot 6 ct. per uur, 27% van 6 tot 8 cent per uur, 23% meer dan 8. In de overigeplaatsen zijn de uurloonen wat hooger.
Vrouwenarbeid: De wevers worden, voor zoover zij hun garen moeten spoelen, daarin door hun vrouw bijgestaan.
Kinderarbeid: Deze komt in de textielbranche zeer weinig meer voor
De Schoenmakerij in de omtrek van Eindhoven.
Aantal: In de dorpen rondom Eindhoven werden ± 250 schoenmakers bezocht. Bijna altijd beschikken zij over een stukje land.
Zeer waarschijnlijk wordt dikwijls door de vrouwen door de kinderen (na schooltijd) meegewerkt, maar bij de enquête bleek hiervan weinig. Als de vrouw meewerkt, maakt zij de knoopsgaten en stikt zij het bovenwerk met de machine. Slechts in enkele gevallen wordt met een knecht of leerling gewerkt.
Arbeidsduur: Op enkele uitzonderingen na wordt steeds langer dan 10 uur per dag gewerkt; ± 150 schoenmakers werken 12 uur of langer. Door velen wordt geregeld 13 of 14 uur per dag gewerkt, door ± 20 personen zelfs I4, 15 en 19 uur.
Loon: Het stukloon bedraagt per paar bottines 60 a 65 cent (chroomleer 75 a 80 c.), mansschoenen 45 a 60 ct., jongensschoenen 45 ct, kinderlaarsjes 30 a 45 ct., rijgschoenen 50 a 70 ct., lage schoenen 50 ct., sneeuwschoenen 60 ct., sokschoenen 45 a 55 ct., vetleeren jachtschoenen 60 a 75 ct., laarzen 90 ct. a f 1.25, soms ook f 1.50 a f 2, pantoffels 40 a 50 c. Hierbij moet in 't oog gehouden worden, dat de huisarbeider ongeveer 2 cent onkosten per paar schoenen heeft.
Het weekloon varieert gewoonlijk tusschen f 5.50 en f 7.50, soms echter is het slechts f4 a f 5 en in enkele gevallen f 8 a f 10, maar hooger dan f 10 is het zeer zelden. Het uurloon varieert gewoonlijk tusschen 7 en 10 cent.
Woning: Eénkamerwoningen komen zelden voor.
De grootste helft der woningen bevat 2 kamers, de overige gewoonlijk 3 kamers. Een afzonderlijk werkvertrek vindt men bij de schoenmakers in den omtrek van Eindhoven slechts zelden; meestal is dit tevens woonkamer en keuken en in 33% bovendien nog slaapkamer.
Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 5.
De huisweverij te Goirle (N.B.)
Aantal: In het in de nabijheid van Tilburg gelegen Goirle wordt naast de fabriekmatige weverij nog door een I50-tal wevers thuis gewerkt. Zij vervaardigen in hoofdzaak behangsellinnen, katoen en jute voor ondernemers daar ter plaatse.
Het behangsellinnen (het z.g. schilder) bestaat uit een ketting van linnen en een inslag van linnen of jute. Het katoen wordt voor spandoek, de jute voor zakken gebruikt. De huiswevers ontvangen meestal het garen gespoeld van de fabriek, waarvoor zij werken, doch bij het behangsellinnen moeten zij doorgaans den inslag zelf spoelen of laten spoelen.
Slechts enkele ondernemers laten alleen in huisindustrie hun goederen vervaardigen.
Vreemde arbeidskrachten worden door de huiswevers zeer weinig gebruikt.
Arbeidsduur: De arbeidstijden zijn zeer afwisselend en zijn bij den eenen wever veel langer dan bij den anderen. Dit is een gevolg hiervan, dat in vele gevallen de verdiensten, die de overige gezinsleden op de textielfabrieken hebben, den wever niet zoo noodzaken tot het maken van lange arbeidstijden als elders.
Er werkten: 6 uur of minder: ± 40 wevers, 7 of 8 uur: ± 35, 8 uur tot 10 uur: ± 35, meer dan 10 uur: ruim 40 wevers.
Loon: In één geval werd als uitzondering een gemiddeld weekloon van f 9.50 bereikt, in alle andere gevallen was dit beduidend minder. Een gemiddeld weekloon van f 7.50 is het gewone maximum.
De drukke tijd is van Nieuwjaar tot Augustus, soms tot September. Herhaaldelijk komt het voor, dat de wevers op taak worden gesteld, d. i., dat zij niet meer dan een bepaald aantal stukken per week mogen weven.
Vrouwen en kinderarbeid: Onder de wevers bevinden zich ook een dertigtal vrouwen, die dezen zwaren arbeid verrichten. In de gevallen, waarin door den wever de inslag thuis gespoeld moet worden, geschiedt dit meestentijds door de vrouw; een twintigtal verrichten aldus spoelarbeid. Kinderarbeid komt ook hierbij enkele malen voor.
Woningtoestanden: Veertien wevers bewoonden een éénkamerwoning.. Hiervan werden 14 éénkamerwoningen tezamen bewoond door 53 personen.
2 éénkamerwoningen
elk bewoond door 1 persoon
2
4,,
2 personen
8
2,,
3
6
1,,
4
4
3,,
5
15
1,,
8
8
1,,
10
10
Het meest voorkomende type is de tweekamerwoning, waarvan het gevolg is, dat een afzonderlijk werkvertrek weinig voorkomt. Bij meer dan een derde der wevers werd in het werkvertrek tevens geslapen, hetgeen door de stofdeeltjes, die bij het weven loskomen, wat vooral bij de jute geschiedt, zeer onhygiënisch is.
Het zakkennaaien te Goirle (N.B.)
Aantal: Tusschen de 30 en 40 vrouwen houden zich te Goirle met het naaien van zakken bezig, waarin sommige huisarbeidsters bijgestaan worden door leden van haar huisgezin: man, volwassen dochters of kinderen. De leeftijd der door ons bezochte arbeidsters liep van 24 tot 67 jaar.
Product: Zij naaien uien-, bloem-, suiker-, bonen en kolenzakken.
Kinderarbeid: Bij het onderzoek werden ? kinderen, waarvan 7 jongens en 4 meisjes, beneden de 14 jaar, aangetroffen, die, hetzij tusschen of na schooltijd, hun moeder eenige uren per dag in het werk hielpen.
Arbeidstijd: Daar het werk slechts bijverdienste voor de vrouwen is als aanvulling van het loon, dat haar man of kinderen op de fabriek ontvangen, is de arbeidsduur in het algemeen niet lang; de zorg voor de huishouding neemt veel tijd in beslag. Zeven arbeidsters werken gemiddeld minder dan 3 uur, veertien van 3 tot 5 uur, vier van 5 tot 10 uur en één 10 uur per dag. In de helft der gevallen wordt nog 13 uur per dag door een lid van het huisgezin meegewerkt.
Zij ontvangen niet geregeld arbeid; bij de meesten worden daardoor de verdiensten beperkt, vooral daar velen slechts 3 tot 6 maanden werk hebben.
Loon: Het gemiddelde weekloon varieert van 65 cent tot f 2.50. In overeenstemming hiermede is het uurloon laag en varieert van 2 tot 6 cent.
Woning: Geen dezer arbeidsters heeft een afzonderlijk werkvertrek. De woning bevat steeds 2 kamers; in 13 gevallen werd in het werkvertrek zoowel gekookt, gehuisd als geslapen.
Het kantwerken te 's Gravemoer (N.B.)
Aantal: Door een dertigtal, meest oudere vrouwen, wordt nog deze uitstervende industrie te 's Gravemoer uitgeoefend. Een derde deel hiervan is gehuwd, een derde weduwe en een derde ongehuwd. Slechts een enkele werkster is beneden de 50 jaar; de oudsten zijn bij de tachtig.
Product: De kant, die meestal gemaakt wordt, is 12 en 15 cm. breed. Als grondstof wordt katoenen garen gebruikt.
Arbeidsverhoudingen: Het loon per el bedraagt 35 en 40 cent. Voor onkosten aan materiaal gaan hiervan ± 5 ct. per el af, zoodat een zuivere verdienste van 30 en 35 ct. per el overblijft. Gemiddeld wordt over een el kant 14 a 16 uur gewerkt, zoodat de gemiddelde verdienste per uur 2 a 2 ½ . cent bedraagt.
De kant wordt als regel aan een winkelier verkocht, die niet in geld uitbetaalt, maar in winkelwaren, die in qualiteit en prijs gelijk zijn aan die in andere winkels. Ook het garen wordt bij hem gekocht.
Werkplaats is de huiskamer; 's zomers wordt buiten gewerkt.
Afzet: De winkelier verkoopt de kant met een prijsverhooging van 1 a 2 cent per el aan winkeliers te Rotterdam, Utrecht, den Haag enz., welke de kant op hun beurt aan de Zuid-Hollandsche en Utrechtsche boerinnen verkoopen tegen 50 a 60 cent de el.
De kantindustrie sterft sneluit.
Heerenkleedingindustrie (confectie) te 's Gravenhage.
Omvang: De kleedingindustrie te 's Gravenhage is grootendeels maatwerk. Slechts een twintigtal thuiswerkende confectiewerkers werden gevonden. Deze arbeiders worden dikwijls door hun vrouw geholpen; soms werkt deze even lang, soms slechts enkele uren per dag.
Arbeidsduur: Bij deze arbeiders schijnt niet zoo'n groot verschil in werktijd tusschen den drukke en den slapppen tijd te bestaan als bij de maatwerkers. Vrij geregeld, het heele jaar door, werken sommigen 12 of 13 uur, maar de meesten 14 uur of langer, soms 16 of 17 uur en in één geval zelfs 19 uur per dag. Nachtarbeid en Zondagsarbeid werden slechts in enkele gevallen uitdrukkelijk vermeld.
Loon: Het stukloon is nogal verschillend, het varieert per colbert van f 1.10 tot f 3, per pantalon van 55 cent tot f 1, per demi van f 1.30 tot 1.75. Het uurloon bedraagt meestal 10 a 15 cent. Het weekloon varieert meestal tusschen f 10 en f 13, soms echter is het meer en soms minder. De kleermakers hebben f 1 a f 2 onkosten per week. Het loon is dus in het algemeen lager dan dat der maatwerkers.
Woning: De woningtoestanden zijn vrij gunstig, meestal is er een afzonderlijk werkvertrek.
Heerenkleedingindustrie (maatwerk) te s Gravenhage.
In den Haag is de kleedingindustrie voor verreweg het grootste deel maatwerk. Het confectiewerk, dat er verkocht wordt, komt op enkele uitzonderingen na, uit Amsterdam en Rotterdam.
Confectie en maatwerk zijn in den laatsten tijd geheel verschillende bedrijven geworden. Voor het maatwerk wordt grooter vakbekwaamheid vereischt; een maatwerker bezit ook niet de eigenaardige handigheid van den confectiewerker. In 't algemeen verkeeren de maatwerkers in gunstiger positie dan de confectiewerkers.
Aantal: Het aantal kleermakers (werklieden) is naar schatting ± 800 waarvan een groot aantal (ongeveer 200) op ateliers werken, vooral in het damesvak. Er werden ± 530 thuiswerkende kleermakers bezocht; het aantal is echter iets grooter, waarschijnlijk ± 600. Van deze 530 waren ruim 400 alleen maatwerkers, ruim 100 maat én confectiewerkers, 20 alleen confectiewerkers. Onder dit aantal zijn 10 dameskleermakers begrepen, die in een afzonderlijk overzicht behandeld worden. Het volgende ( evenals de overige confectiewerkers ) heeft dus alleen betrekking op het maatwerk in de heerenkleedingindustrie.
Hoofdbedrijf: Terwijl in vele andere industrieën het thuiswerk dikwijls slechts des avonds na den fabrieksarbeid geschiedt of door vrouwen en kinderen bedreven wordt tot aanvulling van de verdiensten van den man, is hier de huisindustrie de eenige werkzaamheid van den man. Deze wordt echter in zeer vele gevallen gedurende 1, 2 of 3 uur per dag door de vrouw geholpen. In enkele gevallen heeft hij een knecht of jongen in dienst, maar meestal niet. Soms werken in den drukken tijd ook de kinderen mee, waarvan echter bij de enquête weinig bleek.
Verhouding tot den werkgever: De huisarbeiders ontvangen het goed, op maat gesneden, van den werkgever, die daartoe coupeurs in dienst heeft. Voor een naaimachine moeten de arbeiders zelf zorgen, terwijl zij bovendien nog ongeveer f 1,50 onkosten per week hebben.
Seizoenarbeid: In het leven van den kleermaker wisselen, tegenwoordig nog meer dan vroeger, perioden van overwerken, van koortsachtige inspanning en perioden van groote slapte en werkeloosheid elkander geregeld af. De drukke tijd duurt 7 maanden, nl. Maart-Juni en September-December; het voorjaar is nog drukker dan het najaar. In den slappen tijd (gedurende 5 maanden) heeft de kleermaker een tamelijk korten werkdag en komt het wel voor, dat hij een paar weken achter elkander in 't geheel geen werk heeft.
Arbeidsduur: Gedurende de 4 drukste maanden (Maart-Juni) werken de kleermakers enorm lang. Sommigen werken dan 14 uur, maar de meesten 15 of 16 uur per dag en in niet minder dan 192 gevallen werd een arbeidstijd van 17 en 18 uur per opgegeven. Enkelen werken dan zelfs geregeld 19 uur per dag. Van schafttijd is dan geen sprake. Ook nachtarbeid komt zeer dikwijls voor; sommigen werken geregeld 1 of 2 nachten per week, anderen werken vaak tot 2 uur 's nachts door of beginnen al om 4 uur. In ruim 130 gevallen werd uitdrukkelijk opgegeven, dat ook des Zondags (gewoonlijk alleen 's morgens) gewerkt wordt, maar het aantal is, volgens den enquêteur, waarschijnlijk veel grooter, omdat velen dit (ook andere dingen als b. v. het meewerken van de vrouw ) uit valsche schaamte verzwijgen. Een arbeidstijd per week van 95 tot 100 uur is zeer gewoon, terwijl deze dikwijls nog 120 uur beloopt,
Ook de maanden September-December zijn zeer druk. Soms wordt dan even lang gewerkt als in het voorjaar, maar meestal toch een paar uur per dag korter. Een arbeidstijd van 15 of 16 uur per dag, komt echter ook dan zeer dikwijls voor. Eveneens wordt in deze periode des nachts en des Zondags gewerkt.
In den slappen tijd is de gemiddelde werktijd dikwijls 8 uur of minder, ook vaak 10 uur en in sommige gevallen 11 of 12 uur per dag. Ook in die maanden is de werktijd zeer ongeregeld; soms heeft de kleermaker dagen of weken lang geen werk en dan weer wordt hem plotseling spoed werk opgedragen, zoodat hij dag en nacht moet doorwerken.
Loon: Het stukloon voor het maatwerk bedraagt meestal per colbert f 4 a f 6, per demi f ? a f 7,50, per gekleede jas f 8 a f 12. Het stukloon voor confectiewerk is veel lager. Het uurloon is ongeveer 15 cent; er zijn ook wel kleermakers, die 20 a 30 cent per uur verdienen, maar nog grooter is het aantal van hen, wier uurloon 10 cent of minder bedraagt. Voor het dure werk, dat in Den Haag veel gemaakt wordt, is het stukloon wel iets hooger dan hierboven is meegedeeld, maar het kost zooveel meer arbeid, dat het uurloon niet veel hooger is. Het meeste verdienen nog de kleermakers die én maat- én confectiewerk maken.
Het is natuurlijk zeer moeilijk voor dit vak een gemiddeld weekloon te berekenen; de opgaven varieeren meestal van f 13 tot f 17, zijn soms echter hooger en soms lager.
Voor het uniformwerk, dat in Den Haag veel wordt gemaakt, bestaan tenminste wat posterij-en politieuniformen betreft, bestek-loonen; het is echter zeer twijfelachtig of deze wel steeds betaald worden. Er zijn vele kleermakers, die uitsluitend pantalons of vesten maken; in Den Haag werden 85 pantalonmakers en ± 50 vestenmakers bezocht. Per pantalon wordt ongeveer f 1,50 a f 2,50 betaald, per vest f 1,25 a f 2,25.
Woning: De woningtoestanden zijn vrij gunstig. De huishuur is minder hoog dan te Amsterdam en Rotterdam. Over 't algemeen hebben de Haagsche kleermakers een afzonderlijk werkvertrek; in sommige gevallen echter is 't werkvertrek tevens woonkamer.
Eigen werk: Nog moet worden opgemerkt, dat deze kleermakers dikwijls ook nog eenig eigen werk hebben. Dat eigen werk is soms vrijaanzienlijk, in enkele gevallen zelfs de hoofdzaak.
Dameskleedingindustrie te 's Gravenhage.
De dameskleermakerij geschiedt voor een groot deel op ateliers. Toch werden een tiental thuiswerkers gevonden, maar verscheidene dezer personen werken overdag op atelier en alleen des avonds thuis. Het betreft 7 mannen en 3 vrouwen; de mannen vervaardigen mantels en de vrouwen japonnen.
Arbeidsduur: Ook bij de dameskleermakers komen in den drukken tijd (Maart-Juni en September-December) lange arbeidsdagen van 16 en 18 uur voor. In den slappen tijd zijn de werktijden zeer ongeregeld, nu eens lang en dan weer heel kort.
Loon: Per mantel wordt gewoonlijk van f 8 tot f 15 betaald. Het uurloon der dameskleermakers is gewoonlijk hooger dan dat der heerenkleermakers, nl. 20 a 25 cent. Het weekloon is f 15 a f 20.
Per katoenen of wollen japon wordt 70 cent a f 1. betaald. Een vrouw, die dit werk voor een magazijn deed, gaf op slechts f ? per week te verdienen bij een arbeidstijd van ? uur per dag (gedurende 5 dagen per week).
Woning: Meestal is er een afzonderlijk werkvertrek, in 3 gevallen is dit echter tevens woonkamer.
Lingerie te 's Gravenhage.
Een tiental lingerienaaisters werden bezocht.
Er zijn in den Haag natuurlijk veel meer lingerienaaisters, die voor magazijnen werken, maar het is zeer moeilijk haar te vinden.
Onze gegevens zijn dus zeer onvolledig.
Deze naaisters arbeiden soms alleen, maar er zijn ook verscheidene, die met eenige naaimeisjes werken. Een der bezochte naaisters had 6, een ander 8 naaimeisjes van 13 jaar en ouder.
Arbeidsduur: Sommige naaisters, wier man geregeld werk heeft en voor wie het naaiwerk dus een bijverdienste is, werken niet buitengewoon lang. Maar andere vrouwen beginnen zoodra het huishouden verzorgd is en werken dan vaak tot des avonds 10 a 12 uur, in zeer drukke tijden ook wel eens den heelen nacht; andere werken weer nooit den heelen nacht, maar beginnen in den drukken tijd soms al om 5 uur 's morgens en werken dan tot 12 uur 's avonds door.
Loon: Voor vrouwenhemden wordt 10-15 cent betaald, heerenhemden 12 cent, kinderhemden 6-10 cent, kinderjurken 10-12 cent, beddezakken 4 c., lakens 2 c., kinderschorten 10 c., boezeroenen I2 c., blauwe kielen 15 c., vrouwenpantalons 7 ½ c., onderrokken zonder strook 10 c., met strook tot 35 c. toe (dit laatste voor rokken met 3 entredeux en 9 plooitjes in de strook ), blouses 25-40 c., soms 50 c., ondertailles 60-75 c-
Wij hebben te weinig gegevens om een uur- of weekloon te kunnen berekenen.
Over een blouse van 40 cent wordt een heelen dag gewerkt.
Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 6.
De Kleedingindustrie (Engros-confectie) te Groningen.
Aard van hetbedrijf: In de stad Groningen wordt bijna uitsluitend zoogenaamde engros-confectie vervaardigd.
Hieronder verstaat men heeren-, dames- en kinderkleeding, die door tusschenkomst van grossiers, die tevens de werkgevers zijn, aan winkeliers wordt geleverd.
Hier wordt voornamelijk heerenkleeding vervaardigd, echter ook een weinig dames- en kinderconfectie. Het werk wordt uitsluitend door mannen, soms met behulp van eigen vrouw of zonen en dochters, of ook met behulp van vreemde werkkrachten, in huisindustrie vervaardigd.
Zij ontvangen het goed geknipt en moeten garen, zijde, houtskool enz. alsook naaimachines zelf betalen; terwijl het werk gehaald en gebracht moet worden.
Aantal: Ondervraagd zijn van de wellicht 200 thuiswerkende confectiewerkers ± 170 personen, waaronder ruim 140, die heerenkleeding, 5 die damesconfectie ( mantels ) en ± 20, die jongens-confectie maakten. Onder de 140, welke heerenwerk maakten komen echter nog 5 kleermakers voor, die z. g. werkmanskleeding, als blauwe kielen, slagersjassen of drillen werkbroeken vervaardigen.
Er waren 120 kleermakers gehuwd en bijna 60 ongehuwd of weduwnaars.
Kinderarbeid: Deze komt weinig meer voor; slechts 20 jongens en meisjes beneden 16 jaar werden aangetroffen
Arbeidsduur: Hoewel in de engros-confectie niet groote stille seizoenen worden aangetroffen, is het toch den eene tijd van het jaar stiller dan den anderen. Dit komt wel hoofdzakelijk door het overgaan van het zomer- in het winterwerk en omgekeerd. De arbeidstijd is daarom veel geregelder dan in de maatbranche. Als arbeidstijden per dag werden opgegeven; van ± 56 kleermakers gemiddeld 12 a 13 uur per dag, van ruim 40 tusschen 10 en 12 uur; van ruim 35 langer dan 14 uur, terwijl slechts ongeveer 20 een arbeidsdag korter dan 10 uur opgaven. In 27 gevallen werd Zondagsarbeid opgegeven, terwijl nachtwerk ook nu en dan voorkwam. Tegen het afleveren wordt zeer dikwijls 16 uur op een dag gewerkt. De vrouwen werkten bijna allen ± 2 a 3 uur per dag, zeer enkelen even lang als de man.
Loonen: De gemiddelde uurloonen waren bij 50 werklieden tusschen 10 en 14 cent. ± 40 haalden een uurloon tusschen 14 en 16 cent, ruim 20 een uurloon tusschen 16 en 21 cent; terwijl ± 40 niet meer haalden dan 8 of 10 cent. Een heel enkele kwam voor, die meer dan 22 cent verdiende, maar ook kwamen er voor, die 5 of 6 cent verdienden, één zelfs van 3 cent.
Werkplaatsen en woning: In 27 gevallen kwam het voor, dat het werkvertrek tevens huis, eet, én slaapkamer was.
De heerenkleedingindustrie (maatwerk) te Groningen.
Aantal: Naast de engros-confectiewerkers vindt men in Groningen ook nog een 100-tal maatwerkers, waarvan naar schatting ± 60 thuiswerkers zijn; de overigen werken op ateliers. Er werden ± 50 thuiswerkers ondervraagd, waarvan er ruim ? gehuwd waren. Met behulp van eigen vrouw werkten 14 en 4 arbeidden met zoons of dochters, terwijl 14 met vreemde krachten werkten. Onder 16 jaar kwamen voor 7 personen.
Arbeidsduur: Het maatwerk is een seizoenvak; vandaar dan ook, dat er tusschen Paschen en Pinksteren, alsook in het najaar, dikwijls lange werkdagen gemaakt moeten worden. Van 12 werden opgaven verkregen, dat zij meer dan 14 uur per dag werkten in drukken tijd, enkelen arbeidden dikwijls Zondags en ook wel een enkel maal een nacht; 26 werkten ± 13 uur per dag, 3 minder dan 10 uur.
Loonen: De stukloonen in het maatwerk varieeren van f 4 tot f 6 voor colbert, van f 4 tot f 7 voor jacquet, voor gekleede jassen tot f 10, voor demi's en winterjasssn van f 4 tot f 8, voor broeken van f 1 tot f 2.50, voor vasten van f 1 tot f 2.25.
Beste confectie wordt betaald met f 1 a f 2 minder per stuk, terwijl broeken en vesten voorkomen voor f 0.60 en f 1.50. Als uurloon hadden 24 meer dan 15 cent, 9 meer dan 20 cent, 10 minder dan 13 cent per uur.
Woning en werkplaats: In 37 gevallen werd gewerkt in een afzonderlijk vertrek, meestal zolder; enkelen arbeidden in de huiskamer.
De heerenkleedingindustrie (maatwerk) te Haarlem.
Aantal: Er werken ongeveer 135 kleermakers in het maatwerk te Haarlem, die in huisarbeid werken. Hiervan werden een 50-tal ondervraagd, terwijl de enquête nog loopende is. Deze waren bijna allen heerenkleermakers. Slechts een paar maakten ook damesrokken. Van deze 50 werkten 20 met behulp van de vrouw en 10 met vreemde krachten.
Loon: De stukloonen zijn als volgt: Een colbert f 6, soms f 7, jacquet f 7 a f 8, gekleede jas f 8 a f 10, soms hooger; demi's f 7 a f 8, ook wel lager; winterjassen f 8 a f 8.50 ; vesten en broeken f 1.50 a f 2.25, een enkele maal f 2.50.
Voor damesrokken wordt f 5 a f 5.50 betaald.
Ook wordt in Haarlem het uniformwerk gemaakt voor de Staatsspoorwegen, dat door een patroon aldaar bij aanbesteding is aangenomen. Een conducteursjas wordt betaald met f 2.25 tot f 2.50, pantalon f 0.60, jassen voor remmers f 0.90 enz.
Door een enkelen kleermaker wordt in den slappen tijd wat confectie gemaakt, die niet hoog betaald wordt. Hoewel de loonen per stuk niet lager zijn dan in andere plaatsen, zelfs betrekkelijk gunstig genoemd kunnen worden, zijn de verdiensten niet hoog. Er worden betrekkelijk hooge eischen aan het werk gesteld, die natuurlijk tijd vorderen. Zelden wordt dan ook een uurloon van f 0.20 bereikt, ja het is veelal niet hooger dan 15 cent.
Arbeidstijd: Natuurlijk is ook te Haarlem het kleermaken een seizoenvak en wel in sterke mate. In het voor- en najaar wordt dikwijls 100 en meer uren gewerkt, terwijl er in de stille seizoens soms in het geheel geen werk is. Zij, die voor de Staatsspoorwegen werken, hebben bijna, altijd werk.
Woning en werkplaatsen: De woningtoestanden zijn niet slecht te noemen: als werkplaats heeft de kleermaker meestal een zolder. In den winter wordt echter dikwijls, om vuur en licht uit te sparen, in de huiskamer gewerkt. De weekhuur loopt van f 2.85 tot f 3.25.
Vakvereeniging en ziekteuitkeeringen: Zeer weinig kleermakers zijn georganiseerd. Ziekte-uitkeeringen geschieden meestal door ziekenfondsen, een enkele maal door de vakvereeniging.
Het breien van aalfuiken te Den lip.
Door de landbouwende en visschende bevolking van het dorpje Den lip in Waterland worden in den winter vele aalfuiken gebreid. Dit wordt uitsluitend in huisindustrie gedaan door bijna de geheele mannelijke bevolking van het dorp; des winters is ook een enkele vrouw aan het breien. Dit wordt gedaan voor winkeliers te Amsterdam en voor de visschers zelve.
Aantal: Naar schatting zullen hier ongeveer 200 personen breien. Het werk wordt per kilo betaald, soms echter ook per 1000 mazen. Wanneer per kilo wordt gebreid, is het materiaal zijde, per 1000 mazen is het katoen. Een kilo wordt betaald met f 12 tot f 13 loon; 1000 mazen geven 5 cent.
Het uurloon blijft voor alle soorten echter gelijk en bedraagt gemiddeld 5 cent per uur. Een zeer vlugge breier kan 1500 mazen per uur doen, er zijn er echter ook, die nog geen 1000 halen. Slechts zeer enkelen zijn er, welke ongeveer het geheele jaar door werk hebben. Wanneer het een enkel maal druk is, wordt er dikwijls gewerkt van 's morgens 6 tot 's avonds ?, bijna zonder schaft.
Kinderen van 9 jaar en ouder helpen heel dikwijls mee.
Hetzelfde werk wordt in het aangrenzende Landsmeer als werkverschaffing gegeven.
De schoenenindustrie in de Langstraat.
Karakter: De vervaardiging van schoenen in huisindustrie wordt in alle dorpen van de Langstraat aangetroffen. De meeste arbeiders en ondernemers vindt men evenwel in het centrum van de Langstraat, dat gevormd wordt door de drie aan één gebouwde dorpen, Waalwijk, Baardwijk en Besoijen.
Hier moeten de schoenmakershuisgezinnen geheel leven van wat zij als huis-industriëelen verdienen, evenals in het zuidelijker gelegen Kaatsheuvel. In een drietal dorpen, meer naar den kant van Den Bosch gelegen, Drunen, Elshout, Nieuwkuijk, hebben zeer velen een lapje grond, waarvan zij de opbrengst ten deele zelf gebruiken, ten deele verkoopen.
Somtijds wordt het daardoor zelfs moeilijk uit te maken of ze hun hoofdbestaan vinden in het boerenbedrijf dan wel in het maken van schoenen. Het aantal uren per dag, dat hier aan de schoenmakerij besteed kan worden, is juist door dat boerenwerk gemiddeld lager dan in de overige Langstraat. Teekenend is, dat juist hier overwegend manswerkers (heeren-schoenmakers), in Waalwijk en omgeving bijna uitsluitend vrouwenwerkers (dames-schoenmakers) wonen.
Verreweg de groote meerderheid der arbeiders krijgt van hun werkgever het materiaal en de leesten mee naar huis en werken dus in loondienst. Enkelen evenwel krijgen van hun vaste opkoopers de opdracht een zeker aantal van een bepaald soort schoenen te maken. Zij moeten dan zelf in het bezit zijn van leesten en alle grondstoffen (leer, voering, knoopen, haken enz.) koopen. Zij verkoopen de geheel afgewerkte schoenen dan aan hun opkooper.
Techniek: Het produktieproces valt in tweeën. Het stikken en het bodemwerk.
Het stikken is vrouwenarbeid en geschiedt voornamelijk door jonge meisjes bij de patroons aan huis. Dit valt dus grootendeels buiten de huisindustrie. Een enkele maal treft men een meisje aan, dat den geheelen dag voor haar patroons thuis mag werken. Zij kan dan van 5 tot 7 gulden per week verdienen.
Het grovere stikwerk wordt nog al eens door getrouwde vrouwen verricht om op die wijze de doorgaans lage verdiensten van haar man aan te vullen. Naast haar huiswerk blijft daar gewoonlijk weinig tijd voor over; bovendien schijnen vele patroons er niet zeer op gesteld te zijn en geven ze alleen werk mee, als de meisjes bij hem ,,op den winkel" het niet afkunnen.
Het bodem werk: Dit geschiedt door de eigenlijke schoenmakers. Eerst wordt op de leest de binnenzool losjes vastgenaaid, dan wordt de schacht over de leest gehaald en met spijkers zeer nauwkeurig strak gespannen (opgepind). Aan binnenzool en schacht wordt met pikdraad een strook leer (de rand) vastgenaaid en aan de rand de bovenzooi. Dit laatste geschiedt met zeer fijne steken. Eerst daarna wordt uit losse stukjes leer de hak gezet. Ten slotte worden zool en hak geheel glad en zwart gemaakt (schrooien en polijsten).
Naast deze ouderwetsche produktiewijze is sinds het opkomen der fabrieken een nieuwe vorm van huisindustrie ontstaan, n.l. het opzwikken. Aangezien de leest hierbij op een ijzeren blok wordt vastgezet heet dit soort arbeiders blokwerkers. Hierbij wordt niets genaaid. In plaats van de rand komt hier een tusschenzool, die met enkele spijkers wordt vastgeslagen. Op die tusschenzool worden vijf of zes spijkers zonder koppen geslagen, voldoende uitstekend, dat de bovenzoo! er op kan worden vastgehamerd. Ten slotte wordt in de zool een diepe groef gesneden, waarna de schoenen naar de fabriek gebracht worden om machinaal te worden doorgenaaid. Het zetten van de hak en het verder afwerken geschiedt of op de fabriek of wordt weer in huisindustrie verricht.
Aantal werkplaatsen en arbeiders: Het aantal arbeiders overtreft verre dat der werkplaatsen. Dit vindt zijn oorzaak hierin, dat de zoons, zoolang zij ongetrouwd zijn, bij hun ouders blijven inwonen.
Globaal berekend vindt men o.a. :
Plaats
thuiswerkers
werkplaatsen
Waalwijk
250
180
Besoijen
90
70
Baardwijk
110
75
Drunen
215
135
Elshout
40
30
Nieuwkuyk
40
30
Hetzelfde verschijnsel doet zich ook te Kaatsheuvel en Sprang voor.
Loonen: Het loon wordt per jaar berekend en elke week betaald. Voor Waalwijk, Besoijen, Baardwijk is een weekloon van f 9. een hooge uitzondering. De meesten verdienen van f 6. tot f 8.00. In Kaatsheuvel is zelfs f 8.50 al uitzondering en is het gewone weekloon van f 5.50 tot f 7.50. In de drie dorpen, waar veelvuldig de arbeiders ook iets aan het boerenbedrijf doen, wordt gewoonlijk niet meer verdiend dan f 4.50 tot f 7. In Elshout en Nieuwkuijk samen is er zelfs maar één arbeider, die gemiddeld meer dan f 7. verdient.
Arbeidsduur: Deze is doorgaans zéér laag. Zaterdags wordt gewoonlijk wat korter gearbeid omdat dan de loonbetaling plaats heeft. De meesten werken 's Maandags ook nog niet zoo lang als de andere dagen, waar tegenover evenwel staat, dat Vrijdags dikwijls tot 12 uur, soms nog een stuk van den nacht wordtgewerkt om eenook maar eenigszins voldoend weekloon te halen.
Door elkaar genomen werken slechts weinigen minder dan 11?, uur per dag, zeer velen 12, 13 en 14 uur. Een arbeidstijd van 15 uur behoort niet tot de uitzonderingen in Waalwijk, Besoijen, Baardwijk en Kaatsheuvel, zelfs komt bij huisvaders van groote gezinnen een werktijd van 16 en 17 uur per dag een enkele maal voor.
Kinderarbeid: Deze komt om zoo te zeggen niet meer voor. Vroeger hadden de schoenmakers veelvuldig een jongen van zijn twaalfde jaar af bij zich om het vak te leeren. Sinds de fabriekmatige vervaardiging van schoeisel het handwerk evenwel concurrentie aandoet, is dit grootendeels opgehouden. Er zit niet veel toekomst meer in het vak.
Woningen: Eénkamerwoningen komen te Waalwijk niet voor voor gezinnen. De meeste huizen bestaan uit 1 kamer, een werkwinkel en een berghok. Veelvuldig zijn ook de woningen met 2 kamers. De huurprijs bedraagt veelal van f 1. tot f 1.50 per week. In de andere dorpen is de weekhuur nog iets lager.
Winkelnering: Tegenwoordig zeggen de patroons-winkelhouders niet meer rechtstreeks tegen de arbeiders, dat zij moeten koopen in hun winkel. De arbeiders weten evenwel maar al te goed, dat als zij niet, zoogenaamd vrijwillig, hun winkelwaren bij hun patroon koopen, zij óf slechter werk mee naar huis krijgen (en dus minder verdienen) of wel gedaan krijgen. Verdwenen is deze misstand nog bij lange na niet, ook de invoering der wet op het arbeidscontract heeft er geen einde aan gemaakt. De kwaliteit van de door de patroon; geleverde waren is doorgaans goed, de prijzen evenwel voor brood 10% van andere waren 15 tot 20% hooger dan in een vrijen winkel. In het algemeen kan gezegd worden, dat de winkelnering aan het afnemen is. Ook vele patroons ageeren er tegen.
Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 7.
Het breien en het naaien van gebreid goed te Nunen en Waalre (N.B.)
Aantal: Te Nunen wonen eenige breisters, die voor een werkgever thuis werken. Te Waalre echter is een fabriek van gebreide goederen; de huisarbeid te Waalre bestaat dan ook niet in het breien, maar in het aan elkaar naaien van wat in de fabriek gebreid wordt. Er zijn te Waalre slechts enkele vrouwen, die alleen thuis werken en ongeveer 30, die na fabriekstijd thuis werken.
Hoofd of bijbedrijf: De breisters te Nunen zijn alle jonge, ongehuwde vrouwen, wier vader of broeder f 6 a f 7 verdient. In twee gevallen echter was het breien de eenige inkomst. Deze gezinnen beschikken echter steeds over een stukje land.
Arbeidstijd: De arbeidstijd van 1 breister bedraagt 8 uur per dag, van 4 breisters 12 ? uur of langer per dag, in een enkel geval werd zelfs 13 ½uur per dag gewerkt. Een paar meisjes worden geholpen door een oude moeder, die het breigaren op klossen spoelt. Het inleveren van het werk kost nog 2 a 3 uur per week.
Loon: Voor het breien van voeten aan kousen wordt per dozijn van 28 tot 50 cent betaald. Voor het breien van beenen van kousen van 12 tot 20 cent per dozijn. Het uurloon bedraagt 6 a 7 cent. Bij een arbeidstijd van 12?uur per dag wordt f 4.50 a f 4.75 per week verdiend. Onkosten hebben de breisters niet.
Woning: De woningtoestanden schijnen niet slecht te zijn. De woning telt gewoonlijk 2 of 3 kamers.
Het dassenmaken te Rhenen.
Omvang: Naast de vele sigarenfabrieken te Rhenen vindt men er ook nog eene industrie, die vermoedelijk in geen enkele plaats van ons land nog wordt aangetroffen, n.l. het maken van heerendassen en strikken in huisarbeid. Overal toch is het dassen maken atelier of fabriekswerk en bestaat dat, wat op dat gebied in ons land verkocht wordt, meestal uit buitenlandsch fabrikaat.
Ook in Rhenen zal deze huisindustrie wel spoedig tot het verleden behooren, getuige het steeds kleiner wordende aantal werksters, die het bedrijf uitoefenen. Was het aantal eenige jaren geleden nog 50, thans zijn er niet meer dan hoogstens 15, die nog slechts weinig werk hebben. Het werk is dan ook alleen nog bijverdienste en wordt gedaan door getrouwde vrouwen of meisjes, die de moeder behulpzaam zijn in de huishouding.
Loon: Het dassenmaken is stukwerk en wordt betaald per dozijn. De werkgever geeft de te maken stukken geknipt met de reeds klaargemaakte banden er bij, die echter ook in huisarbeid gemaakt zijn. Voor de beste soort wordt 85 cent per dozijn betaald, waarvoor minstens 8 uur werk is, terwijl garen, zijde en naaimachine door de werksters zelf betaald moeten worden. Deze uitgaven bedragen ongeveer 10% op de bruto verdiensten. Een veel voorkomend model is van 60 cent, een eenigzins betere soort van 65 cent; aan beide is ongeveer 6 uur werk. Heerenstrikken (z.g. vrijheidsdassen) van zwarte tule betalen 30 cent per dozijn met minstens 4 uur arbeid (onkosten iets hooger dan 10%). Het banden maken wordt betaald met 10 cent per dozijn, wat wel 2 uur werken is. Dit wordt slechts door 1 vrouw gedaan, die bijna steeds werkeloos is. Een zeer enkele week in het jaar komt het voor, dat er volop werk is, doch anders is het hoogstens 6 dozijn, dat per week gemaakt wordt.
Het maatkleedermaken te Rotterdam.
Maatwerk: Waar prijs gesteld wordt op solide bewerking en degelijke stoffen, wordt meestal aan besteld werk den voorrang gegeven. Het vak van den maatwerker staat boven dat van den confectiewerker, door hoogere eischen en verantwoordelijkheid eraan gesteld.Het is tevens dat deel van de kleedermakerij hetwelk nog gelegenheid biedt voor opleiding, en dus de vakkennis nog eenigermate intact houdt.
Aantal: Het aantal maatwerkers te Rotterdam gevonden, bedraagt ± 150,al of niet met behulp van vreemden werkend.
Vrouwenarbeid: ±25 maatwerkers worden door de hulp hunner vrouw terzijde gestaan.
Kinderarbeid: Kinderarbeid kwam in 6 gevallen voor.
Loon: Het loon, dat over 't algemeen hooger is dan in de confectie, varieerde tusschen f 5 en f 25 (bruto) per week. Het gemiddelde loon is f 14 bruto (te verminderen met 10% onkosten). Het loon per uur en per persoon bedraagt gemiddeld 11 cent. Lagere loonen werden door particulieren betaald voor reparatie en keerwerk; hoogere loonen door magazijnen en étalagewerk, en voor coupure (pompier loon 15 tot 25 ct. per uur.)Enkele maatzaken garandeeren den arbeiders een vast loon.
Arbeidsduur: De arbeidsduur is gemiddeld 14 uur per dag. Bij ongeveer 13? der kleermakers komt nachtarbeid voor. Het aantal weekuren varieert tusschen 70 en 110 uur, al naar mate de drukte van het seizoen.
Seizoenarbeid: Nog meer dan het confectievak is het maatkleedermaken aan seizoenen gebonden. De maanden Maart-Juni en September-November zijn voor de kleedermakers overmatig druk, terwijl er in de zomermaanden en van December-Januari werkschaarschte heerscht.
Invloed opde gezondheid: 9 kleermakers ondervonden volgens hun zeggen nadeeligen invloed op de gezondheid door te langen arbeidstijd. Velen droegen ook in gelaatskleur en houding de sporen van omgeving en werk.
Woningtoestanden: Bij een 20-tal werd het werkvertrek onvoldoende bevonden door gebrek aan licht, lucht of ventilatie. In vele werkkamers hing een bedorven atmosfeer, nog versterkt door de dampen van de bij het werk te gebruiken gloeiende houtskool.
Bij ruim 40 diende het werkvertrek tevens voor huiskamer, slaapkamer of keuken. Dat hier hygiënisch-nadeelige toestanden uit voortkomen, ook met het oog op besmetting, behoeft geen betoog.
De Kleederconfectie te Rotterdam.
Techniek: Zij geschiedt door thuiswerkers, in dienst van groote magazijnen, welke de kleederen, in voorraad gemaakt en in eigen ateliers geknipt, ter hunner bewerking stellen.
Arbeidsverdeeling komt in zooverre voor, dat men afzonderlijke jassenmakers (grootwerkers), broekenmakers en vestenmakers heeft. Overigens wordt slechts het knoopsgaten maken door sommigen bij gebrek aan knoopsgaten-machine, uitbesteed.
Door de betrekkelijke gemakkelijkheid van het confectievak is het aantal groot van hen, die het beoefenen. Als verdere oorzaak kan genoemd worden het vervallen der maatwerkers tot confectiewerk, daar de maatzaken meestal hun werklieden niet geregeld aan het werk kunnen houden.
Aantal: In Rotterdam werden in de heerenconfectie 194 kleermakers gevonden benevens 250, welke tevens maatwerk vervaardigden; 17 hunner maakten ook damesrokken en mantels.
Seizoenarbeid: Daar het kleermakersvak zoozeer aan seizoenen gebonden is, is het aantal dergenen, die in de industrie werkzaam zijn, ongelijk. In de maanden van Paschen tot Pinksteren, en September tot en met November is het overmatig druk, in de andere zijn vele kleermakers werkeloos.
Vrouwenarbeid: De lage loonen roepen vrouwenarbeid in het leven: het exploiteeren van goedkoope hulpkrachten en van huisgenooten.
Bij confectie in ± 70 en bij confectie en maatwerk in ± 85 gevallen kwam de arbeid der vrouw mede voor; bij sommigen enkele uren daags, bij anderen even lang als de man. Dat het huishouden hieronder lijdt en de sporen er van droeg, laat zich denken.
Kinderarbeid: Kinderarbeid kwam resp. slechts in 4 en 8 gevallen voor. De zware stoffen leenen zich niet voor bewerking door kinderen.
Loon: De loonen bij confectie varieerden tusschen f 6 en f 21 per week. Het gemiddelde loon is f ? (bruto).
Bij confectie én maatwerkers komen iets hoogere loonen voor, daar het maatwerk meer zorg vereischt. Hier varieerden ze van f 6 tot f 36 (bruto) en was het gemiddelde loon f 14. (Alle te verminderen met 10% onkosten.)
Het gemiddelde loon per uur en per persoon is in confectiewerk 8, bij confectie én maatwerk tezamen 10 cent.
Door de werklieden wordt het minst verdiend aan maatwerk, dat door de confectie magazijnen, bij niet slagen der koopers te maken wordt gegeven; want hier moet maatwerk geleverd tegen den prijs van confectiewerk.
Arbeidsduur: Met de lage loonen gaat steeds een overmatige arbeidsduur gepaard. De gemiddelde arbeidsduur is 14 uur per dag. Doch in het drukke seizoen zijn arbeidsdagen van 16, 17 uur niet zeldzaam, en wordt er ook wekelijks 1 of 2 heele of halve nachten gewerkt. Het gemiddelde aantal weekuren was 84, terwijl het bij een 30-tal tot 100 of meer klom; 118 was het hoogste aantal werkuren per week.
Eigenaardig is het feit, dat in de branche damesmantels de overmatige plotselinge drukte, gevolgd door werkschaarschte, nog langer is dan bij de heerenconfectie. Nog meer dan bij deze, zijn de dames geneigd haar bestellingen te doen binnen hetzelfde korte tijdbestek.
Nadeel voorde gezondheid: Door ±15 kleermakers in confectie en 17 in confectie én maatwerk werd nadeelige invloed op de gezondheid gemeld; meest ten gevolge van langen arbeidsduur.
Woningtoestand: Bij 35 arbeiders in confectie en 45 bij confectie én maatwerk trof men slechte woningtoestanden aan, meestal gebrek aan licht, lucht of ventilatie. Bij ± 90 in confectie en + 90 in confectie én maatwerk werd het werkvertrek tevens voor huiskamer, slaapkamer of keuken gebruikt. Wanneer men hierbij bedenkt, dat de bij het werk te gebruiken gloeiende houtskool nadeelige dampen oplevert, kan zulk een toestand niet gunstig geacht worden. Ongelooflijke vuilheid van werkplaatsen werd waargenomen, zelfs bij hen, die voor 1erangs magazijnen werkten. Dat hieraan ook met het oog op besmetting hygiënisch bezwaar aan verbonden is, behoeft geen betoog.
Verscheidene der thuiswerkers waren tuberculeus.
Confectie-kindergoed te Rotterdam.
Techniek: Voor de confectie door thuiswerker (sters) komen voornamelijk die kleeren in aanmerking, die zeer goedkoop verkocht kunnen worden, waarvan de techniek weinig moeilijkheden oplevert, en die weinig aan modeverandering onderhevig zijn. De andere worden meer of op ateliers óf in fabrieken vervaardigd.
Daar bovendien het werk niet zwaar is, als bij stoffen heeren-en dameskleeding, wordt de kinderconfectie voornamelijk door vrouwen verricht. De te Rotterdam gevonden thuiswerksters (kers) hielden zich in hoofdzaak bezig met het vervaardigen van kinderhemdjes, broekjes, schorten, jongensblouses, meisjesjurken, en matrozenpakjes.
Aantal: Het aantal, dat bezocht werd, bedroeg ± 20, waaronder 11 vrouwen.
Vrouwenarbeid: Deze werksters werkten gewoonlijk alleen of met goedkoope hulpkrachten, meest vrouwelijke en familieleden.
Kinderarbeid: Kinderarbeid kwam hierbij slechts in 1 geval voor.
Bijverdienste: Enkele van deze thuiswerksters beoefenden het vak slechts als bijverdienste bij te laag loon van den man; bij anderen was het de eenige bron van inkomsten. Van verscheidene dezer kan dan ook gezegd worden, dat zij gebrek leden.
Loon: De loonen bedroegen tusschen de f 2 en f 7 per week, benevens 6 van resp : f 7.50, f 10, f 13.50, f 14.50, f 15 en f 27, welke allen 1 of meer hulpkrachten in dienst hadden, zoodat het gemidd. uurloon per persoon 5 cents bedroeg.
De mannen over 't algemeen maakten een hooger loon dan de vrouwen.
Werktijd: Van hun zeer uiteenloopende werktijden was het gemidd. 10 uur per dag. Arbeidsdagen van 18 uur en nachtarbeid komen echter in 't drukke seizoen ook voor. In de maanden Juli, Augustus, December en Januari heerschten slapte of werkeloosheid.
Woningtoestanden: De woningtoestanden waren uitermate slecht te noemen. Slechts 6 hadden een afzonderlijk werkvertrek, 2 leefden in onbewoonbaar verklaarde woningen. Gebrek aan licht en lucht vond men bij 2. Overigens was vuilheid ook een kenmerk bij hen, die 1eklas kinderconfectie vervaardigden.
(Bij 1 dezer heerschte ook een lichte besmettelijke ziekte)
Confectie ondergoederen en damesblouses te Rotterdam.
Techniek: De confectie van katoenen kleederen en ondergoederen eischt minder zwaren arbeid, dan wollen bovenkleeding, en eigent zich daardoor bij uitstek voor vrouwenarbeid.
Zij geschiedt op ateliers en fabrieken, of door thuiswerksters (kers) in dienst van magazijnen.
Aantal: Te Rotterdam werden 42 zulker thuiswerkers bezocht, waarvan 34 vrouwen.
Vrouwen en kinderarbeid: Zij hadden slechts bij uitzondering gehuurde hulp in dienst, werkten óf alleen óf met behulp van eenig vrouwelijk familielid. Kinderarbeid kwam slechts in 2 gevallen voor.
Bijverdienste: Gewoonlijk werd deze arbeid verricht als bijverdienste bij te lage loonen van den man, of door ongehuwde vrouwen, weduwen, of personen met kleine gezinnen.
Loon: Deze arbeid draagt in zooverre de sporen van vrouwenarbeid, dat hij een zeer onvoldoend loon oplevert. Loonen van f 2 en f 3 per week komen hier veelvuldig voor.
De loonen wisselden tusschen f 2, f 4, f 6, f 7 en f 14 per week. (Alle te verminderen met 10% onkosten.) Het gemiddelde uurloon was 6 cents.
De arbeidstijd wisselde tusschen 5 en 18 uur. De gemiddelde was 12uur.
Woningtoestanden: De woningen vertoonden de sporen van groote armoede.In 35 van de 42 gevallen diende het werkvertrek tevens voor slaapkamer, huiskamer of keuken, waarvan 5 met onvoldoend daglicht of ventilatie.
De huisweverij te Tilburg.
Aantal: Te Tilburg werden vanwege de Enquête Commisie ± 350 wevers bezocht. Hiervan waren:
bijna 100 wevers van fries, 40 van katoen, ruim 40 van cheviot, 110 van laken, 25 van bukskin.
Vrouwelijke arbeidsters, die dit zware werk verrichten, zijn zeer talrijk.
Arbeidsduur: Voor de grootste helft der wevers bedraagt de dagelijksche arbeidstijd tusschen 10 en 13 uur. Doch niettegenstaande dezen langen arbeidsdag is het loon niet hoog.
Loon: Hoe laag het loon is, komt het scherpst uit, wanneer men de uurloonen nagaat, welke de wevers door elkaar genomen maken,
Een uurloon van hoogstens 4 cent verdienden 17 % van de wevers, 47% verdienden 6 cent per uur, 27% verdienden 8 cent en slechts 9% meer dan 8 cent per uur.
De toestand van de Tilburgsche huiswevers is dan ook zeer slecht. Voor een deel vindt dit zijn reden in de vele bijkomstige verrichtingen, die de wever te doen heeft vóór hij kan beginnen te weven; zoo moet hij den ketting drogen, den inslag nat maken enz. Bovendien is er zeer dikwijls niet voldoende werk van den ondernemer te verkrijgen.
Woningtoestanden: In bijna alle gevallen werd in het werkvertrek tevens gewoond en gekookt, en in vele gevallen ook gegeten.
Het borduren te Veldhoven en omstreken (N.B.)
Aantal: In de dorpen Veldhoven, Heeze en Stratum wonen ruim 30 vrouwen, die voor enkele werkgevers in Eindhoven en Woensel borduren.
Bijverdienste: Het borduren is bijna steeds een bijverdienste. De vrouw of dochter borduurt, terwijl de man op een fabriek werkt voor een loon van f 6 a f 8. Steeds beschikken deze gezinnen over een stukje land.
Loon: Gewoonlijk wordt 14 a 16 cent per bloem betaald. Het borduren van een muts kost 15 a 16 uur arbeid. Het loon dus is laag. Dat blijkt ook uit het weekloon, dat gewoonlijk van f 1.50 tot f 3 varieert. Daarbij hebben de werksters nog 20 a 30 cent onkosten per week voor het aanschaffen van garen.
Arbeidstijd: Voor dit lage loon werken de vrouwen den heelen dag, meestal 8 a 10 uur, sommige slechts 6, maar andere ook 13 uur per dag. Met het inleveren van het werk verliezen ze nog 1 a 2 uur per week.
Woning: De woning bestaat meestal uit 2, soms uit 3 vertrekken.
Het zakkenstoppen te Venlo.
Omvang: Voor den exporthandel op Duitschland in meel, erwten, boonen en lijnkoeken, zijn er gezinnen, die geregeld de gonjezakken stoppen voor de expeditie bestemd. De uitgifte geschiedt door een drietal firma's. Het is meer bijverdienste, speciaal vrouwenwerk.
Aard van het werk: De gonjezakken worden betaald per stuk of per 100. Soms zijn het weinig meer dan lompen, waarvoor echter geen extra betaling wordt gegeven. De zakken zijn allen reeds gebruikt. De smerigste zijn die voor lijnkoeken bestemd. Het stoptouw moeten de werksters bekostigen; slechts één werkgever levert het gratis. Daar het een zeer onzindelijk werk is, geschiedt het bij hooge uitzondering 's winters in huiskamer of keuken. Zomers wordt in de schuur of op het erf gewerkt.
Loon en arbeidsduur. Er is een groot verschil in de verdiensten. Per zak betaald bedraagt dit ? of 2 cent, per honderd berekend 60 en 75 cent. Daar het een zeer ongeregelde arbeid is, zijn de arbeidsduur en verdiensten moeilijk te bepalen. Van een werkster, die geregeld stopwerk had, bedroeg de arbeidstijd per week 70 uren en de verdienste f 5.50 a f 6. Doch dit is eene gunstige uitzondering. Anderen gaven als weekloon op f 1.00,f 2.00,f 2.50 tegen een uurloon van 5 cent. Kinderarbeid komt niet voor.
Een zestigtal Rapporten over Huisindustrie in Nederland 8.
Het maken van linnens te Venlo en Blerik.
Omvang: De confectiearbeid te Venlo bepaalt zich alleen tot het maken van linnens voor jassen. Het is zonder uitzondering vrouwenarbeid. In het geheel zijn er een 20 werksters, die allen werkzaam zijn voor één firma.
Omschrijving: De linnens onderscheidt men in 3 soorten en in 3 afmetingen. De prijs wordt bepaald door de afmeting. Men heeft hand en naaimachine werk. Het handwerk is hoofdzakelijk in Venlo, de machinale afwerking in Blerik te vinden. De berekening geschiedt per paar. Bij machinale bewerking is een speciale machine noodig, die voor geen ander doel kan gebruikt worden. Deze is bij de firma op afbetaling verkrijgbaar. De koopsom bedraagt f I35--
Loonen arbeidstijd: Daar de productie ongeregeld is, is de verdienste per week zeer verschillend. De prijzen voor handwerksters per paar bedragen 10, 12 ½en 20 ct, voor machinewerksters 2 ½ , 3 ½en 4 ct. Deze laatste hebben meer geregeld werk. Ook is hun arbeidstijd korter en het weekloon hooger. Dit is f 5,50 a f 6.00 tegen een gemiddeld uurloon van 12 ct. Het benoodigde garen wordt kosteloos verstrekt.
De handwerksters staan in veel ongunstiger conditie. Het benoodigde garen moeten zij zelf bekostigen. Is er eenigzins geregeld werk dan stijgt de arbeidstijd tot 40 en 50 uur per week, waarvoor soms tot 's avonds twaalf uur moet gewerkt worden om op tijd te leveren. Zelden is de verdienste hooger dan f 3,50 per week (soms f 4.00). Minstens 10% gaat hiervan af voor het garen. Van een paar linnens van 20 ct is de arbeidstijd 4 uur. Gemiddeld uurloon 5 a 6 ct.
Bijzonderheden: Arbeid van kinderen komt niet voor. De huiskamer is tevens werkplaats. Speciale seizoendrukte is niet in die mate te constateeren als in het aanverwante kleermakersbedrijf.
De cartonnage arbeid te Enschedé.
Omvang: Evenals het cartonnagewerk op de fabriek is deze huisarbeid in handen van vrouwen of meisjes.
Het aantal der werksters wisselt af met de minder of meerdere hoeveelheid werk. Het is wel gebeurd, dat zelfs in huisarbeid buiten Enschedé werd gewerkt o.a. in Borne. Nog slechts één firma geeft geregeld dit soort werk in huisarbeid uit. Onder de werksters zijn veel weduwen en enkele jonge meisjes, die vroeger op een fabriek haar routine in dezen arbeid hebben gekregen.
Techniek: De doosjes worden onderscheiden in ronde doosjes en schuifdoosjes. Het carton en omplakpapier krijgen de arbeidsters op maat gesneden mede; de omplakpapieren zijn gegomd. De cartonnen strookjes worden om ronde of vierkante houten blokjes in den vereischten vorm gebracht, de gegomde omplakpapieren op een natten doek bevochtigd en daarna om de doosjes gewerkt en aangewreven met een vouwbeen. Deze bewerking is omslachtiger en tijdroovender dan die der vouwdoozen.
Arbeidsduuren loon: Er heerscht in deze branche eenige arbeidsverdeeling. Men heeft speciale werksters voor de ronde en voor de schuifdoosjes. Er ontstaat daardoor geleidelijk eene zekere routine. Zelden wordt deze regelmaat onderbroken. Enkele werksters krijgen geregeld arbeid, de meesten echter zeer ongeregeld.
Het loon voor schuifdoozen is 25, 35 en 45 ct per 100. Het loonverschil ontstaat zoowel door de afmeting als door de meerdere bewerking, die vereischt wordt.
De hiergenoemde loonen zijn de meest voorkomende.
Bij geregelden arbeid der schuifdoozenwerksters van gemiddeld 60 uur per week, bedraagt het loon f 5.--; voor zeer ordinaire soorten is de arbeidstijd voor 100 doosjes 3 uur.
Bij geregelden arbeid van 65 a 70 uren per week behalen de ronde-doozenwerksters een verdienste van f 5 - a f 5.50. Moeilijk is het den arbeidsduur van 100 stuks op te geven, daar de ronde doozen van de meest verschillende prijzen en kwaliteiten zijn. Voor de minst betaalde doosjes bedraagt het per 100 2 uur.
Gezinshulp: Kinderarbeid werd niet aangetroffen. Wel wordt dikwijls, om tijdverlies te sparen, aan de schoolgaande kinderen opgedragen de afgewerkte doosjes naar de fabriek te brengen.
De papierindustrie te Rotterdam.
Omvang: De huisarbeid in de papierindustrie is te verdeelen in drie groepen n.l. zakkenplakken, bloemenmaken en cartonnage-werk. De talrijkste categorie vormen den zakkenplakkers(sters), daarna de bloemenmakers(sters) en de cartonnagewerkers. Het gezamelijk aantal bezochte arbeiders bedraagt ongeveer veertig gezinnen.
Omschrijving. Het zakkenplakken geschiedt vóór grossiers, winkeliers en drukkerijen in alle voorkomende soorten. Onder het bloemenmaken is ook te rangschikken het maken van lampenranden en kappen, papierballen, molentjes en andere artikelen. De cartonnagewerkers leggen zich voornamelijk toe op de vervaardiging van hoedendoozen.
Loon en arbeidsduur: Zakkenplakkers. De arbeidstijd van dezen begint 'smorgens 7 a 8 uur en eindigt 's avonds 9 a 10, soms 11 uur. In gevallen, waarin het bijverdienste geldt, is de arbeidstijd korter n.l. 4 tot 5 uur daags. De verdiensten zijn zeer verschillend en loopen sterk uiteen. Meer dan f 7 a f 8 per week is zeldzaam, loonen van f 3.50 en f 4.50 komen vaak voor.
Als bijverdienste is het loon per week f 0,80 tot f 2,00.
Bloemenmaken encartonnagewerk.
De werktijden in deze catagorieën zijn zeer ongeregeld en moeielijk te bepalen. Het werken voor afnemers en gros is onvoldoende voor onderhoud van het gezin; de aanvulling geschiedt dus door detailverkoop der zelf vervaardigde artikelen. Toch is hun arbeidstijd niet korter dan die der zakkenplakkers. Laat avondwerk en gedeeltelijk nachtwerk is niet buitengesloten. Bij den cartonnagearbeid doet zich hetzelfde verschijnsel voor; slechts volgens eene opgave was de arbeid geregeld 60 uur per week met eene verdienste van f 10.- netto.
Gezinshulp: In alle categorieën was gezinshulp noodzakelijk. Vreemde hulp kan niet bekostigd worden, zoodat de arbeid van vrouwen en vooral van kinderen als hulp genomen wordt.
De kinderen van 8, 10 en 12 jaar moeten tusschen en na schooltijd medehelpen. Voornamelijk is dit te constateeren bij het zakkenplakken. De arbeid wordt verricht in huiskamer of kelder.
Cartonnage-arbeid te Weert.
Omvang: Deze huisarbeid is zeer beperkt, daar de uitgifte door een enkele firma geschiedt en alleen de typografen, op bedoelde inrichting werkzaam, daarvoor in aanmerking komen. Bij groote bestellingen, die in korten tijd geleverd moeten worden, breidt het aantal huisarbeiders zich uit. Want ofschoon niet verplichtend, werkt de lage loonstandaard deze huisindustrie in, de hand.
Techniek: De huisindustrie is zeer licht en vereischt geen speciale vakkennis. De gestansde cartons vouwdoozen voor boterverpakking worden aan één zijde beplakt, nadat uit de sluitopeningen de uitgestansde reepjes carton verwijderd zijn. Deze laatste bezigheid, die aan het plakken voorafgaat, geschiedt veelal door de kinderen, ook wel overdag na de huishoudelijke bezigheden door de vrouw. Deze geplakte cartons worden door den man naar de fabriek medegenomen en zijn dan gereed voor aflevering. De hoeveelheid cartons, welke medegegeven wordt, wisselt af van 500 tot 1000 stuks.
Loon en arbeidsduur: Het loon voor 1000 cartons op deze wijze behandeld is gesteld op 85 ct., ongeacht kwaliteit of formaat. Plakmateriaal wordt kosteloos door de fabriek verstrekt. Daar de productie ongeregeld is en geheel afhankelijk van eventueele bestellingen, zijn de inkomsten zeer wisselvallig. In voorraad kan niet worden gewerkt. Het maximumloon is niet hooger te stellen dan f 3.50 wekelijks. Bij verreweg de meesten varieert het tusschen f 1.25 en f 2.50.
Zonder uitzondering is het cartonneeren avondwerk. Nemen de arbeiders eene hoeveelheid na hun tien-urige dagtaak mede, en is er speling in den leveringstijd, dan kunnen overdag vrouw en kinderen daaraan arbeiden. Daar dit niet altijd mogelijk is, wordt er dikwijls 's avonds tot elf en twaalf uur door volwassenen aan gewerkt. Zonder hulp van kinderen is gemiddeld voor 2 personen een arbeidstijd van 5 uur benoodigd voor de 1000 cartons. Het gezamenlijk uurloon is gemiddeld 7 ½cent.
Gezinshulp: Bij groote gezinnen komt hulp der schoolgaande kinderen voor. Daar zij voorbereidende werkzaamheden verrichten, geschiedt hun hulp na schooltijd tot zoo noodig 's avonds acht of negen uur. Waar alleen de vrouw medewerkt, is haar arbeidstijd des avonds gelijk aan dien van den man.
De huisindustrie in de diamantnijverheid te Amsterdam.
Omvang: Het snijden van brillanten en roosjes, alsmede het klooven, werd van oudsher, voor een groot deel door vrouwen en meisjes, als huisarbeid uitgeoefend. De arbeid geschiedde dan meestal in het woonvertrek, zelden in een speciaal daarvoor bestemd kamertje of gedeelte van den zolder. Het slijpen van brillant en roosjes geschiedde vroeger ook wel op den zolder der woning van den werkman, doch sinds jaren kwam dit niet dan hoogst sporadisch meer voor.
Er is in de laatste jaren echter verandering in dien toestand gekomen. Het snijden en klooven wordt thans veel minder dan vroeger als huisarbeid beoefend, daar de werkgevers hoe langer hoe meer de betrokken werklieden op eigen werkplaatsen vereenigen, voornamelijk om het toezicht op de bewerking te vergemakkelijken. Deze werkplaatsen zijn meestal goed ingericht, zoodat aanmerkelijke vooruitgang op hygiënisch gebied te constateeren valt.
Er is echter, wat het slijpen en het daarmede samenhangende verstellen betreft, verandering van anderen aard ingetreden. De toepassing van den electromotor, die weinig kost, weinig plaatsruimte inneemt, weinig moeite veroorzaakt, weinig deskundige behandeling behoeft enz., heeft vele kleine werkgevers en tusschenpersonen er toe gebracht, kleine thuis fabriekjes op te richten. Deze zijn dan gevestigd in een of meer kamers van een gewoon woonhuis, in kleine gebouwtjes aan het woonhuis anney, op zolders enz. Zij zullen vermoedelijk wel voldoen aan de minimum eischen der Veiligheidswet en bijbehoorende Koninklijke besluiten, doch staan niettemin in alle opzichten achter bij de groote, moderne slijperijen, die in de laatste jaren in Amsterdam verrezen zijn, en trouwens grootendeels ook bij de oudere fabrieken. Het aantal dier kleine werkplaatsen is echter niet groot en dus het aantal werklieden, dat onder slechtere hygiënische voorwaarden is komen te werken, naar verhouding gering.
Toestand: Wat den industrieelen toestand der thuiswerker(sters) betreft, kan worden geconstateerd, dat deze in doorsnede niet slechter is, dan die van degenen, die hunnen arbeid in groote inrichtingen verrichten. Zij zijn namelijk zoo goed als allen georganiseerd in den Algemeenen Nederlandschen Diamant bewerkersbond of in de kleine confessioneele vakvereenigingen en arbeiden onder precies dezelfde voorwaarden en tegen precies dezelfde loonen als de fabriekswerkers.
Misbruiken of ontduikingen komen hoogst zelden voor, daar eensdeels de meeste werkgevers zich daaraan niet zouden schuldig maken, en anderzijds de discipline der georganiseerde werklieden voorbeeldig en de controle van den kant der vakvereeniging zeer scherp is.
De nadeelen, in de diamantnijverheid aan de huisindustrie verbonden, zijn dan ook zoo goed als geheel van hygiënischen aard hetgeen echter voldoende is, om de betrokken vakvereenigingen reeds sinds jaren te doen werken in de richting van de geheele afschaffing der huisindustrie, voor een deel niet zonder succes.
Het maken van passementwerk te Breda.
Aantal: Ongeveer 15 personen (meestal vrouwen), die zich met dit werk bezighouden, werden bezocht.
Meestal is dit thuiswerk een bijverdienste, een aanvulling van het inkomen van den man. In enkele gevallen is de man passementwerker op een fabriek en helpt dan des avonds de vrouw gedurende eenige uren. In sommige gevallen echter is het passementwerk het hoofdbedrijf. Slechts een paar van deze gezinnen beschikken over een stukje land.
Arbeidstijd: De werktijden dezer personen verschillen onderling zeer. Sommigen werken 5 of 6 uur per dag, maar anderen, vooral zij, voor wie het passementwerk het hoofdbedrijf is, 11 uur, enkelen zelfs 15 uur per dag.
Loon: Voor het maken van een kroon met anker wordt 9 a 11 cent betaald, voor een ster 22 cent, voor een dubbel anker 11 cent, per letter en per nummer 2 cent (met zijde 4 cent). Wat het goudborduursel betreft, wordt voor een officierspet 50 ct of f 1 betaald, voor een stel gouden helmen 40 cent, voor een stel hoorntjes 60 cent, voor een stel goudcijfers 40 cent, voor een kleins officierster 5 cent.
Het uurloon varieert meestal tusschen 10 en 14 cent; soms echter is het slechts 5 a 8 cent.
Het weekloon bedraagt in de meeste gevallen f 4 a f 7 maar in enkele gevallen, bij langen werktijd, f 9 a f 10.
Woning: De woning bevat soms 2 en soms 3 kamers. Een afzonderlijk werkvertrek komt nooit voor.
Het drummen te Weert.
Omvang: Door nog enkele vrouwen in Weert wordt voor een fabrikant in rookpijpjes bovengenoemde werkzaamheid in huisarbeid verricht.
Techniek: Onder drummen wordt verstaan het bewerken der aarden pijpjes, nadat deze gemodelleerd zijn en vóór zij gedroogd worden om het ovenproces te ondergaan. De arbeidsters krijgen de weeke gemodelleerde pijpjes op een plank thuis, moeten de overtollige pijpaarde van den kop afsnijden, daarna met een passenden houten stop opnieuw de kop modelleeren en een ijzerdraadje door de steel steken. Hiermede is de bewerking afgeloopen en worden de pijpen weder op een plank aan de fabriek voor droging afgeleverd.
Loon en arbeidsduur.
Het drummen geschiedt per gros, doch onder dit voorbehoud, dat ieder gros 180 stuks telt. Deze getalverhooging geschiedt, omdat de pijpjes zeer spoedig uit het model gaan en vormloos worden; de arbeid moet daarom voorzichtig en met veel zorg verricht worden. Per gros wordt 7 a 9 cent betaald, waarvoor ruim 1 uur arbeid noodig is. De productie is ongeregeld, bij vlotten gang van zaken wordt er niet langer dan 30 of 40 uur per week gewerkt. De gemiddelde verdienste bedraagt f 2.10 tot f 2.50 per week. De arbeid geschiedt in de huiskamer. Het is uitsluitend vrouwenwerk, kinderarbeid of hulp van mannen komt niet voor.
Het erwtenlezen te Harlingen.
Aantal: Te Hariingen werden ongeveer 160 gezinnen gevonden, die zich met erwtenlezen bezig houden.
Bijbedrijf: Het erwtenlezen is meestal een bijverdienste; toch waren er nog 14 gevallen, waarin het de eenige bron van inkomsten was voor oude menschen of weduwen, die ook eenige ondersteuning van armbestuur of diaconie genieten.
Dikwijls geschiedt het erwtenlezen door de gezinnen van losse arbeiders, sjouwerlieden enz., die onvaste inkomens hebben en des winters vaak werkeloos zijn; overigens vindt men de meest verschillende beroepen, bouwvakarbeiders, landarbeiders, enz. Het erwtenlezen is een seizoenarbeid, hoofdzakelijk tusschen September en April. De werkgevers zijn een paar graanhandelaars.
Kinderarbeid: Van 95 kinderen beneden 14 jaar werd opgegeven, dat ze meewerken; waarschijnlijk is dit aantal echter te laag. Hiervan waren 30 kinderen jonger dan 10 jaar.
Als de man werkeloos is, zoekt hij ook mee;anders lezen vaak alleen de vrouw en de kinderenerwten.
Arbeidsduur: Hierover zijn weinig preciese gegevens ingekomen. Meestal werd opgegeven, dat den heelen dag gewerkt wordt, vaak zonder schafttijd; ook dikwijls geschiedt het erwtenlezen voornamelijk 's avonds na afloop der andere werkzaamheden. Soms wordt nog heel laat gewerkt om den volgenden morgen weer wat geld in handen te krijgen. Soms wordt 's morgens om 3 of 4 uur al begonnen.
De kinderen helpen des avonds, maar werken ook wel tusschen de schooltijd in. Het komt ook wel voor, dat de kinderen reeds vóór schooltijd moeten werken.
Loon: Voor het uitzoeken van een H.L. erwten wordt 70 cent betaald. Hoeveel het uurloon bedraagt, is moeilijk te zeggen, daar de opgaven van den tijd, noodig om een H.L. erwten te lezen, onderling zeer verschillen. Bovendien hangt het ook veel af van den toestand der erwten; als er veel vuil tusschen zit duurt het langer. Vaak wordt opgegeven dat 2 personen 10 a 14 uur werk hebben om 1 H. L. uit te zoeken, dat is dus een uurloon van 2 a 3 cent. Dikwijls wordt echter veel meer tijd per H.L. opgegeven.
De hoeveelheid, die per week verwerkt wordt door een gezin, wisselt van 1 tot 7 H.L.
Woning: De woningtoestanden zijn zeer slecht. Er werden 141 éénkamerwoningen aangetroffen, waarvan 23 ook nog een keukentje af bergplaats bevatten, ïn zoo'n kleine, lage kamer huist dan soms een familie van 8 a ? personen. Het erwtenlezen verspreidt veel stof.
Nadeel voor de gezondheid: Algemeen werd geklaagd over het nadeel voor de oogen, vooral door het avondwerk bij slecht licht.
De Schoenindustrie te Oisterwijk N.B.
Techniek: De arbeid, welke thuis verricht wordt, bestaat in het bevestigen van het gesneden leer op de zool en het oppoetsen van de schoenen. De thuiswerkers verrichten hun arbeid uitsluitend thuis en werken niet in de fabriek. Het is handwerk; slechts enkelen, die grovere schoenen maken, gebruikten een eenvoudige machine.
De werktuigen bij den arbeid gebezigd worden door de arbeiders zelf betaald, meestal is dit een niet zeer kostbare installatie, die weinig vernieuwd wordt. Daarbij komt echter per paar schoenen, dat geleverd wordt, een uitgave, ten laste van den arbeider, van 6 centen aan z g. onraad: draad, spijkertjes enz.
De arbeiders moeten het gesneden leer van de fabriek gaan halen en de afgewerkte schoen terugbrengen. De meeste fabrieken geven weinig werk tegelijk mee, zoodat met heen en weer loopen wekelijks ongeveer 3 uur verloren gaat.
Afgekeurde schoenen worden niet betaald. Dit komt echter zeer zelden voor.
Werktijd: De werktijd regelen de arbeiders zelf. Om echter een eenigzins dragelijk weekloon te verdienen werken de meesten van 10 a 14 uur. Slechts enkelen, meest gehuwden, werken 8 a 9 uur per dag.
Zondagsarbeid komt niet voor.
Kinderarbeid komt zeer weinig voor. Slechts enkele schoenmakers leiden hun zoon voor het vak op.
Loon: Het loon bedraagt in den regel f 8 a f 10 per week, waarvan de kosten voor onraad afgaan. Slechts enkele ouden en zwakken verdienen f 5 of minder. In een enkel geval was het schoenmakersbedrijf geheel bijzaak en bracht ongeveer f 4.- op. Bijverdienste van eenige beteekenis, behalve wat in sommige gezinnen door volwassen kinderen wordt ingebracht, komt niet voor. De meesten drijven nog een soort handel in kanarievogels. Veel meer dan f 25. per jaar brengt dit echter niet op.
Gedwongen winkelnering: Bij de meesten bestaat, ofschoon veelal niet uitdrukkelijk bedongen, gedwongen winkelnering; in het algemeen is de meening der arbeiders, dat zij elders goedkooper kunnen koopen.
De woningen zijn niet slecht. De meesten bestaan uit 3 a 4 kamers, de huishuur wisselt tusschen f 0.75 en f 1.25. De meesten hebben een afzonderlijk werkvertrek, waar de schoenwerker alleen zit. Slechts zelden komt het voor, dat meerderen zich combineeren en te zamen een werklocaal hebben. De meeste werkvertrekken hebben een oppervlakte van ± 9 a 10 vierk. meter. Dit is echter zeer varieerend.
Klachten over den slechten invloed van het werk op de gezondheid kwamen niet voor. Echter zit de schoenmaker steeds in een ineengedrongen houding, in een klein vertrek, waar een zeer sterke leerlucht hangt, zoodat het werk vermoedelijk op de gezondheid eerder een slechten invloed zal hebben.
In het algemeen kan gezegd worden, dat de toestanden in de schoenindustrie in Oisterwijk slecht zijn. Er wordt voor laag loon lang en hard gewerkt. Slechts enkele ongehuwden vinden er een behoorlijk bestaan in: waar een gezin te onderhouden is zijn de inkomsten onvoldoende.