De Kleedingindustrie (Engros-confectie) te Groningen.
Aard van hetbedrijf: In de stad Groningen wordt bijna uitsluitend zoogenaamde engros-confectie vervaardigd.
Hieronder verstaat men heeren-, dames- en kinderkleeding, die door tusschenkomst van grossiers, die tevens de werkgevers zijn, aan winkeliers wordt geleverd.
Hier wordt voornamelijk heerenkleeding vervaardigd, echter ook een weinig dames- en kinderconfectie. Het werk wordt uitsluitend door mannen, soms met behulp van eigen vrouw of zonen en dochters, of ook met behulp van vreemde werkkrachten, in huisindustrie vervaardigd.
Zij ontvangen het goed geknipt en moeten garen, zijde, houtskool enz. alsook naaimachines zelf betalen; terwijl het werk gehaald en gebracht moet worden.
Aantal: Ondervraagd zijn van de wellicht 200 thuiswerkende confectiewerkers ± 170 personen, waaronder ruim 140, die heerenkleeding, 5 die damesconfectie ( mantels ) en ± 20, die jongens-confectie maakten. Onder de 140, welke heerenwerk maakten komen echter nog 5 kleermakers voor, die z. g. werkmanskleeding, als blauwe kielen, slagersjassen of drillen werkbroeken vervaardigen.
Er waren 120 kleermakers gehuwd en bijna 60 ongehuwd of weduwnaars.
Kinderarbeid: Deze komt weinig meer voor; slechts 20 jongens en meisjes beneden 16 jaar werden aangetroffen
Arbeidsduur: Hoewel in de engros-confectie niet groote stille seizoenen worden aangetroffen, is het toch den eene tijd van het jaar stiller dan den anderen. Dit komt wel hoofdzakelijk door het overgaan van het zomer- in het winterwerk en omgekeerd. De arbeidstijd is daarom veel geregelder dan in de maatbranche. Als arbeidstijden per dag werden opgegeven; van ± 56 kleermakers gemiddeld 12 a 13 uur per dag, van ruim 40 tusschen 10 en 12 uur; van ruim 35 langer dan 14 uur, terwijl slechts ongeveer 20 een arbeidsdag korter dan 10 uur opgaven. In 27 gevallen werd Zondagsarbeid opgegeven, terwijl nachtwerk ook nu en dan voorkwam. Tegen het afleveren wordt zeer dikwijls 16 uur op een dag gewerkt. De vrouwen werkten bijna allen ± 2 a 3 uur per dag, zeer enkelen even lang als de man.
Loonen: De gemiddelde uurloonen waren bij 50 werklieden tusschen 10 en 14 cent. ± 40 haalden een uurloon tusschen 14 en 16 cent, ruim 20 een uurloon tusschen 16 en 21 cent; terwijl ± 40 niet meer haalden dan 8 of 10 cent. Een heel enkele kwam voor, die meer dan 22 cent verdiende, maar ook kwamen er voor, die 5 of 6 cent verdienden, één zelfs van 3 cent.
Werkplaatsen en woning: In 27 gevallen kwam het voor, dat het werkvertrek tevens huis, eet, én slaapkamer was.
De heerenkleedingindustrie (maatwerk) te Groningen.
Aantal: Naast de engros-confectiewerkers vindt men in Groningen ook nog een 100-tal maatwerkers, waarvan naar schatting ± 60 thuiswerkers zijn; de overigen werken op ateliers. Er werden ± 50 thuiswerkers ondervraagd, waarvan er ruim ? gehuwd waren. Met behulp van eigen vrouw werkten 14 en 4 arbeidden met zoons of dochters, terwijl 14 met vreemde krachten werkten. Onder 16 jaar kwamen voor 7 personen.
Arbeidsduur: Het maatwerk is een seizoenvak; vandaar dan ook, dat er tusschen Paschen en Pinksteren, alsook in het najaar, dikwijls lange werkdagen gemaakt moeten worden. Van 12 werden opgaven verkregen, dat zij meer dan 14 uur per dag werkten in drukken tijd, enkelen arbeidden dikwijls Zondags en ook wel een enkel maal een nacht; 26 werkten ± 13 uur per dag, 3 minder dan 10 uur.
Loonen: De stukloonen in het maatwerk varieeren van f 4 tot f 6 voor colbert, van f 4 tot f 7 voor jacquet, voor gekleede jassen tot f 10, voor demi's en winterjasssn van f 4 tot f 8, voor broeken van f 1 tot f 2.50, voor vasten van f 1 tot f 2.25.
Beste confectie wordt betaald met f 1 a f 2 minder per stuk, terwijl broeken en vesten voorkomen voor f 0.60 en f 1.50. Als uurloon hadden 24 meer dan 15 cent, 9 meer dan 20 cent, 10 minder dan 13 cent per uur.
Woning en werkplaats: In 37 gevallen werd gewerkt in een afzonderlijk vertrek, meestal zolder; enkelen arbeidden in de huiskamer.
De heerenkleedingindustrie (maatwerk) te Haarlem.
Aantal: Er werken ongeveer 135 kleermakers in het maatwerk te Haarlem, die in huisarbeid werken. Hiervan werden een 50-tal ondervraagd, terwijl de enquête nog loopende is. Deze waren bijna allen heerenkleermakers. Slechts een paar maakten ook damesrokken. Van deze 50 werkten 20 met behulp van de vrouw en 10 met vreemde krachten.
Loon: De stukloonen zijn als volgt: Een colbert f 6, soms f 7, jacquet f 7 a f 8, gekleede jas f 8 a f 10, soms hooger; demi's f 7 a f 8, ook wel lager; winterjassen f 8 a f 8.50 ; vesten en broeken f 1.50 a f 2.25, een enkele maal f 2.50.
Voor damesrokken wordt f 5 a f 5.50 betaald.
Ook wordt in Haarlem het uniformwerk gemaakt voor de Staatsspoorwegen, dat door een patroon aldaar bij aanbesteding is aangenomen. Een conducteursjas wordt betaald met f 2.25 tot f 2.50, pantalon f 0.60, jassen voor remmers f 0.90 enz.
Door een enkelen kleermaker wordt in den slappen tijd wat confectie gemaakt, die niet hoog betaald wordt. Hoewel de loonen per stuk niet lager zijn dan in andere plaatsen, zelfs betrekkelijk gunstig genoemd kunnen worden, zijn de verdiensten niet hoog. Er worden betrekkelijk hooge eischen aan het werk gesteld, die natuurlijk tijd vorderen. Zelden wordt dan ook een uurloon van f 0.20 bereikt, ja het is veelal niet hooger dan 15 cent.
Arbeidstijd: Natuurlijk is ook te Haarlem het kleermaken een seizoenvak en wel in sterke mate. In het voor- en najaar wordt dikwijls 100 en meer uren gewerkt, terwijl er in de stille seizoens soms in het geheel geen werk is. Zij, die voor de Staatsspoorwegen werken, hebben bijna, altijd werk.
Woning en werkplaatsen: De woningtoestanden zijn niet slecht te noemen: als werkplaats heeft de kleermaker meestal een zolder. In den winter wordt echter dikwijls, om vuur en licht uit te sparen, in de huiskamer gewerkt. De weekhuur loopt van f 2.85 tot f 3.25.
Vakvereeniging en ziekteuitkeeringen: Zeer weinig kleermakers zijn georganiseerd. Ziekte-uitkeeringen geschieden meestal door ziekenfondsen, een enkele maal door de vakvereeniging.
Het breien van aalfuiken te Den lip.
Door de landbouwende en visschende bevolking van het dorpje Den lip in Waterland worden in den winter vele aalfuiken gebreid. Dit wordt uitsluitend in huisindustrie gedaan door bijna de geheele mannelijke bevolking van het dorp; des winters is ook een enkele vrouw aan het breien. Dit wordt gedaan voor winkeliers te Amsterdam en voor de visschers zelve.
Aantal: Naar schatting zullen hier ongeveer 200 personen breien. Het werk wordt per kilo betaald, soms echter ook per 1000 mazen. Wanneer per kilo wordt gebreid, is het materiaal zijde, per 1000 mazen is het katoen. Een kilo wordt betaald met f 12 tot f 13 loon; 1000 mazen geven 5 cent.
Het uurloon blijft voor alle soorten echter gelijk en bedraagt gemiddeld 5 cent per uur. Een zeer vlugge breier kan 1500 mazen per uur doen, er zijn er echter ook, die nog geen 1000 halen. Slechts zeer enkelen zijn er, welke ongeveer het geheele jaar door werk hebben. Wanneer het een enkel maal druk is, wordt er dikwijls gewerkt van 's morgens 6 tot 's avonds ?, bijna zonder schaft.
Kinderen van 9 jaar en ouder helpen heel dikwijls mee.
Hetzelfde werk wordt in het aangrenzende Landsmeer als werkverschaffing gegeven.
De schoenenindustrie in de Langstraat.
Karakter: De vervaardiging van schoenen in huisindustrie wordt in alle dorpen van de Langstraat aangetroffen. De meeste arbeiders en ondernemers vindt men evenwel in het centrum van de Langstraat, dat gevormd wordt door de drie aan één gebouwde dorpen, Waalwijk, Baardwijk en Besoijen.
Hier moeten de schoenmakershuisgezinnen geheel leven van wat zij als huis-industriëelen verdienen, evenals in het zuidelijker gelegen Kaatsheuvel. In een drietal dorpen, meer naar den kant van Den Bosch gelegen, Drunen, Elshout, Nieuwkuijk, hebben zeer velen een lapje grond, waarvan zij de opbrengst ten deele zelf gebruiken, ten deele verkoopen.
Somtijds wordt het daardoor zelfs moeilijk uit te maken of ze hun hoofdbestaan vinden in het boerenbedrijf dan wel in het maken van schoenen. Het aantal uren per dag, dat hier aan de schoenmakerij besteed kan worden, is juist door dat boerenwerk gemiddeld lager dan in de overige Langstraat. Teekenend is, dat juist hier overwegend manswerkers (heeren-schoenmakers), in Waalwijk en omgeving bijna uitsluitend vrouwenwerkers (dames-schoenmakers) wonen.
Verreweg de groote meerderheid der arbeiders krijgt van hun werkgever het materiaal en de leesten mee naar huis en werken dus in loondienst. Enkelen evenwel krijgen van hun vaste opkoopers de opdracht een zeker aantal van een bepaald soort schoenen te maken. Zij moeten dan zelf in het bezit zijn van leesten en alle grondstoffen (leer, voering, knoopen, haken enz.) koopen. Zij verkoopen de geheel afgewerkte schoenen dan aan hun opkooper.
Techniek: Het produktieproces valt in tweeën. Het stikken en het bodemwerk.
Het stikken is vrouwenarbeid en geschiedt voornamelijk door jonge meisjes bij de patroons aan huis. Dit valt dus grootendeels buiten de huisindustrie. Een enkele maal treft men een meisje aan, dat den geheelen dag voor haar patroons thuis mag werken. Zij kan dan van 5 tot 7 gulden per week verdienen.
Het grovere stikwerk wordt nog al eens door getrouwde vrouwen verricht om op die wijze de doorgaans lage verdiensten van haar man aan te vullen. Naast haar huiswerk blijft daar gewoonlijk weinig tijd voor over; bovendien schijnen vele patroons er niet zeer op gesteld te zijn en geven ze alleen werk mee, als de meisjes bij hem ,,op den winkel" het niet afkunnen.
Het bodem werk: Dit geschiedt door de eigenlijke schoenmakers. Eerst wordt op de leest de binnenzool losjes vastgenaaid, dan wordt de schacht over de leest gehaald en met spijkers zeer nauwkeurig strak gespannen (opgepind). Aan binnenzool en schacht wordt met pikdraad een strook leer (de rand) vastgenaaid en aan de rand de bovenzooi. Dit laatste geschiedt met zeer fijne steken. Eerst daarna wordt uit losse stukjes leer de hak gezet. Ten slotte worden zool en hak geheel glad en zwart gemaakt (schrooien en polijsten).
Naast deze ouderwetsche produktiewijze is sinds het opkomen der fabrieken een nieuwe vorm van huisindustrie ontstaan, n.l. het opzwikken. Aangezien de leest hierbij op een ijzeren blok wordt vastgezet heet dit soort arbeiders blokwerkers. Hierbij wordt niets genaaid. In plaats van de rand komt hier een tusschenzool, die met enkele spijkers wordt vastgeslagen. Op die tusschenzool worden vijf of zes spijkers zonder koppen geslagen, voldoende uitstekend, dat de bovenzoo! er op kan worden vastgehamerd. Ten slotte wordt in de zool een diepe groef gesneden, waarna de schoenen naar de fabriek gebracht worden om machinaal te worden doorgenaaid. Het zetten van de hak en het verder afwerken geschiedt of op de fabriek of wordt weer in huisindustrie verricht.
Aantal werkplaatsen en arbeiders: Het aantal arbeiders overtreft verre dat der werkplaatsen. Dit vindt zijn oorzaak hierin, dat de zoons, zoolang zij ongetrouwd zijn, bij hun ouders blijven inwonen.
Globaal berekend vindt men o.a. :
Plaats
|
thuiswerkers
|
werkplaatsen
|
Waalwijk
|
250
|
180
|
Besoijen
|
90
|
70
|
Baardwijk
|
110
|
75
|
Drunen
|
215
|
135
|
Elshout
|
40
|
30
|
Nieuwkuyk
|
40
|
30
|
Hetzelfde verschijnsel doet zich ook te Kaatsheuvel en Sprang voor.
Loonen: Het loon wordt per jaar berekend en elke week betaald. Voor Waalwijk, Besoijen, Baardwijk is een weekloon van f 9. een hooge uitzondering. De meesten verdienen van f 6. tot f 8.00. In Kaatsheuvel is zelfs f 8.50 al uitzondering en is het gewone weekloon van f 5.50 tot f 7.50. In de drie dorpen, waar veelvuldig de arbeiders ook iets aan het boerenbedrijf doen, wordt gewoonlijk niet meer verdiend dan f 4.50 tot f 7. In Elshout en Nieuwkuijk samen is er zelfs maar één arbeider, die gemiddeld meer dan f 7. verdient.
Arbeidsduur: Deze is doorgaans zéér laag. Zaterdags wordt gewoonlijk wat korter gearbeid omdat dan de loonbetaling plaats heeft. De meesten werken 's Maandags ook nog niet zoo lang als de andere dagen, waar tegenover evenwel staat, dat Vrijdags dikwijls tot 12 uur, soms nog een stuk van den nacht wordt gewerkt om een ook maar eenigszins voldoend weekloon te halen.
Door elkaar genomen werken slechts weinigen minder dan 11?, uur per dag, zeer velen 12, 13 en 14 uur. Een arbeidstijd van 15 uur behoort niet tot de uitzonderingen in Waalwijk, Besoijen, Baardwijk en Kaatsheuvel, zelfs komt bij huisvaders van groote gezinnen een werktijd van 16 en 17 uur per dag een enkele maal voor.
Kinderarbeid: Deze komt om zoo te zeggen niet meer voor. Vroeger hadden de schoenmakers veelvuldig een jongen van zijn twaalfde jaar af bij zich om het vak te leeren. Sinds de fabriekmatige vervaardiging van schoeisel het handwerk evenwel concurrentie aandoet, is dit grootendeels opgehouden. Er zit niet veel toekomst meer in het vak.
Woningen: Eénkamerwoningen komen te Waalwijk niet voor voor gezinnen. De meeste huizen bestaan uit 1 kamer, een werkwinkel en een berghok. Veelvuldig zijn ook de woningen met 2 kamers. De huurprijs bedraagt veelal van f 1. tot f 1.50 per week. In de andere dorpen is de weekhuur nog iets lager.
Winkelnering: Tegenwoordig zeggen de patroons-winkelhouders niet meer rechtstreeks tegen de arbeiders, dat zij moeten koopen in hun winkel. De arbeiders weten evenwel maar al te goed, dat als zij niet, zoogenaamd vrijwillig, hun winkelwaren bij hun patroon koopen, zij óf slechter werk mee naar huis krijgen (en dus minder verdienen) of wel gedaan krijgen. Verdwenen is deze misstand nog bij lange na niet, ook de invoering der wet op het arbeidscontract heeft er geen einde aan gemaakt. De kwaliteit van de door de patroon; geleverde waren is doorgaans goed, de prijzen evenwel voor brood 10% van andere waren 15 tot 20% hooger dan in een vrijen winkel. In het algemeen kan gezegd worden, dat de winkelnering aan het afnemen is. Ook vele patroons ageeren er tegen.
|